2581507 NL 1509 MONTAGEHANDLEIDING Stoomluchtbevochtiger Condair RS Humidification and Evaporative Cooling
Hartelijk dank dat u voor Condair hebt gekozen Installatiedatum (DD-MM-JJJJ): Inbedrijfstellingsdatum (DD-MM-JJJJ): Opstellingslocatie: Model: Serienummer: Fabrikant Condair AG Talstrasse 35-37, CH-8808 Pfäffikon Tel. +41 55 416 61 11, Fax +41 55 416 62 62 info@condair.com, www.condair.com Eigendomsrechten Dit document en de daarin opgenomen informatie zijn eigendom van Condair AG.
Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 1.1 Voorwoord 5 1.2 Instructies voor deze montagehandleiding 5 2 Voor uw veiligheid 7 3 Productoverzicht 9 3.1 3.1.1 9 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 Modeloverzicht Stand-aloneapparaten klein formaat ("S"), RS 5...10 en middelgroot ("M"), RS 16...40 Stand-aloneapparaten groot formaat ("L"), RS 50...80 Dubbele apparaten (2x "M"), RS 40...80 Linkup-systemen (3x "M"), RS 100...120 Linkup-systemen (4x "M"), RS 140...160 9 10 11 12 13 3.
5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 Waterinstallatie Overzicht waterinstallatie Instructies voor de waterinstallatie Controle van de waterinstallatie 50 50 51 52 5.6 5.6.1 5.6.2 53 53 5.6.3 5.6.4 5.6.
1 Inleiding 1.1 Voorwoord Hartelijk dank dat u voor de stoomluchtbevochtiger Condair RS hebt gekozen. De stoomluchtbevochtiger Condair RS is volgens de laatste stand van de techniek en conform erkende veiligheidstechnische voorschriften geconstrueerd. Desondanks kunnen bij ondeskundig gebruik van de stoomluchtbevochtiger Condair RS gevaren voor de gebruiker en/of derden ontstaan en/of kan er materiële schade ontstaan.
In deze gebruiksaanwijzing gebruikte symbolen OPGELET! De signaalwoorden "LET OP" samen met het cirkelvormige gevarensymbool duiden op de in deze documentatie opgenomen instructies met betrekking tot veiligheid en gevaren die, indien ze niet in acht worden genomen, kunnen leiden tot beschadiging en/of een storing van het apparaat of andere zaken.
2 Voor uw veiligheid Algemeen Eenieder die belast is met installatiewerkzaamheden aan de Condair RS moet de montagehandleiding voor de Condair RS gelezen en begrepen hebben alvorens met de werkzaamheden aan het apparaat te beginnen. Kennis van de inhoud van de montagehandleiding en van de gebruiksaanwijzing is een basisvereiste voor het beschermen van het personeel tegen gevaar, het voorkomen van een onjuiste installatie en om daardoor het apparaat veilig en adequaat te kunnen bedienen.
Vermijden van gevaarlijke bedrijfssituaties Alle personen die belast zijn met werkzaamheden aan de Condair RS zijn verplicht om veranderingen aan het apparaat die de veiligheid nadelig beïnvloeden onmiddellijk te melden aan de verantwoordelijke functionaris van de eigenaar en de Condair RS te beveiligen tegen onbedoeld inschakelen. Niet toegestane wijzigingen aan het apparaat Zonder schriftelijke toestemming van Condair mag de Condair RS niet worden omgebouwd of worden uitgebreid met onderdelen.
3 Productoverzicht 3.1 Modeloverzicht De stoomluchtbevochtiger Condair RS is leverbaar als stand-aloneapparaat in verschillende maten van de behuizing ("S", "M" en "L"), als dubbele apparaat (2x "M") en als Linkup-systeem (3x "M" of 4x "M") met verschillende verwarmingsspanningen voor stoomcapaciteiten van 5 kg/u tot max. 160 kg/u. 3.1.1 Stand-aloneapparaten klein formaat ("S"), RS 5...10 en middelgroot ("M"), RS 16...
3.1.2 Stand-aloneapparaten groot formaat ("L"), RS 50...80 Maat Condair behuizing RS 230 V/1~ 200 V/3~ 230 V/3~ 400 V/3~ 415 V/3~ 440 V/3~ 460 V/3~ 480 V/3~ 500 V/3~ 600 V/3~ kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u L ...50... –– –– –– 49,6 53,4 –– –– –– –– –– L ...60... –– –– –– 59,6 64,0 –– –– –– –– –– L ...80...
