Installatiehandleiding DHP-S VMGFB210
Als deze instructie niet wordt gevolgd bij installatie en service, is de aansprakelijkheid van Danfoss A/S krachtens de geldende garantiebepalingen niet langer bindend. Danfoss A/S behoudt zich het recht voor om zonder voorafgaande mededeling wijzigingen aan te brengen in details en specificaties. © 2010 Copyright Danfoss A/S. De originele gebruiksaanwijzing is in het Zweeds opgesteld. De overige talen zijn vertalingen van de originele gebruiksaanwijzing.
Inhoudsopgave 1 Over de handleiding......................................................................... 3 1.1 2 3 Inleiding............................................................................................. 3 1.2 Symbolen.......................................................................................... 3 1.3 Terminologie.................................................................................... 3 Belangrijke informatie.................................................
1 Over de handleiding 1.1 Inleiding De installatiehandleiding begint met een beschrijving van warmtepompgegevens. De installatiehandleiding bevat verderop instructies in een logische volgorde met betrekking tot het uitpakken, de installatieprocedure en het controleren van de installatie. Verwijzingen naar hoofdstukken en secties binnen de handleiding worden cursief aangegeven, bijvoorbeeld: Over de handleiding.
2 Belangrijke informatie Voorzichtig! Plaats de warmtepomp op een vorstvrije locatie! Voorzichtig! De installatie mag alleen in bedrijf worden gesteld als het verwarmingssysteem is gevuld en ontlucht. Anders kan de circulatiepomp beschadigd raken. Voorzichtig! Als de elektromonteur zijn aansluitingen wil testen voordat het bovenstaande is uitgevoerd, mag dat alleen nadat ervoor is gezorgd dat de warmtepomp, de elektrische boiler, de compressor en de hitteschilden zijn uitgeschakeld.
Waarschuwing! Gevaar voor persoonlijk letsel! Als koudemiddel wordt blootgesteld aan een open vlam, komt er een giftig en irriterend gas vrij. Dit gas kan worden herkend aan de geur, ook bij concentraties onder de toegestane grenswaarde. Evacueer het betreffende gebied totdat het zorgvuldig geventileerd is. Waarschuwing! Gevaar voor persoonlijk letsel! Personen met vergiftigingssymptomen door de damp moeten direct naar de frisse lucht gaan of ernaartoe worden gebracht.
Om geluidsoverlast door de ophanging van leidingen te voorkomen, gebruikt u met rubber beklede klemmen om te voorkomen dat trillingen worden doorgegeven. De montage mag echter niet te star zijn en de rubberen klem mag daarom niet te strak zitten. Afbeelding 1. Monteer de flexibele slangen wrijvingsloos. Gebruik bij een schroefdraadverbinding een tegenhoudsleutel. Afbeelding 2. Pas de slanglengte aan bij bochten om afbuigen en uitrekken te vermijden. Afbeelding 3.
af om de leidingen op te veel punten op te hangen, omdat er dan niet voldoende kracht op iedere bevestiging staat. Afbeelding 5. Elastische ophanging van leidingen. • Als de warmtepomp binnenshuis wordt geplaatst en het plafond van de ruimte te zwak is of om andere redenen niet geschikt is voor ophanging van de bovengenoemde leidingbevestigingen, kan het handig zijn om speciale standaarden te plaatsen (of te construeren) op de vloer, waaraan de leidingen kunnen worden opgehangen.
Voorzichtig! Bij de elektrische installatie mogen alleen permanent aangelegde kabels worden gebruikt. De stroomtoevoer moet kunnen worden geïsoleerd met een meerpolige schakelaar (werkschakelaar) met een minimale contactopening van 3 mm. Raadpleeg voor informatie over de maximale belasting voor extern aangesloten eenheden de elektrische voorschriften. Elektrische stroom! GEVAAR! De klemmenstroken staan onder spanning en kunnen levensgevaarlijk zijn vanwege het gevaar voor elektrische schokken.
3 Informatie warmtepomp 3.1 Afmetingen en onderdelen 184 60 ±10 5 6 4 83 74 1488 (±10) 89 7 8 690 Afmetingen Legenda 5 6 4 3 7 8 181 40 ±10 455 596 Afbeelding 6. 2 131 234 333 1 856 1229 1348 1358 3 1 2 9 10 1 Brine uit (vanuit warmtepomp) 2 Warmte retour (retourleiding) 3 Retourleiding heetgaswisselaar 4 Aanvoerleiding heetgaswisselaar 5 Warmtetoevoer (aanvoerleiding) 6 Brine in (naar warmtepomp) 7 Doorvoer voor communicatiekabel 8 Doorvoer voor ing.
