Installation Instructions

48 Montage- en installatiewerkzaamheden
5.4.6 Fouten bij de plaatsing van de stoom- en condensaatleiding
1
2
3
4
5
Verkeerd Goed
1
Slang is voor de eerste bocht minder dan 300 mm loodrecht
naar boven gevoerd (condensaatvorming).
Voer de slang voor de eerste bocht ten minste 300 mm
loodrecht naar boven.
2 Minimale buigstraal van de stoomslang/stoomleiding niet in
acht genomen (condensaatvorming).
Neem de minimale buigstraal van
300 mm (bij stoomslangen)
of 5x de binnendiameter van de stoomleiding (bij vaste
leidingen) in acht.
3 Sifon te laag en te dicht bij de stoomverdeler geplaatst. De sifon van de condensaatslang moet
ten minste 300 mm
onder de aansluiting op de stoomverdeler zitten en ten minste
200 mm hoog (ø200 mm) zijn.
4 Geen condensaatafvoer gemonteerd in het verticale deel
van de slang.
Op alle diepste punten of vóór verticale leidingstukken
moet verplicht een condensaatafvoer worden gemonteerd.
5 Stoomleiding en condensaatleiding geplaatst zonder helling/
verval (min. 20%).
De stoomleiding moet altijd met een constante helling
resp. een constant verval van
min. 15% (8,5°) en de con-
densaatleiding met een constant verval van min. 15%
(8,5°) worden gemonteerd.
Afb. 20: Fouten bij de plaatsing van de stoom- en condensaatleiding