3.1.3 Dubbele apparaten (2x "M"), RS 40...80 Maat Condair behuizing RS 230 V/1~ 200 V/3~ 230 V/3~ 400 V/3~ 415 V/3~ 440 V/3~ 460 V/3~ 480 V/3~ 500 V/3~ 600 V/3~ kg/u kg/u kg/u –– 2*18,1 2*19,7 –– –– –– –– –– –– –– ...50... –– 18,1 + 30,0 19,7 + 29,5 19,8 + 29,8 21,4 + 32,0 17,2 + 24,0 18,8 + 26,2 20,5 + 28,6 22,2 + 31,0 21,3 + 32,0 2*M ...60... –– 2*30,0 2*29,5 2*29,8 2*32,0 2*24,0 2*18,8 2*20,5 2*22,2 2*21,3 2*M ...80...
3.1.4 Linkup-systemen (3x "M"), RS 100...120 Maat Condair behuizing RS 3*M 230 V/1~ 200 V/3~ 230 V/3~ 400 V/3~ 415 V/3~ 440 V/3~ 460 V/3~ 480 V/3~ 500 V/3~ 600 V/3~ kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u ...100... –– –– –– 2*29,8 + 40,0 2*32,0 + 43,1 –– –– –– –– –– ...120...
3.1.5 Linkup-systemen (4x "M"), RS 140...160 Maat Condair behuizing RS 4*M 230 V/1~ 200 V/3~ 230 V/3~ 400 V/3~ 415 V/3~ 440 V/3~ 460 V/3~ 480 V/3~ 500 V/3~ 600 V/3~ kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u kg/u ...140... –– –– –– 2*29,8 + 2*40,0 2*32,0 + 2*43,1 –– –– –– –– –– ...160...
3.
Sleutel modelbenaming Productnaam Voorbeeld: Condair RS 50 L 400V/3~ P VE Apparaatmodel: Maat behuizing: L: grote behuizing Verwarmingsspanning: 230 V/1~/50...60 Hz: 230 V/1~ 200 V/3~/50...60 Hz: 200 V/3~ 230 V/3~/50...60 Hz: 230 V/3~ 400 V/3~/50...60 Hz: 400 V/3~ 415 V/3~/50...60 Hz: 415 V/3~ 440 V/3~/50...60 Hz: 440 V/3~ 460 V/3~/50...60 Hz: 460 V/3~ 480 V/3~/50...60 Hz: 480 V/3~ 500 V/3~/50...60 Hz: 500 V/3~ 600 V/3~/50...
3.3 Opties Spanning Condair RS 230 V/1~ 5...10 ––– ––– ––– ––– 200 V/3~ 10 16...30 40...50 ––– ––– 230 V/3~ 5...10 16...30 40...50 ––– ––– 400...415 V/3~ 5...10 16...40 50...80 100...120 140...160 440...600 V/3~ 10 16/20/30/40 50...80 ––– ––– Bedrijfs- en storingssignalering op afstand 1xRFI 2xRFI 1xACC 2xACC Plaat met relaiscontacten voor de aansluiting van telecommunicatiemeldingen voor "bedrijf", "stoom", "storing" en "onderhoud".
Spanning Condair RS 230 V/1~ 5...10 ––– ––– ––– ––– 200 V/3~ 10 16...30 40...50 ––– ––– 230 V/3~ 5...10 16...30 40...50 ––– ––– 400...415 V/3~ 5...10 16...40 50...80 100...120 140...160 440...600 V/3~ 10 16/20/30/40 50...80 ––– ––– 1xCG 2xCG of 1xCG voor apparaten "L" 3xCG 4xCG 1xSV 2xSV 3xSV 4xSV 3xIC-M 3xIC-M 4xIC-M 2xDWC 3xDWC 4xDWC Set kabelverbindingen Set met kabelverbindingen voor de besturingskast van de Condair RS.
3.4 Accessoires 3.4.1 Overzicht accessoires Spanning Condair RS 230 V/1~ 5...10 ––– ––– ––– ––– 200 V/3~ 10 16...30 40...50 ––– ––– 230 V/3~ 5...10 16...30 40...50 ––– ––– 400...415 V/3~ 5...10 16...40 50...80 100...120 140...160 440...600 V/3~ 10 50...
3.4.2 Gedetailleerde informatie over accessoires 3.4.2.1 Stoomverdeelbuis DV81-... De keuze van de stoomverdeelbuis DV81-… is afhankelijk van de kanaalbreedte "B" (voor horizontale inbouw) resp. de kanaalhoogte "H" (voor verticale inbouw) en de capaciteit van de stoomluchtbevochtiger. Belangrijk! Kies altijd een zo lang mogelijke stoomverdeelbuis (m.h.o. de optimalisering van de bevochtigingsafstand). L H B Stoomverdeelbuis DV81-... van CrNi-staal Kanaalbreedte/-hoogte Max.
