Dell™ Inspiron™ 530s-serie Eigenaarshandleiding Model DCSLF w w w. d e l l . c o m | s u p p o r t . d e l l .
Opmerkingen, kennisgevingen en veiligheidstips N.B.: Een OPMERKING of N.B. duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer. KENNISGEVING: Een KENNISGEVING duidt potentiële schade aan hardware of potentieel gegevensverlies aan en vertelt u hoe het probleem kan worden vermeden. LET OP: LET OP duidt het risico van schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden aan.
Inhoud Informatie vinden 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Uw computer installeren en gebruiken . . . . . . . . . . Vooraanzicht van de computer . . . . . . . . . . . . 17 . . . . . . . . . . . . . 17 Inspiron 530s/530sa/530sb/530sc/530sd . . . . . . 17 . . . . . . . . . . . . 20 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Achteraanzicht van de computer Inspiron 530s 13 Inspiron 530sa/530sc . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Inspiron 530sb/530sd . . . . . . . . . . . . . . . .
Cd's en dvd's kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 . . . . . . . . . . . 40 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Hoe kan ik een cd of dvd kopiëren Lege cd's en dvd's gebruiken . Nuttige tips Een mediakaartlezer gebruiken (optioneel) . Twee monitoren aansluiten . . . . . . 42 . . . . . . . . . . . . . . . 44 Twee monitoren met VGA-connector aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gegevens overbrengen naar een nieuwe computer . . . . ® . . . . . . . . . . . . . . ® Microsoft Windows XP Windows Vista® . . . . . . . . . . . . . 62 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 Een thuis- en bedrijfsnetwerk instellen. . . . . . . . . 68 Aansluiten op een netwerkadapter . . . . . . . . 68 . . . . . . . . . . . . 69 . . . . . . . . . . . . . . . 69 Een netwerk instellen voor Microsoft® Windows® XP . Een netwerk instellen voor Windows Vista® . Verbinding maken met internet . .
Vastlopen en softwareproblemen . De computer start niet op . . . . . . . . . . . . 81 . . . . . . . . . . . . . 81 De computer reageert niet meer . . . . . . . . . . Een programma blijft crashen 81 . . . . . . . . . . . 82 Een programma is ontwikkeld voor een eerdere versie van het besturingssysteem Microsoft® Windows® . . . . . . . . . . 82 . . . . . . . . . . 83 . . . . . . . . . . . . 83 Er verschijnt een blauw scherm Andere softwareproblemen . . . . . . . . . . 84 . . . . . . . . .
3 Tips voor het oplossen van problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Aan/uit-lampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Pieptooncodes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Systeemberichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 Dell Diagnostics . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Als u gebruik maakt van Dell Diagnostics Dell Diagnostics starten vanaf de vaste schijf . . . . . . . 103 . . . . . . . . . . . . . .
4 Onderdelen verwijderen en installeren . . . . . . . . Voordat u begint . . . . . . . . . . . . 121 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 . . . . . . . . . . . . 121 . . . . . . . . . . . . . . 122 Aanbevolen hulpmiddelen De computer uitzetten Voordat u binnen de computer gaat werken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 De computerkap verwijderen . . . . . . . . . . . . . 123 De steunbeugel verwijderen. . . . . . . . . . . . . . 125 Binnenaanzicht van de computer . . . . .
Schijven en stations . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aanbevolen kabelverbindingen voor schijven . . . . . . . . . . Schijfkabels aansluiten . . . . . . . . . . . 157 . . . . . . . . . . . . . . 157 Stekkers van interfacekabels voor schijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Schijf- en stationskabels aansluiten en verwijderen . . . . . . . . . . . Vaste schijven 158 . . . . . . . . 158 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159 . . . . . . . . . . . . . 165 . . . . . . . . . . . .
Chassisventilator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194 . . . . . . . . . 195 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196 De chassisventilator verwijderen. De chassisventilator vervangen Moederbord . . . . . . . . . . 196 . . . . . . . . . . . 198 Het moederbord verwijderen . Het moederbord installeren. De steunbeugel terugplaatsen . . . . . . . . . . 200 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De CMOS-instellingen wissen De BIOS flashen . . . . . . . . . . . . . 223 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224 De computer reinigen . . . . . . . . 225 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 Computer, toetsenbord en monitor . Muis . . . . . . . . . . . . . . 226 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226 Diskettestation (optioneel) Cd's en dvd's Technische ondersteuningsbeleid van Dell (alleen voor de Verenigde Staten) . . . . . . . . . . . .
