Operation Manual

19
11/05/12 - 300027783-001-01 BSC...E - BSP...E - BESC...E
Instelparameter CX - Maximum temperatuur van
de collector
Instelbereik: 100 ... 125 °C
Fabrieksinstelling: 100 °C
Grenstemperatuur van de sensor (beveiliging tegen
oververhitting): Waarde niet instelbaar: 130 °C.
Als de temperatuur van de collector oploopt tot voorbij de
temperatuur CX terwijl de zonnekring is uitgeschakeld
(adviestemperatuur van de boiler bereikt), schakelt de zonnepomp
(R1) in en koelt de collector (koeling van het systeem). In deze
omstandigheden verhoogt de temperatuur van het
warmwatertoestel, maar deze wordt begrensd tot 80°C
(uitschakeling beveiliging).
Indien het warmwatertoestel de maximum temperatuur van 80°C
bereikt (uitschakeling beveiliging), schakelt de regeling de
zonnepomp uit.
De sensoren kunnen een temperatuur van 160 ... 200°C
bereiken, wat normaal is voor een zonne-installatie.
De koelfunctie zorgt voor een thermische ontlasting; de installatie
blijft zo in de zomer langer operationeel. In de fabriek is de maximum
temperatuur van de collector ingesteld op 100 °C ; deze kan echter
worden ingesteld van 100 ... 125 °C. Als de maximum temperatuur
van de collector is overschreden, toont het display , en
(knipperend) en de LED gaat rood/groen knipperen.
Instelparameter tu - Zelfkalibratiefase
Instelbereik: 1 ... 5 minuten
Fabrieksinstelling: 1 minuten
Als de zonnecollector een temperatuur van minstens 30 °C heeft
bereikt en er een verschil in temperatuur is, dat is voorgedefinieerd
op 10 K, met de temperatuur van de boiler, schakelt de regeling de
zonnepomp in op volle snelheid gedurende de tijd die is gedefinieerd
met de parameter tu. Tijdens deze fase worden alle eventueel in de
zonnecollectoren of buizen aanwezige luchtbellen afgevoerd naar
het zonnestation door de hoge circulatiesnelheid in de buizen en
opgevangen in het Airstop systeem (handmatige ontluchting). Na
deze fase, gaat de regeling over op de "matched flow" modus. De
resterende duur van de zelfkalibratie wordt aangegeven op de plaats
van de parameter tc.
Instelparameter PN - Minimum toerental van de
pomp
Instelbereik: 50 ... 100%
Fabrieksinstelling: 50%
Met de instelparameter PN kan een minimum waarde voor de
snelheid van de zonnepomp worden ingesteld op de uitgang van
relais R1. Hoe lager het toerental van de pomp, hoe lager het debiet
hiervan.
M000396
M000397
M000398