3.4.2.2 Stoomverdeelsysteem OptiSorp Het stoomverdeelsysteem OptiSorp wordt toegepast in ventilatiekanalen met een korte bevochtigingsafstand (zie Hoofdstuk 5.4.2 voor de berekening van de bevochtigingsafstand). Geef bij de bestelling de afmetingen van het kanaal op. Let daarop op het volgende: Systeem 1 Systeem 2 Systeem 3 H H H H B Aantal stoomaansluitingen Max. stoomafgifte * B B B 1 2 3 4 45 (30) kg/u 90 (60) kg/u 135 (90) kg/u 180 (120) kg/u 450...1650 mm 450...
3.4.2.3 Ventilatieapparaat De ventilatieapparaten worden in combinatie met de stoomluchtbevochtiger Condair RS gebruikt om ruimten rechtstreeks te bevochtigen. Ze kunnen naar keuze direct op de stoomluchtbevochtiger worden bevestigd of apart op de wand boven de stoomluchtbevochtiger worden gemonteerd. Opmerking: Nadere informatie over het ventilatieapparaat vindt u in de afzonderlijke montagehandleiding en gebruiksaanwijzing voor dit product.
4 Controle van levering, opslag en vervoer 4.1 Controle van de levering Na ontvangst van de levering: – Controleer de verpakking(en) op beschadiging. Eventuele beschadigingen moeten onmiddellijk aan het vervoersbedrijf worden gemeld. – Controleer aan de hand van de pakbon of alle onderdelen geleverd zijn. Ontbrekende onderdelen moeten binnen 48 uur aan uw Condair-vertegenwoordiger worden gemeld. Condair AG is niet verantwoordelijk voor ontbrekend materiaal buiten deze periode.
4.2 Opslag en vervoer Opslag De Condair RS moet in de originele verpakking op een beschermde plaats onder de volgende omstandigheden worden opgeslagen: – – Ruimtetemperatuur: 5 ... 40 °C Ruimteluchtvochtigheid: 10 ... 75% RV Vervoer Vervoer het apparaat en onderdelen indien mogelijk altijd in de originele verpakking en gebruik daarvoor geschikte vervoermiddelen en geschikte hefwerktuigen.
5 Montage- en installatiewerkzaamheden 5.1 Veiligheidsinstructies voor de montage- en installatiewerkzaamheden Kwalificaties van personeel Alle montage- en installatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door daartoe bevoegd en door de eigenaar gemachtigd gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Het is aan de klant om te controleren of de kwalificaties juist zijn.
Installatieoverzichten Typische installatie voor kanaalbevochtiging Vochtigheidssensor of vochtigheidsregelaar kel sta e ob Kanaal voor luchtafvoer of end . 3 m volg min ot het end is BN t nbek tand n BN o s f a gs die tigin m in och 4 ... 3 v e b 2, nde min. Vochtigheidssensor of reke Be Vochtigheidsschakelaar (externe veiligheidsketting) vochtigheidsregelaar Kanaal voor luchttoevoer Pmax 1500 Pa Pmin -1000 Pa Stoomleiding – zo kort mogelijk (max. lengte 4 m) – voldoende helling/verval min.
Typische installatie voor directe ruimtebevochtiging Ventilatieapparaat (afzonderlijk boven de stoomluchtbevochtiger gemonteerd) BP Condensaatleiding – Min. verval 15% (8,5°) – Geen vernauwingen – Sifon ø min. 200 mm Stoomleiding – zo kort mogelijk (max. lengte 4 m) – voldoende helling/verval min.15% (8,5°) – Geen vernauwingen – Waterafvoer op het diepste punt – Slang of vaste leiding DS80 Vochtigheidsschakelaar (externe veiligheidsketting) KS10 BP ø min.
5.3 Apparaatmontage 5.3.1 Instructies voor de plaatsing van het apparaat bijv. RS 60 2x "M" mm 50 min. 400 mm * aanbevolen: 250 mm . 50 min . 50 min m* m in Ma e B l du o M in Ma e A l du o M bijv. RS 120 3x "M" m* m 50 mm X Y in Ma e B l du o M in Ma e A l du o M Z mm 50 n sio ten Ex dule A Mo bijv. RS 160 4x "M" 50 00 min. 600 mm .6 in m m m 50 mm 50 in Ma e A ul d Mo Afb.
