Users Guide

Afdrukmediarichtlijnen
171
Gebruik enveloppen die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder dat ze gaan plakken, sterk omkrullen,
kreuken en zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen. Als u twijfels hebt over de enveloppen die u wilt gebruiken,
raadpleegt u de leverancier van de enveloppen.
Stel de breedtegeleiders en de lengtegeleider in op de breedte van de enveloppen.
Voor het plaatsen van enveloppen in de standaardlade voor 150 vellen moet de te bedrukken zijde naar boven
gericht zijn.
•Zie
"Enveloppen plaatsen" op pagina 177
voor aanwijzingen voor het inleggen van een envelop.
Gebruik tijdens een afdruktaak slechts één formaat envelop.
Zorg ervoor dat de luchtvochtigheid niet te hoog is, want een hoge luchtvochtigheid (meer dan 60 %) en de hoge
temperatuur bij het afdrukken zouden de enveloppen kunnen dichtplakken.
Voor de beste resultaten gebruikt u geen enveloppen die:
sterk gekruld of kromgetrokken zijn;
samenkleven of beschadigd zijn;
vensters, openingen, perforaties, inkepingen of opdruk hebben
metalen clips, koordsluitingen of metalen vouwranden hebben;
ineengrijpende flappen hebben;
van postzegels zijn voorzien;
ingekeepte randen of gebogen hoeken hebben;
een ruw, gerimpeld of geplooid oppervlak hebben.
Etiketten
Uw printer kan afdrukken op veel van de etiketten die alleen bedoeld zijn voor laserprinters.
Bij het selecteren van etiketten:
De kleeflaag, het papier (voor afdrukken) en de beschermlaag moeten bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C
en een druk van 1,76 kg/cm².
Gebruik etiketten die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder dat ze gaan plakken, omkrullen,
rimpelen of zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen.
Gebruik geen etiketten met een rug van glad materiaal.
AANWIJZING:
voordat u grote hoeveelheden van een bepaald afdrukmedium koopt, raden wij u aan om eerst een test uit te
voeren.
Voor het afdrukken op etiketten:
Gebruik etiketten die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder dat ze gaan plakken, sterk omkrullen,
rimpelen en gevaarlijke stoffen vrijgeven.
Stel de papiersoort in op Label via de printerdriver.
Leg nooit etiketten en gewoon papier tegelijk in dezelfde papierlade.
Druk niet af binnen 1 mm (0,04 inches) van de rand van de etiketten.
Druk niet af binnen 1 mm (0,04 inches) van de rand van de etiketten, de perforatielijnen of tussen de snijlijnen van
het etiket.
Niet vaker dan één keer op een vel etiketten afdrukken.
Een staande richting wordt aanbevolen, met name voor het afdrukken van streepjescodes.
Gebruik geen etiketten waarbij de lijm vrij ligt.