3.2 Leidingaansluitingen Tabel 2. Aansluitdiameter Grootte Brine Warmte Heetgaswisselaar Solid 20 35 28 28 Solid 26 35 28 28 Solid 35 42 35 28 Solid 42 42 35 28 Bij installatie in kleine ruimtes is het goed om het trekken van leidingen aan de achterkant van de warmtepomp te vereenvoudigen door de leidingen aan te sluiten voordat u de pomp op zijn plek zet. De volgende afbeelding geeft een voorbeeld van hoe de leidingen getrokken kunnen worden.
de warmtepomp voldoende vrije ruimte zijn overeenkomstig de volgende maten: 300 30 0 50 500 60 Afbeelding 9. 3.4 0 Ruimte voor service Technische gegevens Tabel 3.
DHP-S Pressostaten 20 26 35 42 Lage druk MPa 0,08 0,08 0,08 0,08 Bedrijf MPa 2,65 2,65 2,65 2,65 Hoge druk MPa 2,95 2,95 2,95 2,95 Ethyleenglycol/ Ethanol Ethyleenglycol/ Ethanol Ethyleenglycol/ Ethanol Ethyleenglycol/ Ethanol 274 278 297 315 Antivriesmiddel Gewicht kg De metingen zijn verricht voor een beperkt aantal warmtepompen. De resultaten kunnen daarom variëren. Toleranties in de meetmethoden kunnen eveneens leiden tot variaties. 1) Bij B0W45 conform EN14511.
4 Gaten voor brineleidingen Voorzichtig! Zorg ervoor dat u de gaten voor de doorvoerleidingen zo aanbrengt dat er ruimte is voor de overige installaties. Voorzichtig! Voor de brineleidingen zijn aparte doorvoeren door de muur vereist. Als de doorvoeren in de muur onder het hoogste grondwaterpeil liggen, moeten waterdichte doorvoeren worden gebruikt. Het traject voor de brineleidingen moet helemaal worden geïsoleerd; vanaf de warmtepomp, door muren en langs de buitenkant van het huis tot aan de collector.
5 Uitpakken en plaatsen De warmtepomp is verpakt in karton en golfkarton en wordt geleverd op een houten pallet. 1. Controleer of de levering volledig is en of er geen beschadigingen zijn. Voorzichtig! Bij verplaatsing van de warmtepomp mogen uitstekende leidingaansluitingen niet worden gebruikt om de warmtepomp op te tillen. Ook de verpakking mag niet worden gebruikt om de warmtepomp mee op te tillen. 5.1 Plaatsen 1. 2. 3. 4. Verplaats de warmtepomp naar de plaats van installatie.
2 Legenda 1 Schroeven 2 Frontplaat 1 Afbeelding 12.
6 Installatie van leidingen Voorzichtig! Om lekkage te voorkomen, mogen de aansluitleidingen bij het monteren niet gespannen zijn! Let op! Zorg dat de leidingen worden geïnstalleerd volgens de maatschetsen en aansluitschema's. Let op! De installatie van leidingen moet worden uitgevoerd door een erkende installateur. Voorzichtig! Het is belangrijk dat het verwarmingssysteem na installatie wordt ontlucht. Voorzichtig! Waar nodig moeten ontluchtingskleppen worden gemonteerd. 6.
6.3 Systeemvoorbeeld 50 51 36 72 83 80 75 117 88 77 82 90 82 34 86 84 83 82 31 55 91 97 81 83 112 84 86 111 53 1 80 Afbeelding 13.
7 Elektrische installatie 7.1 Elektrische aansluiting Voorzichtig! De elektrische installatie mag alleen worden uitgevoerd door een erkende elektricien en moet voldoen aan de toepasselijke lokale en landelijke voorschriften. Voorzichtig! Bij de elektrische installatie mogen alleen permanent aangelegde kabels worden gebruikt. De stroomtoevoer moet kunnen worden geïsoleerd met een meerpolige schakelaar (werkschakelaar) met een minimale contactopening van 3 mm.