De plaatsing van de Condair RS is in hoge mate afhankelijk van de plaats waar de stoomverdeler wordt gemonteerd (zie Hoofdstuk 5.4.2). Om de juiste werking van de stoomluchtbevochtiger te waarborgen en een optimale efficiëntie te bereiken, moeten de volgende punten in acht worden genomen voor de plaatsing van de stoomluchtbevochtiger: – – Plaats de stoomluchtbevochtiger zodanig dat: – de lengte van de stoomslang zo kort mogelijk is (max.
Apparaat monteren 5.3.2.1 Standaardmontage Overzicht standaardmontage stand-aloneapparaten klein en middelgroot formaat Maat c a d A Apparaatgrootte RS 5...10 ("S") RS 16...40 ("M") 54,0 54,0 446,0 556,0 80,2 88,6 304,8 406,4 "a" in mm "b" in mm "c" in mm "d" in mm Gewichten Nettogewicht in kg Gewicht tijdens werking in kg Apparaatgrootte RS 5...10 ("S") RS 16...40 ("M") 27,2 40,3 40,2 65,8 A b 5.3.2 B B Afb.
Overzicht standaardmontage stand-aloneapparaten groot formaat Maat c "a" in mm "b" in mm "c" in mm "d" in mm Gewichten d A Nettogewicht in kg Gewicht tijdens werking in kg d A B B b a A B Afb. 11: Overzicht standaardmontage stand-aloneapparaten groot formaat 30 Montage- en installatiewerkzaamheden Apparaatgrootte RS 50...80 ("L") 164,0 426,0 117,2 406,4 Apparaatgrootte RS 50...
Procedure standaardmontage 1. Teken de bevestigingspunten "A" en "B" af op de gewenste plaats met een luchtbelwaterpas en boor gaten met een diameter van 10 mm en een diepte van 50 mm. 2. Plaats de meegeleverde pluggen en schroef per plug een schroef tot op 5 mm afstand tussen de kop van de schroef en de muur in de bevestigingsgaten "A". 3. Maak de schroeven van de twee afdekplaten aan de voorkant los en verwijder de afdekplaten. 4. Hang het apparaat in de aangebrachte schroeven. 5.
5.3.2.2 Montage met wandrek (optie) Overzicht montage van stand-aloneapparaten klein en middelgroot formaat met wandrek Maat c Apparaatgrootte RS 5...10 ("S") RS 16...40 ("M") 193,5 193,5 304,8 406,4 57,6 61,8 "a" in mm "b" in mm "c" in mm Gewichten b Apparaatgrootte RS 5...10 ("S") RS 16...40 ("M") 27,2 40,3 40,2 65,8 Nettogewicht in kg Gewicht tijdens werking in kg a A A B B B Afb.
Overzicht montage van stand-aloneapparaten groot formaat met wandrek Maat Apparaatgrootte RS 50...80 ("L") 263,5 406,4 117,2 "a" in mm "b" in mm "c" in mm Gewichten c b A a b A Nettogewicht in kg Gewicht tijdens werking in kg Apparaatgrootte RS 50...80 ("L") 81,0 132,0 A B B B Afb.
Procedure 1. Teken de bevestigingspunten "A" voor het wandrek af op de gewenste plaats met een luchtbelwaterpas en boor gaten met een diameter van 10 mm en een diepte van 50 mm. 2. Plaats de meegeleverde pluggen en bevestig het wandrek met de meegeleverde schroeven. Lijn het wandrek met een luchtbelwaterpas horizontaal uit alvorens de schroeven aan te draaien. 3. Maak de schroeven van de afdekplaten aan de voorkant los en verwijder de afdekplaten. 4.
5.4 Stoominstallatie 5.4.1 Overzicht stoominstallatie en . 3 m volg min tot het end is BN nbek and n BN o t s f sa ie ging ind chti ... 3 m o v e be . 2,4 end min l of take bs de o ek Ber Kanaal voor luchttoevoer Pmax 1500 Pa Pmin -1000 Pa m in: 30 0m KS10 ø min.: 200 mm in afvoer in cilinder DS80 min. 300 mm Rm min. 300 mm Condensaatleiding – Min. verval 15% (8,5°) – Geen vernauwingen – Sifon ø min. 200 mm Stoomleiding – zo kort mogelijk (max.
Ventilatieapparaat (afzonderlijk boven de stoomluchtbevochtiger gemonteerd) BP Condensaatleiding – Min. verval 15% (8,5°) – Geen vernauwingen – Sifon ø min. 200 mm Stoomleiding – zo kort mogelijk (max. lengte 4 m) – voldoende helling/verval min.15% (8,5°) – Geen vernauwingen – Waterafvoer op het diepste punt – Slang of vaste leiding DS80 KS10 ø min.: 200 mm BP in afvoer in cilinder Afb.
