Operation Manual

Instellen van het IP-adres 71
U kunt ook het IP-adres aan de printer toewijzen wanneer u de printerstuurprogramma’s installeert met het
installatieprogramma. Wanneer u de functie
Netwerkinstallatie
gebruikt en
IP-adres ophalen
op de printer staat
ingesteld op
AutoIP of DHCP
, dan kunt u het IP-adres in het venster printerselectie wijzigen van 0.0.0.0 in het IP-adres
van uw keuze.
Verifiëren van de IP-instellingen
U kunt de instellingen verifiëren door het bedieningspaneel te gebruiken, het printerinstellingenrapport af te
drukken of met behulp van de ping-opdracht.
Verifiëren van de instellingen via het bedieningspaneel
1
Druk op de knop
(Menu)
.
2
Druk op de knop totdat
Beheerdersinstellingen
is gemarkeerd en druk dan op de knop
(Instellen)
.
3
Druk op de knop totdat
Netwerk
is gemarkeerd en druk dan op de knop
(Instellen)
.
4
Druk op de knop totdat
TCP/IP
is gemarkeerd en druk dan op de knop
(Instellen)
.
5
Druk op de knop totdat
IPv4
is gemarkeerd en druk dan op de knop
(Instellen)
.
Controleer het IP-adres dat op het bedieningspaneel wordt weergegeven.
Verifiëren van de instellingen met behulp van het printerinstellingenrapport
1
Druk het printerinstellingenrapport af.
Zie “Rapport/Lijst” voor informatie over het afdrukken van de printerinstellingen.
2
Controleer of het juiste IP-adres, subnetmasker en gateway-adres staan vermeld in het printerinstellingenrapport
onder
Netwerk (bekabeld)
of
Netwerk (draadloos)
.
Als voor het IP-adres
0.0.0.0
wordt aangegeven (de fabrieksinstelling), dan is er nog geen IP-adres toegewezen.
Zie “Een IP-adres toewijzen” als u een IP-adres aan uw printer wilt toewijzen.
Verifiëren van de Instellingen met behulp van de ping-opdracht
Ping de printer en controleer of deze reageert. Doe dit bijvoorbeeld op een netwerkcomputer door in de
commandoregel het woord ping te typen, gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer (bijvoorbeeld
192.168.0.11):
ping 192.168.0.11
Als de printer actief is op het netwerk, krijgt u een respons.