7.2 Aansluiting pomp heetgas 1. Sluit de pomp heetgas aan op de hiervoor bedoelde klemmenstroken. De spanning is 230 VAC. De pomp is bedoeld voor plaatsing buiten de behuizing van de warmtepomp en moet worden aangesloten met flexibele slangen. Deze pomp draait parallel aan de compressor. Zie de aparte handleiding voor de elektrische voorschriften. 7.3 Sensor voor buitentemperatuur aansluiten Plaats de buitensensor aan de noord- of noordwestzijde van het huis, goed beschermd tegen direct zonlicht.
7.11 Conversietabel voor sensoren Voorzichtig! Bij weerstandsmeting van de sensoren moeten eerst de sensorkabels worden losgemaakt van de regelapparatuur. Tabel 4. 7.11.1 Utegivare Tabel 5.
8 Testen Let op! Lees de veiligheidsvoorschriften! Voorzichtig! De installatie mag alleen in bedrijf worden gesteld als het verwarmingssysteem, de boiler en het brinesysteem zijn gevuld en ontlucht. Anders kunnen de circulatiepompen beschadigd raken. Voorzichtig! Bij eventuele alarmmeldingen die kunnen optreden in verband met de installatie moet u storingzoeken.
Indien er een externe boiler is geïnstalleerd, controleert u ook: • 8.1.3 Brinesysteem • • • • • • • 8.2 Driewegklep Expansie-/ontluchtingsvat op retourleiding Veiligheidsklep voor expansievat (3 bar) Bijvulkoppeling op retourleiding Isolatie door buitenmuur Overige isolatie brine Ontluchting brine Inspectie lekkage Handmatige test Voer een test uit en controleer tegelijkertijd of de onderdelen werken. 8.2.1 Handmatige test activeren 1. Controleer of de hoofdschakelaar is ingeschakeld. 2. 3. 4.
8.2.3.1 Circulatiepompen handmatig starten Als de circulatiepomp niet start, moet u deze mogelijk als volgt op gang helpen: 1 Afbeelding 15. Plaatsing ontluchtingsschroef Bij het ontluchten van de circulatiepomp kan er water in aanraking komen met elektrische onderdelen. Bescherm daarom het elektrische paneel tegen water. 1. 2. 3. Draai de ontluchtingsschroef aan de voorzijde van de pomp los en verwijder deze. Zorg ervoor dat u het water opvangt dat eruit loopt wanneer de schroef wordt verwijderd.
Legenda 1 Let op! Heet! 1 Afbeelding 16. De drukleiding moet tijdens bedrijf warm worden 1. 2. 3. 4. 5. 8.2.6 Controleer of: • de compressor in de juiste richting draait door vóór het starten van de compressor met uw hand aan de drukleiding te voelen. De leiding is dan koud. Voel na enige tijd opnieuw om te kijken of de drukleiding goed heet wordt. • alles normaal klinkt zonder rare geluiden. Als de leiding niet heet wordt of abnormaal klinkt, moet u storingzoeken.
9 Opstarten 9.1 Aan verwarmingssysteem aanpassen Pas de instellingen voor de warmtepomp aan het betreffende verwarmingssysteem aan, bijvoorbeeld voor systemen met vloerverwarming of radiatoren. De temperatuurdelta over de warmtepomp moet minimaal 8°C bedragen. De temperatuurdelta aan de brinezijde moet 3–5°C bedragen. Als geen van de temperatuurdelta's wordt bereikt, moet mogelijk de flow van de circulatiepompen worden aangepast, afhankelijk van het betreffende verwarmingssysteem. 9.1.
10 Frontplaat monteren 2 Legenda 1 Schroeven 2 Frontplaat 1 Afbeelding 17. frontplaat Monteer de Voorzichtig! Zorg ervoor dat u de frontplaat of de kabels van de display niet beschadigt! Monteer de frontplaat op de volgende wijze: 1. Leid het bovenste deel van de frontplaat (2) in de beide zijgleuven aan de bovenkant van de eenheid en schuif hem voorzichtig omlaag tot hij de gehele voorkant bedekt. 2. Schroef de frontplaat (2) vast met de schroeven (1).