5.4.2 Plaatsing van de stoomverdeler De plaats waar de stoomverdeler wordt gemonteerd, moet bij het ontwerp van de klimaatregeling worden bepaald. Neem om een correcte bevochtiging van de kanaallucht te waarborgen de volgende instructies in acht. Bepaling bevochtigingsafstand De uit de stoomverdeler komende stoom heeft een bepaalde afstand nodig, voordat de stoom in zoverre door de voorbijstromende lucht is opgenomen dat hij niet meer als nevel zichtbaar is.
Voorbeeld uitgaande van: φ1= 30% RV, φ2= 70% RV Bevochtigingsafstand BN: 1,4 m (0,36 m voor stoomverdeelsysteem OptiSorp) Opmerking: Als de bevochtigingsafstand om installatietechnische redenen verkort worden, moet de stoomhoeveelheid per apparaat over meerdere stoomverdeelbuizen worden verdeeld of moet het stoomverdeelsysteem OptiSorp worden gebruikt. Neem in dat geval contact op met uw Condair-vertegenwoordiger.
voor luchtrooster voor vochtigheidsregelaar/vochtigheidssensor B 1x 5x N BN voor/na verwarmingsregister/filter + 1.5 N xB ") 97 (1. m m 50 * 2,5 x BN voor zweefstoffilter voor/na ventilator/zone-uitgang ") 97 (1.
Montage-instructies De stoomverdeelbuizen zijn ontworpen voor horizontale (aan de kanaalwand) of met accessoires voor de verticale montage (in de kanaalbodem). De uitblaasopeningen moeten altijd naar boven of in de tegengestelde richting van de luchtstroom wijzen. Indien mogelijk moeten de stoomverdeelbuizen altijd aan de drukzijde (max. kanaaldruk 1500 Pa) van het kanaal worden gemonteerd.
H n n gmi gmi 2/5 2/5 H 1/4 1/4 1/4 1/4 1/5 1/5 1/5 H 1/5 1/5 1/5 H min. = 600 mm H min. = 500 mm g min. = 150 mm H min.= 400 mm n n n gmi gmi gmi 2/6 H 2/6 1/5 1/5 1/5 1/5 1/5 1/6 H 1/6 1/6 1/6 H 1/6 1/6 1/6 1/6 H min. = 720 mm H min. = 600 mm g min. = 150 mm H min.= 500 mm Opmerking: Voor de plaatsing van het stoomverdeelsysteem OptiSorp neemt u de specificaties in de aparte documentatie tot dit punt in acht.
Aanbevelingen voor de plaatsing van de ventilatieleidingen – Om de montage van de stoomverdeelbuizen te vergemakkelijken en voor controledoeleinden moet een voldoende grote onderhoudsopening in het ventilatiekanaal worden aangebracht. – In het gebied van de bevochtigingsafstand moet het ventilatiekanaal waterdicht worden uitgevoerd. – Ventilatiekanalen die door koude ruimten lopen, moeten worden geïsoleerd om te voorkomen dat de bevochtigde lucht op de kanaalwand condenseert.
5.4.4 Plaatsing en montage van de ventilatieapparaten (accessoire BP) De ventilatieapparaten BP kunnen naar keuze direct op de stoomluchtbevochtiger worden bevestigd of apart op de wand boven het apparaat worden gemonteerd. Om ervoor te zorgen dat de stoomstroom van het ventilatieapparaat ongehinderd kan uitzetten en niet condenseert op obstakels (plafonds, dwarsbalken, pijlers, enz.) moeten bij het plaatsen van het ventilatieapparaat de volgende minimale afstanden in acht worden genomen.
5.4.5 Montage van de stoom- en condensaatleidingen Installatie-instructies – Gebruik voor de stoomleiding uitsluitend de originele stoom- en condensaatslangen van uw Condair-partner of vaste leidingen van koper of roestvrij staal (min. DIN 1.4301). Stoom- en condensaatleidingen die bestaan uit andere materialen kunnen onder bepaalde omstandigheden tot bedrijfsstoringen leiden.
Installatievoorbeelden min. 300 mm in. max. 4 m Ømin. 200 mm Rm 30 0m m min. 300 mm Ømin. 200 mm min. 300 mm Rmin. 300 mm max. 4 m min. 300 mm Accessoires: VS-DV81 Afb.
min. 300 mm 30 0m m in. Øm mm 200 max. 4 m in. min. 300 mm Rm Voor voldoende koeling zorgen conform plaatselijke voorschriften Obstakel in. Rm 300 Rmin . 300 min. 300 mm mm max. 4 m min. 300 mm mm min. 300 mm in. Øm mm 200 in. Øm mm 200 Op het diepste punt condensaatafvoer (zonder afname van de diameter) monteren Voor voldoende koeling zorgen conform plaatselijke voorschriften Afb.
x. Ømin. 200 mm 4m Stoomleiding over de gehele lengte isoleren Rm in. 5x D min. 300 mm min. 300 mm ma Afb.
