Owners Manual
Onderdelen verwijderen en installeren 153
13
Sluit alle kabels aan die met de kaart verbonden moeten zijn.
Raadpleeg de kaartdocumentatie voor informatie over de kabel-
aansluitingen van de kaart.
KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten.
Kabels die over de kaarten zijn geleid, kunnen er voor zorgen dat de computerkap
niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst
aan op het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer.
14
Plaats de computerkap terug, sluit de stekkers van de computer
en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet de computer
en apparaten vervolgens aan.
15
Ga als volgt te werk als u een geluidskaart hebt geplaatst:
a
Start het System Setup-programma (zie “System Setup”
op pagina 215), ga naar
Onboard Devices
(Apparaten op
moederbord) en selecteer
Integrated Audio
(Geïntegreerde audio).
Wijzig de instelling in
Off
(Uit).
b
Sluit externe audioapparaten aan op de connectoren van de
geluidskaart. Sluit geen externe apparaten aan op de geïntegreerde
microfoon-, luidspreker/hoofdtelefoon- of line-in-connectoren op
het voor- of achterpaneel. Zie het gedeelte “Achteraanzicht van de
computer” op pagina 24.
16
Volg onderstaande instructies wanneer u een netwerkadapter hebt
geplaatst en de geïntegreerde netwerkadapter wilt uitschakelen:
a
Start het System Setup-programma (zie “System Setup”
op pagina 215), ga naar
Onboard Devices
(Apparaten op
moederbord) en selecteer
Integrated NIC
(Geïntegreerde
netwerkadapter). Wijzig de instelling in
Off
(Uit).
b
Sluit de netwerkkabel aan op de connectoren van de nieuwe netwerk-
adapter. Sluit de netwerkkabel niet aan op de geïntegreerde connector
op het achterpaneel. Zie het gedeelte “Achteraanzicht van de
computer” op pagina 24.
17
Installeer de benodigde stuurprogramma's voor de kaart zoals beschreven
in de kaartdocumentatie.