Inhoud
Informatie vinden N.B.: Sommige functies of media kunnen optioneel zijn en niet bij uw computer zijn geleverd. Sommige functies of media zijn in bepaalde landen niet beschikbaar. N.B.: Mogelijk werd er bij uw computer extra informatie meegeleverd. Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • • • • • • Dell™ Productinformatiegids Garantie-informatie Voorwaarden (alleen V.S.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • Modelnummer: Het modelnummer vindt u op de achterzijde van uw computer. N.B.: Als de achterzijde geen label bevat, is het modelnummer Inspiron 530s. • Servicetag en code voor express-service • Microsoft Windows-licentielabel Servicetag en Microsoft® Windows®licentie Deze labels bevinden zich op de computer. •Gebruik het serviceplaatje om de computer te identificeren als u gebruikmaakt van support.dell.com of contact opneemt met de technische ondersteuning.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • Oplossingen: tips voor het oplossen van problemen, artikelen van technici, onlinecursussen en veelgestelde vragen • Community: onlinediscussies met andere gebruikers van Dell-producten • Upgrades: upgradegegevens voor componenten, zoals het geheugen, de vaste schijf en het besturingssysteem • Klantenservice: contactgegevens, de status van reparatieverzoeken en bestellingen, informatie over garantie en reparatie • Service en ondersteuning: de status van reparatiev
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • Desktop System Software (DSS) — U downloadt DSS als volgt: Wanneer u het besturingssysteem 1 Ga naar support.dell.com en klik op opnieuw installeert op uw computer, Downloads. dient u ook het hulpprogramma 2 Geef uw serviceplaatje of producttype DSS opnieuw te installeren. en productmodel op en klik op Start. DSS biedt essentiële updates 3 Ga naar System and Configuration voor uw besturingssysteem en onderUtilities (Systeem- en configuratiesteuning voor Dell™ 3.
Uw computer installeren en gebruiken Vooraanzicht van de computer Inspiron 530s/530sa/530sb/530sc/530sd 1 2 3 11 4 5 6 10 9 7 8 Uw computer installeren en gebruiken 17
1 Serviceplaatje (op de bovenzijde van de computerkast bij de achterzijde) Gebruik het serviceplaatje om de computer te identificeren wanneer u de Dell Support-website bezoekt of contact opneemt met de technische ondersteuning. 2 eject-knop voor cd/dvd-station Druk hier om het cd/dvd-station te openen of te sluiten. 3 FlexBay openen/sluiten Druk hier om het diskettepaneel/mediakaartlezerpaneel te openen of te sluiten.
7 USB 2.0connectoren (2) Gebruik de USB-connectoren op de voorzijde voor apparaten die u af en toe aansluit, zoals geheugensticks, camera's of opstartbare USBapparaten (zie “Opties van het System Setupprogramma” op pagina 214 voor meer informatie over het opstarten vanaf een USB-apparaat). Het is raadzaam om de USB-connectoren aan de achterzijde te gebruiken voor apparaten die normaal gesproken altijd aangesloten zijn, zoals printers en toetsenborden.
Achteraanzicht van de computer Inspiron 530s 1 7 2 6 3 5 20 Uw computer installeren en gebruiken 4
1 sleuf voor beveiligingskabel Deze sleuf kunt u gebruiken om een in de handel verkrijgbaar anti-diefstalapparaat aan te sluiten op de computer. Zie de instructies die bij het apparaat zijn meegeleverd voor meer informatie. 2 beugels voor hangslot U kunt een anti-diefstalapparaat aan de beugels voor hangsloten bevestigen. Via de beugels kunt u de computerkap met een hangslot aan het chassis vergrendelen zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de binnenkant van de computer.
Inspiron 530sa/530sc 1 7 2 6 3 5 22 Uw computer installeren en gebruiken 4
1 sleuf voor beveiligingskabel Deze sleuf kunt u gebruiken om een in de handel verkrijgbaar antidiefstalapparaat aan te sluiten op de computer. Zie de instructies die bij het apparaat zijn meegeleverd voor meer informatie. 2 beugels voor hangslot U kunt een anti-diefstalapparaat aan de beugels voor hangsloten bevestigen. Via de beugels kunt u de computerkap met een hangslot aan het chassis vergrendelen zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de binnenkant van de computer.