5.4.6 Fouten bij de plaatsing van de stoom- en condensaatleiding 2 3 4 5 1 Verkeerd Goed 1 Slang is voor de eerste bocht minder dan 300 mm loodrecht naar boven gevoerd (condensaatvorming). Voer de slang voor de eerste bocht ten minste 300 mm loodrecht naar boven. 2 Minimale buigstraal van de stoomslang/stoomleiding niet in acht genomen (condensaatvorming). Neem de minimale buigstraal van 300 mm (bij stoomslangen) of 5x de binnendiameter van de stoomleiding (bij vaste leidingen) in acht.
5.4.7 Controle van de stoominstallatie Controleer de stoominstallatie op juistheid aan de hand van de volgende checklist: – Stoomverdeler Stoomverdeler (stoomverdeelbuis of OptiSorp-systeem) correct geplaatst en bevestigd? Staan de uitblaasopeningen van de stoomverdeler in een rechte hoek ten opzichte van de stroomrichting bij horizontale montage of in een hoek van 45° ten opzichte van de stroomrichting bij verticale plaatsing van de stoomverdeler? – Stoomleiding Max.
5.5 Waterinstallatie 5.5.1 Overzicht waterinstallatie Waterafvoeraansluiting ø 30 mm Watertoevoeraansluiting G 3/4 inch Watertoevoerleiding (niet inbegrepen) Zeeffilterklep (accessoire) of afsluitklep en filter 5 µm 1...10 bar / 1...40 °C (met optionele afvoerwaterkoeling 2...10 bar / 1...25 °C) ø min.
5.5.2 Instructies voor de waterinstallatie Watertoevoer De watertoevoer moet worden aangelegd volgens de overzichtsafbeelding in Hoofdstuk 5.5.1 en de ter plaatse geldende voorschriften voor waterinstallaties. Neem de gespecificeerde aansluitgegevens in acht. – De zeeffilterklep (accessoire Z261, in plaats daarvan kan een afsluitklep en een waterfilter van 5 µm worden geïnstalleerd) moet indien mogelijk in de onmiddellijke nabijheid van de stoomluchtbevochtiger worden gemonteerd.
5.5.3 Controle van de waterinstallatie Controleer de volgende punten: – Watertoevoer Zijn in de watertoevoerleiding naar het apparaat resp. naar de afzonderlijke modules een zeeffilterklep resp.
5.6 Opmerkingen over bevochtigingsregelsystemen/bevochtigingsregeling 5.6.1 Systeem 1 – ruimtebevochtigingsregeling Systeem 1 is geschikt voor directe ruimtebevochtiging en voor luchtbehandelingsinstallaties met voornamelijk circulatielucht. De vochtvoeler resp. hygrostaat wordt bij voorkeur in het afvoerluchtkanaal of direct in de ruimte gemonteerd. A1 B1 B2 B3 B4 PIE PII Y Vochtvoeler Ventilatorvergrendeling Stromingsschakelaar Maximaalhygrostaat Hygrostaat Continuregelaar extern (bijv.
5.6.3 Systeem 3 – continuregeling van de relatieve vochtigheid in de toegevoerde lucht De regeling van de relatieve vochtigheid in de toegevoerde lucht dient alleen daar te worden toegepast, waar de regeling van relatieve vochtigheid in de ruimte om installatietechnische redenen niet mogelijk is. Bij deze installaties vindt de vochtregeling steeds met behulp van een PI-regelaar plaats. De vochtvoeler (A1) wordt in het toevoerluchtkanaal achter de stoomverdeelpijp gemonteerd.
5.6.5 Toegestane Regelsignaalen Regeling via een externe vochtigheidsregelaar Regeling via een interne PI-regelaar Regelsignaalen Vochtvoelersignalen 0...5 VDC 0...5 VDC 1...5 VDC 1...5 VDC 0...10 VDC (potentiometer 140 Ω ... 10 kΩ) 0...10 VDC (potentiometer 140 Ω ... 10 kΩ) 2...10 VDC 2...10 VDC 0...20 VDC 0...20 VDC 0...16 VDC 0...16 VDC 3,2...16 VDC 3,2...16 VDC 0 ... 20 mA 0 ... 20 mA 4 ... 20 mA 4 ...
