Operation Manual

NEDERLANDS
69
Om te stoppen met continue bediening, drukt u de
schakelaar kort in en laat u deze weer los. Zet het
gereedschap altijd uit als het werk beëindigd is en
voordat u het stroomsnoer uit de contactdoos haalt.
Klopboren
1. Om het gereedschap in te schakelen, drukt u
de aan/uit schakelaar (a) in.
2. Om het gereedschap te stoppen, laat u de
schakelaar los.
Boren met een vast boorstuk (fi g. 1)
1. Plaats het geschikte boorstuk.
2. Stel de moduskeuze schakelaar (g) in op de
positie ‘klopboren’.
3. Stel de elektronische snelheid en besturingknop
(c) in.
4. Bevestig de zijhendel (j) en pas deze indien
nodig aan.
5. Markeer het punt waar het gat dient te worden
geboord.
6. Plaats het boorstuk op de plaats en zet het
gereedschap aan.
7. Zet het gereedschap altijd uit als het werk
beëindigd is en voordat u het stroomsnoer uit
de contactdoos haalt.
Boren met een kernboor (fi g. 1)
1. Plaats de geschikte kernboor.
2. Monteer de middenboor in de kernboor.
3. Stel de moduskeuze schakelaar (g) in op de
positie ‘klopboren’.
4. Draai de elektronische snelheid en
impactbesturing knop (c) op een gemiddelde op
hoge snelheidsinstelling.
5. Bevestig de zijhendel (j) en pas deze indien
nodig aan.
6. Plaats de middenboor op de plaats en zet het
gereedschap aan. Boor totdat de kern ong.
1 cm in het beton doordringt.
7. Stop met boren en verwijder de middenboor.
Plaats de kernboor terug in het gat en ga verder
met boren.
8. Als u boort in een structuur die dikker is dan de
diepte van de kernboor, verwijdert u regelmatig
de ronde cilinder van beton of kern in het
boorstuk.
Om het ongewenst afbreken van beton rondom
het gat te voorkomen, boort u eerst een gat
met de diameter van de middenboor volledig
door de structuur heen. Vervolgens boort u
halverwege in het binnengat vanaf beide kanten.
9. Zet het gereedschap altijd uit als het werk
beëindigd is en voordat u het stroomsnoer uit
de contactdoos haalt.
Bikken en beitelen (fi g. 1)
1. Plaats de geschikte beitel en draai deze met
de hand om deze in één van de 24 posities te
vergrendelen.
2. Stel de moduskeuze schakelaar (g) in op de
positie ‘uitsluitend klopboren’.
3. Stel de elektronische snelheid en besturingknop
(c) in.
4. Bevestig de zijhendel (j) en pas deze indien
nodig aan.
5. Zet het gereedschap aan en begin met werken.
6. Zet het gereedschap altijd uit als het werk
beëindigd is en voordat u het stroomsnoer uit
de contactdoos haalt.
ONDERHOUD
Uw DEWALT gereedschap op stroom is ontworpen
om gedurende een lange tijdsperiode te functioneren
met een minimum aan onderhoud. Het continu naar
bevrediging functioneren, hangt af van de juiste zorg
voor het gereedschap en regelmatig schoonmaken.
WAARSCHUWING: Om het gevaar
op letsel te verminderen schakelt
u het apparaat uit en sluit u de
stroombron van de machine af
voordat u accessoires installeert of
verwijdert, voordat u instellingen aanpast
of wijzigt, of als u reparaties uitvoert.
Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar
in de OFF (UIT) positie staat. Het
onbedoeld opstarten kan letsel
veroorzaken.
Er kan geen onderhoud door de gebruiker aan dit
product worden uitgevoerd. Breng het gereedschap
bij een erkende DEWALT reparateur na ongeveer
150 gebruiksuren. Als zich voor die tijd problemen
voordoen, neem dan contact op met een erkende
DEWALT reparateur.
Borstels (fi g. 2)
De gele LED ‘borstelslijtage’ indicator (e) licht op
als de koolstofborstels bijna versleten zijn. Nadat
de borstels nogmaals 8 uur worden gebruikt, zijn
ze volledig versleten en zal de motor automatisch
uitschakelen.