User manual

Het programma maakt gebruik van een voorwaardelijke sprongopdracht. Wanneer de
ingangstoestand van S1, één is, wordt de volgende instructie overgeslagen. Wanneer u dan op de
toets drukt, is de toestand nul waardoor de variabele A met één wordt opgehoogd. Dit leidt tot
sneller ophogen van de uitgangstoestand. Wanneer u de toets loslat blijft de laatste tellerstand
staan. Vanwege de hoge telsnelheid, heeft u geen invloed op het resultaat zodat de uitkomst
toevallig is.
Adres
Instructie
Gegevens
Commentaar
30 5 4 Port = A
31 C E S1 = 1?
32 7 1 A = A + 1
33 3 3 Spring –3
Listing 4: toevalsgenerator
Druk kort op de toets om een nieuw toevallig resultaat te krijgen. Test de toevalsfunctie door een
statistiek van de resultaten bij te houden. Na een voldoende groot aantal experimenten zou elk
resultaat ongeveer even vaak voor moeten komen. Het programma is bijvoorbeeld geschikt als
spel waarbij bv. het getal 1111 moet worden "gegooid".
Het programma is tegelijkertijd ook een teller met de maximaal mogelijke werksnelheid omdat er
geen gebruik wordt gemaakt van een wachtinstructie. U kunt hiermee bijvoorbeeld de werksnelheid
van de TPS controller onderzoeken. Zolang de toets is ingedrukt, staat er op de uitgang A1 een
blokvormig signaal met een frequentie van ca. 133 Hz en een periode van 7,5 ms. De poort wijzigt
dus na steeds ca. 3,75 s de toestand. Het programma voert vier instructies uit in een tellus. Voor
elke instructie is dus ongeveer een milliseconde nodig. De laatste uitgang A4 geeft een frequentie
weer van 16,6 Hz wat nog zichtbaar is als knipperen.
Wanneer er voor tijdkritische toepassingen eens een hogere werksnelheid benodigd is, kunt u de
kloksnelheid van de controller verhogen door de weerstand aan Osc1 te verhogen. Met 100 kOhm
ontstaat een klokfrequentie van 2 MHz. Vervang de weerstand door een weerstand van 27 kOhm.
Hiermee heeft u een bijna 4 maal zo hoge kloksnelheid en een uitvoeringstijd per instructie van ca.
0,25 ms. Onder normale omstandigheden moet de controller echter met een weerstand van 100
kOhm aan Osc1 werken. Hiermee is een lager energieverbruik en veilig werken gewaarborgd, ook
bij een lagere werkspanning tot 2,2 V.
6 Pulslengtemeting
Met E4 aan GND wordt na een reset, het voorbeeldprogramma voor het meten van een pulslengte
gestart. Ook hierbij wordt de toestand van de ingang S1 bepaalt.