Users Guide
Faxen 395
U kunt de codering van modemontvangsten met de volgende instructies wijzigen.
1
Schakel de printer in en houd de knoppen
8
en
2
van het numerieke toetsenbord ingedrukt om de Klantfunctie te
starten.
2
Druk op de knop om het
Fax/Scanner dialoogvenster
te selecteren en selecteer dan
OK
.
3
Druk op de knop tot
Parameters
verschijnt en selecteer dan
OK
.
4
Controleer of
FAXparameters
verschijnt en selecteer dan
OK
.
5
Druk op de knop tot
G3M RX-codering
verschijnt en selecteer dan
OK
.
6
Druk op de knop tot de gewenste codering verschijnt en selecteer dan
OK
.
U kunt kiezen tussen
MH
,
MR
of
MMR
.
Diagnose van de faxverbinding
U kunt een diagnose van de faxverbinding stellen met behulp van de functie Diagnose faxlijn, waarmee
abnormaliteiten in de telefoonverbinding kunnen worden gedetecteerd.
1
Schakel de printer in en houd de knoppen
8
en
2
van het numerieke toetsenbord ingedrukt om de Klantfunctie te
starten.
2
Druk op de knop om het
Fax/Scanner dialoogvenster
te selecteren en selecteer dan
OK
.
3
Druk op de knop tot
FAXtest
verschijnt en selecteer dan
OK
.
4
Wanneer het bericht
Controleer de verbinding op de lijn
verschijnt, selecteer dan
OK
.
5
Wanneer het bericht
Gereed om te starten
verschijnt, selecteer dan
OK
om de diagnose van de
faxverbinding te starten.
Een van de volgende diagnoseresultaten wordt weergegeven.
Een fax verzenden
U kunt gegevens vanaf uw printer faxen. U kunt ook gegevens faxen direct vanaf de computer met een
besturingssysteem van Microsoft
®
Windows
®
.
Een origineel document plaatsen
U kunt de DADF of glasplaat gebruiken om een origineel document voor faxen te plaatsen. Als u de DADF gebruikt,
kunt u maximaal 50 vellen papier van 75 g/m
2
(20 lb) tegelijkertijd plaatsen. Als u de glasplaat gebruikt, kunt u één
vel tegelijk plaatsen.
OPMERKING: voor de beste scankwaliteit, vooral bij beelden in grijstinten, gebruikt u de glasplaat in plaats van de DADF.
Diagnoseresultaat Beschrijving
Verbinding niet gevonden
Sluit de telefoonlijn opnieuw aan
Het snoer van de telefoonlijn is niet aangesloten. Controleer of het
snoer van de telefoonlijn goed is aangesloten.
Kabel verkeerd aangesloten
Sluit de telefoonlijn tussen de
muur en de lijnaansluiting opnieuw
aan.
Het snoer van de telefoonlijn is verbonden met de verkeerde
aansluiting. Controleer of het snoer van de telefoonlijn aan een
uiteinde op de connector van de printer
()
is aangesloten en steek
het andere uiteinde in een actieve muuraansluiting. Als u een telefoon
of antwoordapparaat gebruikt, sluit u de telefoonaansluiting aan
()
.
Faxverbinding OK
Controleer de instelling van
toon/puls in Beheermenu na het
opnieuw starten van de printer
Het snoer van de telefoonlijn is niet goed aangesloten. Controleer de
instelling Toon/puls. Zie “Beschikbare faxinstellingopties” voor meer
informatie over de toon-/pulsinstelling.










