Users Guide
316 Afdrukmediarichtlijnen
Enveloppen
Bij bepaalde soorten enveloppen is het mogelijk dat ze wel eens wat kreukelen. U wordt geadviseerd een monster van
afdrukmedia te proberen voordat u er grote hoeveelheden van aanschaft. Zie
“
Inleggen van een envelop in de
multifunctionele papierlade (MPF)
”
voor aanwijzingen voor het inleggen van een envelop.
Voor het afdrukken op enveloppen:
• Gebruik alleen kwaliteitsenveloppen die geschikt zijn voor laserprinters.
• Stel de afdrukmediabron in op MPF. Stel de papiersoort in op
Envelop
en selecteer het juiste formaat envelop in
het printerstuurprogramma.
• Gebruik enveloppen van 75 g/m
2
lengte-grein papier. U kunt als maximaal gewicht 105 g/m
2
gebruiken voor de
enveloppentoevoer, zolang het katoengehalte niet meer dan 25% bedraagt. Enveloppen met een 100%
katoengehalte mogen niet zwaarder zijn dan 90 g/m
2
.
• Gebruik alleen onbeschadigde enveloppen die u net hebt uitgepakt.
• Gebruik enveloppen die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder dat ze gaan plakken, sterk omkrullen,
rimpelen en zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen. Als u twijfels hebt over de enveloppen die u wilt
gebruiken, raadpleegt u de leverancier van de enveloppen.
• Stel de geleider in op de breedte van de enveloppen.
• Voor het laden van enveloppen in de MPF plaatst u de envelop met de flap gesloten en de korte kant van de
envelop naar het binnenkant van de printer gericht. De kant waarop moet worden afgedrukt moet omhoog wijzen.
•Zie “
Inleggen van een envelop in de multifunctionele papierlade (MPF)
” voor aanwijzingen voor het inleggen
van een envelop.
• Gebruik tijdens een afdruktaak slechts één formaat envelop.
• Zorg ervoor dat de luchtvochtigheid niet te hoog is, want een hoge luchtvochtigheid (meer dan 60%) en de hoge
temperatuur bij het afdrukken zouden de enveloppen kunnen dichtplakken.
• Voor de beste resultaten gebruikt u geen enveloppen die:
– sterk gekruld of kromgetrokken zijn;
– samenkleven of beschadigd zijn;
– vensters, openingen, perforaties, inkepingen of opdruk hebben;
– metalen clips, koordsluitingen of metalen vouwranden hebben;
– ineengrijpende flappen hebben;
– van postzegels zijn voorzien;
– een lijmrand aan de buitenzijde hebben wanneer de flap open of gesloten is;
– ingekeepte randen of gebogen hoeken hebben;
– een ruw, gerimpeld of geplooid oppervlak hebben.
Etiketten
Uw printer kan afdrukken op veel van de etiketten die alleen bedoeld zijn voor laserprinters.
Bij het selecteren van etiketten:
• De lijmlaag, het papier (voor afdrukken) en de beschermlaag moeten alle bestand zijn tegen temperaturen van
205°C en een druk van 1,76 kg/cm².
• Gebruik etiketten die bestand zijn tegen temperaturen van 205°C zonder dat ze gaan plakken, omkrullen, rimpelen
of zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen.
• Gebruik geen etiketten met een rug van glad materiaal.










