Installation Instructions

52 Montage- en installatiewerkzaamheden
5.5.3 Controle van de waterinstallatie
Controleer de volgende punten:
Watertoevoer
Zijn in de watertoevoerleiding naar het apparaat resp. naar de afzonderlijke modules een zeef-
lterklep resp. een afsluitklep en een waterlter van 5 µm gemonteerd?
Is de toegestane waterdruk (zonder afvoerwaterkoeling: 1 10 bar, met afvoerwaterkoeling:
2 10 bar) en de toegestane watertemperatuur (zonder afvoerwaterkoeling: 1 40 °C, met
afvoerwaterkoeling: 1 – 25 °C) in acht genomen?
Is de toevoercapaciteit toereikend en is de minimale diameter voor de toevoerleiding over de
gehele lengte van de leiding in acht genomen? (Voor systemen met optionele afvoerwaterkoe-
ling bevelen wij een minimale binnendiameter van 12 mm aan.)
Zijn alle onderdelen en alle leidingen correct bevestigd en zijn alle schroefverbindingen vastge-
draaid?
Is de toevoerleiding lekdicht?
Voldoet de uitvoering van de toevoerleiding aan de plaatselijke voorschriften voor waterinstal-
laties?
Waterafvoer
Is de minimale binnendiameter van de afvoerleiding van 30 mm over de gehele lengte van de
leiding in acht genomen?
Is de afvoerleiding met genoeg verval (min. 15%/8,5° continu naar onderen) aangelegd?
Zijn er temperatuurbestendige materialen (tot 100 °C resp. 60 °C) toegepast voor systemen met
optionele afvoerwaterkoeling?
Is de afvoerslang correct bevestigd (met slangklem vastgedraaid op de apparaataansluiting)?
Voldoet de uitvoering van de afvoerleiding aan de plaatselijke voorschriften voor waterinstal-
laties?