5.7 Elektrische installatie 5.7.1 Instructies voor de elektrische installatie GEVAAR! Gevaar van elektrische schokken De Condair RS werkt met netspanning. Bij geopende apparaten kunnen stroomvoerende onderdelen blootliggen. Het aanraken van stroomvoerende onderdelen kan tot ernstig letsel of de dood leiden.
Elektrisch schema Condair RS 5...40 - stand-aloneapparaten "S" en "M" Y + – Z 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 On/Off L1 JP2 N M L1 L3 PE N PE F3 L2 200-600 V/3~/50..60 Hz B2 B1 L3 Q3 B3 PE L1 L2 X1 X7 J3 230V B4 Q3 Q4 F4 F3 L1 L1 N PE 230 V/1~/50..60 Hz 230 V/1~/50..60 Hz L1 N PE RS 485 BACnet MSTP Error Service Steam Unit On Ethernet (RJ45) IP-netwerk / BMS BACnet IP A3 MAINS SUPPLY L N SC1SC2PEPE K2 A4 JP1 V+ IN (USB) 140Ω...
5.7.3 Elektrisch schema Condair RS 50...80 - stand-aloneapparaten "L" Besturingskast Module B CONTACTOR F2 REMOTE BOARD X1 X7 X10 X11 X12 X8 X9 POWER BOARD DRAIN DRAIN INLET VALVE 2 VALVE 1 VALVE PWR SUPPLY SW1 F2 Z V+ IN GND Y + – A2 140Ω...10kΩ JP1 A3 On/Off Hyg. Valve A FAN B Hyg.
Elektrisch schema Condair RS 40...80 - dubbele apparaten 2x "M" CONTACTOR REMOTE BOARD DRAIN DRAIN INLET VALVE 2 VALVE 1 VALVE PWR SUPPLY SW1 F2 Hyg. Valve A FAN B Hyg. Valve B FAN A 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 + – + – Z V+ IN GND Y A3 J3 Q3 Q3 F3 F3 230V B3 L1 140Ω...10kΩ JP1 On/Off PE L3 PE N PE L2 200-600 V/3~/50..
Elektrisch schema Condair RS 100...
Legenda A1 A2 Vochtigheidscontinuregelaar (actief) of vochtigheidssensor Ohmse vochtigheidsregelaar (passief), jumper JP1 plaatsen en jumper JP2 verwijderen A3 Aan/uit-regelaar, jumper JP2 plaatsen en jumper JP1 verwijderen A4 Begrenzingssignaal B1 Ventilatorvergrendeling B2 Veiligheidshygrostaat B3 Stromingsschakelaar B4 Extern vrijgavecontact F1 Interne zekering 24 V-voeding (1 A, met vertraging werkend) F2 Interne zekering 230 V-voeding (6,3 A, met vertraging werkend) F3 Externe zekering verwarmingsspan
5.7.6 Aansluitwerkzaamheden externe aansluitingen Aansluiting externe veiligheidsketting De potentiaalvrije contacten van externe bewakingsapparaten (bijv. ventilatievergrendeling B1, veiligheidshygrostaat B2, stromingsschakelaar B3, enz.) worden volgens het schema in serie (veiligheidsketting K2) op de klemmen "SC1" en "SC2" op de driverkaart aangesloten. De aansluitkabel moet via een geschroefde kabelverbinding de besturingskast in worden gevoerd.
Ohmse vochtigheidsregelaar (passief) JP2 JP1 De signaalkabel van een ohmse vochtigheidsregelaar (140 Ω...10 kΩ) wordt conform het schema aangesloten op de contacten "V+", "IN" en "GND" op de driverkaart in de besturingskast. De aansluitkabel moet via een geschroefde kabelverbinding de besturingskast in worden gevoerd. CONTROL V+ IN GND Opmerking: Voor de aansluiting van een ohmse vochtigheidsregelaar moet jumper "JP2" worden verwijderd en moet jumper "JP1" op de driverkaart worden geplaatst.
Aansluiting bedrijfs- en storingssignalering op afstand (optie) H Error 1 2 Service Steam Unit On 3 4 5 Besturingskast 6 7 8 9 10 De optionele bedrijfs- en storingstelecommunicatiekaart heeft vier potentiaalvrije relaiscontacten voor de aansluiting van de volgende bedrijfs- en storingsmeldingen: – "Error": Dit relais wordt ingeschakeld, als er zich een storing voordoet. – "Service": Dit relais wordt ingeschakeld, als het ingestelde onderhoudsinterval verlopen is.
