Technical data

58
Na het ontgrendelen met behulp van de knop
[2-6] wordt de schijfkap tot aan de aanslag
geopend.
Maak de fl ens [7-4] en de spanmoer [7-2]
schoon, ook de klemoppervlakken van de snij-
schijf [7-3] moeten worden gereinigd.
Bevestig de fl ens [7-4], op de spil van de slijp-
machine, waarbij de kraag naar buiten moet
worden gericht.
Zet de schijf [7-3] op, zorg ervoor dat de voor-
geschreven draairichting (de pijl op de schijf
× pijl op de machine) juist is. De kraag van de
ens moet precies in het schijfgat passen.
Schroef de spanmoer [7-2] erop, met de kraag
gericht naar buiten weg van de schijf, druk op
de spilvergrendeling en draai de moer goed
vast met sleutel [7-1].
Sluit de schijfkap.
Alvorens de machine in te schakelen, contro-
leer of de schijf vrij draait.
8.2 Het geleidesysteem
LET OP
Gebruik alleen schijven tot een dikte van 3 mm!
Gebruik een geleiderail [8-1] om precieze sneden
te maken.
De zijdelingse speling van de kap kan worden
aangepast met behulp van begrenzingsschroe-
ven [1-8].
Geleiderails
Op de onderkant van de geleiderail zijn antislip-
stroken bevestigd. Deze zorgen voor een veilige
aanlegging en verhinderen, dat er krassen op het
materiaal ontstaan.
De rail kan ook bevestigd worden met behulp
van de speciale klemmen FSZ 300 [8-2], die in-
geschoven worden in de daartoe bestemde ge-
leidegroeven – afb. [8]. Hierdoor kan een veilige
bevestiging, zelfs bij oneffen oppervlakken, wor-
den bereikt.
LET OP
De geleiderails worden beschermd door een
anti-braambeschermer die bij het eerste ge-
bruik afgesneden moet worden.
Koppeling
Volgens de toepassing en de grootte van het
werkstuk kunnen ook meerdere geleiderails
aan elkaar worden gekoppeld. Hiertoe dient de
verbindingsveer [8-3] – afb. [8]. Om meerdere
geleiderails met elkaar te verbinden kunnen de
koppelingen met borgschroeven in de overeen-
komstige schroefgaten worden vastgezet.
9 Inbedrijfstelling
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen wanneer de machine
met een ontoelaatbare spanning of frequentie
wordt gebruikt.
De netspanning en de frequentie van de
stroombron dienen met de gegevens op het
typeplaatje overeen te stemmen.
In Noord-Amerika mogen alleen Festool-
machines met een spanningsopgave van 120
V/60 Hz worden ingezet.
Stel de schuifaanslag van de snijdiepte in [2-8] op
de schaal [2-7] (de bovenste rand van de aanslag)
om de gewenste diepte van de snede te bereiken,
door de aanslagschroef [2-9] los te maken en
wederom vast te draaien.
De schaal voor de diepte van de snede is van toe-
passing voor het werken zonder een rail.
De schaal is slechts indicatief. De werkelijke diep-
te van de snede wordt bijvoorbeeld beïnvloed door
de fabricagetoleranties of door de slijtage van de
diamantschijf. Indien de diepte van de snede pre-
cies moet zijn, is het noodzakelijk een proefsnede
uit te voeren en de werkelijke diepte van de snede
te meten.
9.1 In-/Uitschakelen
Inschakelen
Hendel van de inschakelblokkering [2-4] in-
drukken. Hierdoor wordt de in-/uitschakelaar
[2-3] ontgrendeld.
Tegelijkertijd de in-/uitschakelaar [2-3] in-
drukken.
Continuloop: Door tegelijk de inschakelblok-
kering [2-4] naar voren te drukken, wordt de
in-/uitschakelaar vergrendeld.
Het elektrisch gereedschap start.
Pas op het materiaal aanbrengen, wanneer het
bedrijfstoerental is bereikt.
Uitschakelen
Elektrisch gereedschap van het te bewerken
materiaal afnemen.
In-/uitschakelaar [2-3] loslaten.
Bij continuloop: In-/uitschakelaar [2-3] kort
indrukken.