11 Menu-informatie De menubeschrijving heeft betrekking op software met versie 1.3 De warmtepomp heeft een ingebouwd regelsysteem dat wordt gebruikt om automatisch de warmtevraag te berekenen in het huis waar de warmtepomp is geïnstalleerd en om te controleren of de juiste hoeveelheid warmte wordt geproduceerd en afgegeven wanneer dat nodig is. Er zijn veel verschillende waarden (parameters) waarmee tijdens de berekening van de warmtevraag rekening moet worden gehouden.
Het menu SERVICE wordt gebruikt bij installatie en service, met een heleboel instellingen, zie de Installatiehandleiding. 1 2 Afbeelding 19. De menu's zijn te openen door op diverse knoppen te drukken. Nummer Beschrijving 1 Informatiemenu Druk op de linker- of rechterknop 2 Servicemenu Houdt de linkerknop minimaal vijf seconden ingedrukt U kunt het menu INFORMATIE openen door op de linker- of rechterknop te drukken. Bij installatie en service wordt het menu SERVICE gebruikt.
Menu Submenu Submenu Submenu INTEGRAAL A1 HYSTERESIS MAX RETOUR STARTINTERVAL ALARM BRINE DRUKLEIDING BUITEN STOP SHUNTTIJD SHUNT KOELING BIJVERWARM. MAX STAP INTEGRAAL A2 HYSTERESIS MAX STROOM WARMWATER STOP VERTR. NA EVU EXT. BIJVERWARMIMG EXT. BIJVERWARMIMG INTEGRAAL A3 UITSCH.VERTRAG. VXV WARMWATER DOORV. EXT.BV MANUEEL TEST MANUEEL TEST WARMTEPOMP CIRC.POMP VXV WARMWATER SHUNT SYSTEEMSHUNT HGW-SHUNT BIJVERW. 1 BIJVERW. 2 BIJVERW. 3 EXT. BIJVERWARMIMG EXT. CIRC.
Menu Submenu Submenu Submenu Submenu PASSIEVE KOELING ACTIEVE KOELING ZWEMBAD (uitbreidingskaart) SHUNTGROEP BUFFERTANK BUFFERTANK AANTAL CIRCUITS SYSTEEMSHUNT SHUNT VC 2 TOEVOEGING 0-10V Ø EXT. BIJVERW. STROOMBEGRENZER SERVICETIJD FABR.INSTELLING ANNULEREN RADIATOR VLOER RESET BEDRIJFST. KALIBR. SENSOR BUIT AANV.LEIDING RETOURLEIDING WARMWATER KOUDEM. 1 KOUDEM. 2 KOUDEM. 3 ZWEMBAD SHUNTGROEP HGW-TEMPERATUUR BUFFERTANK VERW.CIRC. 2 AANV.
11.1.1 Submenu WARMWATER Tabel 8. Wordt gebruikt om de bedrijfsinstellingen voor de warmwaterproductie te wijzigen. Menu-optie Betekenis START Starttemperatuur voor warmwaterproductie. Toont de actuele gewogen warmwatertemperatuur. Tussen haakjes wordt de starttemperatuur aangegeven. ( 11.1.2 Fabrieksinstelling (interval: = geen sensoralarm) , 30°C / 55°C) WARMWATERTIJD Tijd voor warmwaterproductie tijdens gecombineerde vraag naar warm water en verwarming, in minuten weergegeven. DOORVERW.
11.1.3 Submenu BIJVERWARM. Tabel 10. Wordt gebruikt om de bedrijfsinstellingen van de bijverwarming te wijzigen. Menu-optie Betekenis Fabrieksinstelling MAX STAP Maximale aantal toegestane stappen voor bijverwarming. = geen bijverwarming toegestaan (betekent dat alleen bedrijfsmodi AUTO, WARMTEPOMP of [symbool] kunnen wor- (interval: den gekozen en dat de anti-legionellafunctie niet mogelijk is).
Menu-optie 11.1.4 Betekenis Fabrieksinstelling VXV WARMWATER Geeft aan of INT / EXT de driewegklep voor warm water vóór of achter de externe bijverwarming is geplaatst. (Bepaalt of de externe bijverwarming warm water mag maken.) TOPVERW. EXT.BV Geeft aan of AAN / UIT externe bijverwarming kan worden gebruikt voor anti-legionella. Submenu MANUEEL TEST Tabel 11. Wordt gebruikt om de onderdelen of signaaluitgangen van de warmtepomp handmatig te testen en te laten proefdraaien.
