Operation Manual

11
AUTO · DROGEN · KOELEN ·
VERWARMEN · VENTILATOR functie
De airconditioner wordt ingeschakeld in de door u geselecteerde modus.
Wanneer u de airconditioner opnieuw inschakelt, zal deze opnieuw in dezelfde
modus worden ingeschakeld.
Starten
Druk op
1.
en selecteer een werkingsmodus.
Bij elke druk op de toets schakelt het apparaat naar de volgende modus over.
AUTO DROGEN KOELEN
VERWARMEN VENTILATOR
Druk op 2. .
• “ ” wordt getoond op het LCD.
Het multi-monitor lampje gaat branden.
De kleur van het lampje verschilt afhankelijk van
de gebruiksfunctie.
Display
Uitschakelen van het apparaat
Druk nogmaals op .
” verdwijnt van het LCD.
Het multi-monitor lampje gaat uit.
Functie
Multi-monitor
lampje
AUTO Rood/blauw
DROGEN Groen
KOELEN Blauw
VERWARMEN Rood
VENTILATOR Wit
OPMERKING
MODUS Opmerkingen over de gebruiksfuncties
VERWARMEN
Deze airconditioner verwarmt de kamer door warmte aan de buitenlucht te onttrekken en naar binnen te voeren. Daarom
neemt de verwarmingscapaciteit af naarmate de buitentemperatuur daalt. Als het verwarmingsvermogen te laag is, is het
aan te raden een ander verwarmingstoestel in combinatie met de airconditioner te gebruiken.
Het warmtepompsysteem verwarmt de kamer door hete lucht door de hele kamer te laten circuleren. Na het starten van de
VERWARMEN functie duurt het even voordat de ruimte warmer wordt.
Bij gebruik van de VERWARMEN functie kan zich ijs op de buitenunit vormen waardoor de verwarmingscapaciteit afneemt.
In dit geval schakelt het systeem de ontdooien functie in om het ijs te verwijderen.
Tijdens de ontdooien functie komt er geen warme lucht uit de binnenunit.
KOELEN
Deze airconditioner koelt de ruimte door de hete lucht in de buitenruimte vrij te laten.
Daardoor kan de koelprestatie van de airconditioner verslechteren wanneer de buitentemperatuur hoog is.
DROGEN
De microchip laat de luchtvochtigheid in de ruimte dalen terwijl de temperatuur zo gelijk mogelijk wordt gehouden. Deze
regelt automatisch de temperatuur en de luchtstroomsnelheid; deze functies kunnen niet handmatig worden beïnvloed.
AUTO
In de AUTO functie selecteert het systeem de juiste werkingsmodus (KOELEN of VERWARMEN) op basis van de binnen-
en buitentemperatuur en begint te werken.
Het systeem past automatisch de instelling regelmatig aan en brengt de binnentemperatuur op het niveau dat de gebruiker
ingesteld heeft.
VENTILATOR
Deze modus is enkel geldig voor ventilator.
04_NL_3P357704-1.indd 1104_NL_3P357704-1.indd 11 12/17/2013 3:27:47 PM12/17/2013 3:27:47 PM