Operation Manual

298 Het gebruik van digitale certificaten
OPMERKING: zie “Verificatie van het servercertificaat instellen voor LDAP-SSL/TLS-communicatie” en “Clientcertificaat
instellen voor LDAP-SSL/TLS-communicatie” voor het uitvoeren van de geldigheid van het servercertificaat en de presentatie
van het clientcertificaat.
Verificatie van het servercertificaat instellen voor LDAP-SSL/TLS-communicatie
OPMERKING: deze instelling is alleen beschikbaar als de optionele harde schijf is geïnstalleerd en codering is ingeschakeld.
OPMERKING: deze functie als alleen ingeschakeld wanneer Inschakelen is ingesteld voor LDAP-SSL/TLS-communicatie.
1
Importeer het basiscertificaat (inclusief tussencertificaat) voor het LDAP-servercertificaat. Zie “Een digitaal
certificaat importeren” voor meer informatie.
OPMERKING: bij het controleren van een certificaat van de aangesloten server hoeft het certificaat niet gekoppeld te zijn
om automatisch te kunnen zoeken naar een geïmporteerd certificaat en het pad te kunnen controleren.
2
Controleer of het basiscertificaat op de juiste wijze is geïmporteerd naar de LDAP-server. Zie “De instellingen van
een digitaal certificaat bevestigen” voor meer informatie.
3
Selecteer
Afdrukserverinstellingen
.
4
Klik op het tabblad
Beveiliging
.
5
Selecteer
SSL/TLS
.
6
Schakel het selectievakje
Inschakelen
in bij
Certificaat van externe server controleren
.
7
Klik op
Nieuwe instellingen toepassen
.
8
Nadat de printer opnieuw is gestart, wordt het certificaat dat door de LDAP-server wordt aangeboden
gecontroleerd zodra er LDAP-SSL/TLS-communicatie plaatsvindt met de LDAP-server.
OPMERKING: wanneer het resultaat van de controle NG is, betekent dit dat er geen communicatie tot stand is gebracht en
resulteert dit in een fout.
Clientcertificaat instellen voor LDAP-SSL/TLS-communicatie
OPMERKING: wanneer u digitale certificaten wilt beheren, moet u eerst de codering van de optionele harde schijf op Aan
zetten en daarna de HTTPS-communicatie instellen. Zie “Voorbereiding op het beheer van certificaten” voor meer informatie.
OPMERKING: deze functie als alleen ingeschakeld wanneer Inschakelen is ingesteld voor LDAP-SSL/TLS-communicatie.
1
Importeer het certificaat dat u wilt gebruiken voor de SSL-client. Zie “Een digitaal certificaat importeren” voor
meer informatie.
2
Stel een certificaat in dat u wilt gebruiken voor de SSL-client. Zie “Een digitaal certificaat instellen” voor meer
informatie.
3
Controleer of het certificaat juist is ingesteld. Zie “De instellingen van een digitaal certificaat bevestigen” voor
meer informatie.
4
Nadat de printer opnieuw is gestart, wordt het LDAP-clientcertificaat aangeboden zodra er LDAP-SSL/TLS-
communicatie plaatsvindt met de LDAP-server. Wanneer de LDAP-server zo is ingesteld dat een clientcertificaat
vereist is, dan wordt het clientcertificaat dat door de printer wordt aangeboden gecontroleerd door de LDAP-server.
Instellingen voor draadloos LAN WPA-Enterprise (EAP-TLS)
OPMERKING: voor het beheren van digitale certificaten moet u eerst de codering van de optionele harde schijf op Aan zetten
en dan de HTTPS-communicatie instellen. Zie “Voorbereiding op het beheer van certificaten” voor meer informatie.
OPMERKING: WPA-Enterprise is alleen beschikbaar indien infrastructuur als netwerktype is geselecteerd.
OPMERKING: zorg ervoor dat het certificaat via Internet Explorer wordt geïmporteerd.
OPMERKING: na het importeren van een certificaat in PKCS#12 formaat, wordt de geheime code niet mee geëxporteerd, zelfs
als u het exporteren zelf uitvoert.