Aansluiting stuurspanning Opmerking: Als de Condair RS is uitgerust met de optie "CVI" of "TR", is een afzonderlijke stuurspanningsvoorziening overbodig. MAINS SUPPLY L N SC1SC2 PEPE De stuurspanningsvoorziening (L1, N, PE) wordt conform het schema aangesloten op de overeenkomstige klemmen op de driverkaart.
Aansluiting verwarmingsspanning De verwarmingsspanningsvoorziening (L1, L2, L3 en PE of L1, N en PE) wordt conform het schema aangesloten op de overeenkomstige klemmen op de hoofdschakelaar. De aarde-PE wordt op de aardingsklem naast de hoofdschakelaar aangesloten. De aansluitkabel moet verplicht door de klemhouder in de besturingskast worden gevoerd. Opmerking: Dubbele apparaten en Linkup-systemen met twee stoomcilinders hebben voor elke cilinder een afzonderlijke verwarmingsspanningsvoorziening.
Aansluiting van verwarmingsspanning via optie TR (voor systeem met 3-fasige enkelvoudige spanning) De verwarmingsspanningsvoorziening (L1, L2, L3 en PE) wordt conform het schema aangesloten op de overeenkomstige klemmen van de optie TR. De aansluitkabel moet verplicht door de klemhouder in de besturingskast worden gevoerd. Opmerking: Bij dubbele apparaten wordt alleen module A en bij Linkup-systemen alleen module A van het hoofdapparaat en het uitbreidingsapparaat aangesloten via de optie TR.
Aansluiting verwarmingsspanning via optie CVI (voor systeem met 3-fasige enkelvoudige spanning/nuldraad) De verwarmingsspanningsvoorziening (L1, L2, L3, N en PE) wordt conform het schema aangesloten op de overeenkomstige klemmen van de optie CVI. De aansluitkabel moet verplicht door de klemhouder in de besturingskast worden gevoerd. Opmerking: Bij dubbele apparaten wordt alleen module A en bij Linkup-systemen alleen module A van het hoofdapparaat en het uitbreidingsapparaat aangesloten via de optie CVI.
Prestatiewaarden / Zekeringen "F3" verwarmingsspanningsvoorziening M 2*M Kabel dwarsdoorsnede AL min. in mm2 Zekeringen "F3" in A, snelwerkend (gR) Max. stoomcapaciteit in kg/h PN max. in kW IN max. in A Kabel dwarsdoorsnede AL min. in mm2 Zekeringen "F3" in A, snelwerkend (gR) Max. stoomcapaciteit in kg/h PN max. in kW IN max. in A Kabel dwarsdoorsnede AL min.
5.7.8 Controle van de elektrische installatie Controleer de volgende punten: Komen de voedingsspanningen voor de verwarmings- en stuurspanning overeen met de specificaties in het elektrische schema? Zijn de voedingsspanningen (verwarmings- en stuurspanning) van de correcte zekeringen voorzien? Zijn in de voedingsleidingen van de verwarmings- en stuurspanningsvoorzieningen de onderhoudsschakelaars "Q..
6 Bijlage 6.1 Maattekeningen 6.1.1 Maattekening apparaat "S" (RS 5...10) 173.5 217 82.4 44.7 71.7 123.8 420 45 7 80.2 304.8 35 304.8 57.6 500 193.5 54 364 54 15 986.7 670.5 57.6 270 31 57 44 97 G 3/4" 51 211.5 Afb.
6.1.2 Maattekening apparaat "M" (RS 16...160) 232 82.4 44.7 61.8 181.8 163.5 45 7 530 88.5 406.5 35 270 31 54 15 1097 780 610 193.5 54 406 57 44 97 G 3/4" 51 321.5 Afb. 31: Maattekening apparaat "M" (afmetingen in mm) 72 Bijlage 61.8 406.5 61.
6.1.3 Maattekening apparaat "L" (RS 50...80) 232 82.4 44.7 61.8 520.5 418.8 163.5 178.8 535.8 1000 45 45 117 406.5 406.5 70 270 31 G 3/4" 31 107 54 15 1097 780 590 263.5 164 7 G 3/4" 44 97 406 51 321.5 408 678.5 Afb.
6.
ADVIES, VERKOOP EN SERVICE: Nederland: Condair B.V. Gyroscoopweg 21 1042 AC Amsterdam België: Condair NV De Vunt 13 Bus 5 3220 Holsbeek Telefoon: 020 705 8200 Fax: 020 705 8201 Telefoon: 016 98 02 29 Fax: 016 98 03 92 info@condair.nl www.condair.nl info@condair.be www.condair.be Condair AG Talstrasse 35-37, CH-8808 Pfäffikon Tel. +41 55 416 61 11, Fax +41 55 416 62 62 info@condair.com, www.condair.