Operation Manual

NEDERLANDS
67
Een verlengsnoer gebruiken
U dient geen verlengsnoer te gebruiken, tenzij dit
absoluut noodzakelijk is. Gebruik een goedgekeurd
verlengsnoer dat geschikt is voor de stroominvoer
van uw gereedschap (zie technische gegevens). De
minimale geleidergrootte is 1 mm
2
; de maximale
lengte is 30 m.
Als u een haspel gebruikt, dient u het snoer altijd
volledig af te rollen.
ASSEMBLAGE EN AANPASSINGEN
WAARSCHUWING: Om het gevaar
op letsel te verminderen schakelt
u het apparaat uit en sluit u de
stroombron van de machine af
voordat u accessoires installeert of
verwijdert, voordat u instellingen aanpast
of wijzigt, of als u reparaties uitvoert.
Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar
in de OFF (UIT) positie staat. Het
onbedoeld opstarten kan letsel
veroorzaken.
SDS Max
®
accessoires plaatsen en
verwijderen (fi g. 3A, 3B)
Deze machine maakt gebruik van SDS Max
®
boorstukken en beitels (zie de inzet in figuur 3B
voor een dwarsdoorsnede van een SDS Max
®
boorschacht).
1. Maak de boorschacht schoon en vet deze in.
WAARSCHUWING: Gebruik slechts
een kleine hoeveelheid smeermiddel
op de boorschacht. Smeer geen
smeermiddel op de machine.
2. Plaats de boorschacht in de
gereedschapshouder (h) en druk en draai het
boorstuk zachtjes totdat de huls op zijn plaats
klikt.
3. Trek aan het boorstuk om te controleren of het
stevig is vergrendeld. Bij de klopboorfunctie
dient het boorstuk meerdere centimeters
om de as te kunnen draaien als het in de
gereedschapshouder is vergrendeld.
4. Om een boorstuk te verwijderen trekt u de
vergrendelinghuls van de gereedschapshouder
(h) terug en trekt u het boorstuk uit de
gereedschapshouder.
De bedieningsmodus kiezen
(fi g. 4A, 4B)
Het gereedschap kan in twee bedieningsmodi
worden gebruikt (fig. 4A):
Klopboren: voor boorhandelingen in
beton, baksteen, steen, en metselwerk.
Uitsluitend klopboren: voor beitel-
en sloopwerkzaamheden. In de deze
modus kan het gereedschap ook
worden gebruikt als een koevoet om een
vastgelopen boorstuk vrij te laten komen.
1. Om de bedieningsmodus te kiezen, draait u de
moduskeuze schakelaar (g) totdat deze wijst op
het symbool van de gewenste modus.
Het is mogelijk nodig om de
gereedschapshouder (h) enigszins te draaien
om ervoor te zorgen dat de moduskeuze
schakelaar (g) langs de “0” positie komt.
2. Controleer of de moduskeuze schakelaar (g) op
zijn plaats is vergrendeld.
De beitelpositie indexeren
(fi g. 4A, 4B)
De beitel kan in 24 verschillende posities worden
geïndexeerd en vergrendeld (fig. 4B).
1. Draai de moduskeuze schakelaar (g) totdat
deze wijst naar de “0” positie.
2. Draai de beitel naar de gewenste positie.
3. Stel de moduskeuze schakelaar (g) in op de
positie ‘uitsluitend klopboren’.
4. Draai de beitel totdat deze op zijn positie vastzit.
De keuzeknop elektronische
snelheid en impactbeheer instellen
(fi g. 2)
Draai de draaiknop (c) naar het gewenste niveau.
Draai de draaiknop omhoog voor hogere snelheid en
omlaag voor lagere snelheid. De benodigde instelling
is een kwestie van ervaring. Bv.:
als u beitelt of zachte, broze materialen boort
of als minimaal breken nodig is, stelt u de
draaiknop in op een lage instelling;
als u harder materiaal hakt of boort, stelt u de
draaiknop in op een hogere instelling.
De torsie besturingschakelaar
instellen (fi g. 2)
D25701/D25730
Het gereedschap kiest automatisch een
lage torsiepositie telkens wanneer het wordt
ingeschakeld.
1. Om een hoge torsie te kiezen, schuift u de
torsie besturingschakelaar (f) naar rechts totdat
deze op zijn plaats is.