Menu-optie Betekenis BIJVERW. 2 0 = stop bijverwarming 2 1 = start bijverwarming 2 BIJVERW. 3 0 = stop bijverwarming 3 1 = start bijverwarming 3 EXT. BIJVERWARMING 0 = stop externe bijverwarming 1 = start externe bijverwarming EXT. CIRC.POMP 0 = stop circulatiepomp 1 = start circulatiepomp SHUNT ONTD.
11.1.5 Submenu INSTALLATIE Tabel 12. Wordt gebruikt voor instellingen die bij de installatie worden verricht. Menu-optie Betekenis Fabrieksinstelling SYSTEEM Submenu SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM: Let op! De menu-opties in het menu SYSTEEM variëren afhankelijk van de gekozen waarden. Tip: begin in het bovenste menu en werk dan naar beneden. Menu-optie Betekenis WARMTEBRON ZWEMBAD (uitbreidingskaart) SHUNTGROEP Menu-optie Betekenis DIRECTE VERD.
Menu-optie Betekenis Fabrieksinstelling KALIBR. SENSOR In de installatie kunnen de volgende sensoren zitten: BUITEN AANV.LEIDING RETOURLEIDING WARMWATER KOUDEM.1 KOUDEM.2 KOUDEM.3 ZWEMBAD SHUNTGROEP BUFFERTANK VERW.CIRC. 2 AANV. SYSTEEM ONTD. SENSOR EXTERNE FACTOR Beïnvloedt binnen in de warmtepomp gemonteerde sensoren.
11.2.2 STOOKLIJN Op de display wordt de waarde voor STOOKLIJN weergegeven via een grafiek op het displayscherm. Stel de warmstooklijn in door de waarde voor STOOKLIJN te wijzigen. De waarde voor STOOKLIJN geeft aan welke aanvoerleidingtemperatuur er naar het verwarmingssysteem moet worden verzonden bij een buitentemperatuur van 0°C. 1 56 2 5 40 24 3 20 0 -2 0 4 Afbeelding 20. Grafiek die de ingestelde waarde 40 aangeeft voor STOOKLIJN.
De meest energiezuinige en kostenbesparende instelling krijgt u door de STOOKLIJN-waarde te wijzigen die leidt tot minder starts en langere bedrijfstijden, maar tegelijkertijd een constante binnentemperatuur aanhoudt. Een tijdelijke stijging of daling kunt u bijstellen met de KAMER-waarde. 11.2.3 KAMER Als u de binnentemperatuur tijdelijk wilt verhogen of verlagen, wijzigt u de KAMER-waarde.
in de zomertijd, als er geen verwarming nodig is, worden ingesteld op 22-25°C. Dit om een aangename vloertemperatuur te realiseren. In huizen met kelder moet de MIN-temperatuur worden ingesteld op een geschikte temperatuur om te voorkomen dat het binnenklimaat 's zomers in de kelder onprettig aanvoelt. Een voorwaarde om warmte in de kelder te houden in de zomer is dat alle radiatoren over thermostaatkleppen beschikken die de warmte in de rest van het huis uitschakelen.
Legenda 4 INTEGRAAL A2 5 Warmtetekort 6 Tijd 7 Warmtepomp in bedrijf 8 Buiten bedrijf 9 Compressor 10 Interne bijverwarming 11 Compressor start (A1) 12 Bijverwarming start A2 13 Bijverwarming stopt (uiterlijk bij A1) 14 Compressor stopt (=0) 15 INTEGRAAL A3 16 Externe bijverwarming De berekening van de integraalwaarde stopt tijdens warmtestop. De berekening van de integraalwaarde wordt hervat als warmtestop geëindigd is. In dit voorbeeld is INTEGRAAL A3 < INTEGRAAL A2.
Nummer Beschrijving 5 Tijd 6 Compressor stopt (0) 7 Compressor start (-60) 8 Hysteresis (Δt) ≥ x 9 Hysteresis (Δt) ≥ x Installatiehandleiding VMGFB210 – 41
12 Referenties Installatie van leidingen Datum ........................................................ Bedrijf ........................................................ Naam ........................................................ Tel.nr. ........................................................ Elektrische installatie Datum ........................................................ Bedrijf ........................................................ Naam .............................................
VMGFB210