Inspiron 530sb/530sd 1 2 7 6 3 5 24 Uw computer installeren en gebruiken 4
1 sleuf voor beveiligingskabel Deze sleuf kunt u gebruiken om een in de handel verkrijgbaar antidiefstalapparaat aan te sluiten op de computer. Zie de instructies die bij het apparaat zijn meegeleverd voor meer informatie. 2 beugels voor hangslot U kunt een anti-diefstalapparaat aan de beugels voor hangsloten bevestigen. Via de beugels kunt u de computerkap met een hangslot aan het chassis vergrendelen zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de binnenkant van de computer.
Connectoren op het achterpaneel Inspiron 530s/530sa/530sc 3 2 1 4 5 6 7 11 10 9 8 1 activiteitenlampje netwerk Een geel lampje knippert op het moment dat de computer netwerkgegevens verzendt of ontvangt. Bij intensief netwerkverkeer kan het lijken alsof dit lampje voortdurend brandt. 2 connector voor netwerkadapter U sluit de computer aan op een netwerk- of breedbandapparaat door het ene uiteinde van een netwerkkabel aan te sluiten op een netwerkpoort of op uw netwerk- of breedbandapparaat.
3 verbindingintegrit eitsslampje • Groen: er is een goede verbinding tussen het 10/100-Mbps netwerk en de computer. • Uit: de computer detecteert geen fysieke verbinding met het netwerk. 4 connector voor middelste luidspreker/ subwoofer Gebruik de oranje connector om een speaker op een LFE-geluidskanaal (Low Frequency Effects) aan te sluiten. Via het LFE-geluidskanaal, dat deel uitmaakt van digitaal surroundgeluid, worden alleen signalen doorgegeven met een lage frequentie (80 Hz en lager).
7 microfoonconnector Gebruik de roze connector om een pc-microfoon aan te sluiten voor spraak- of muziekinvoer in een geluidsof telefonieprogramma. Op computers met een geluidskaart moet u de connector op de kaart gebruiken. 8 surroundconnector L/R zijkant Gebruik de grijze connector om verbeterde surround-audio te bieden voor computers met 7.1-speakers. Op computers met een geluidskaart moet u de connector op de kaart gebruiken.
Inspiron 530sb/530sd 1 2 3 4 5 6 8 7 1 activiteitenlampje netwerk Een geel lampje knippert op het moment dat de computer netwerkgegevens verzendt of ontvangt. Bij intensief netwerkverkeer kan het lijken alsof dit lampje voortdurend brandt. 2 connector voor netwerkadapter U sluit de computer aan op een netwerk- of breedbandapparaat door het ene uiteinde van een netwerkkabel aan te sluiten op een netwerkpoort of op uw netwerk- of breedbandapparaat.
4 line-inconnector/ surround out Gebruik de blauwe line-inconnector om een opname/ afspeelapparaat zoals een cassettespeler, cd-speler of videorecorder aan te sluiten. Gebruik op computers met een geluidskaart de connector op de kaart. N.B.: Zie “De geluidsconnectoren configureren voor 5.1kanalen” op pagina 37 als u deze connector voor 5.1 kanalen wilt configureren.
De computer in een kast plaatsen Als u uw computer in een kast plaatst, kan de computer oververhit raken waardoor de prestaties achteruitgaan. Dit komt door onvoldoende ventilatie. Volg onderstaande richtlijnen als u de computer in een kast plaatst: KENNISGEVING: De bedrijfstemperatuur die in deze Eigenaarshandleiding is opgegeven, geeft de maximale omgevingstemperatuur aan. Houd rekening met de omgevingstemperatuur als u de computer binnen een kast opstelt.
• Als de computer in een hoek wordt geplaatst of onder een bureau, moet u ervoor zorgen dat er minstens 5,1 cm tussen de achterkant van de computer en de muur vrij is om te zorgen dat er genoeg lucht kan worden aangezogen voor ventilatie. • Plaats de computer niet in een besloten ruimte zonder luchtstroom. Bij onvoldoende luchtstroom gaan de computerprestaties achteruit en kan de computer oververhit raken.
Een printer installeren KENNISGEVING: Zorg dat de installatie van het besturingssysteem is voltooid voordat u een printer op de computer aansluit. Raadpleeg de bij de printer geleverde documentatie voor de volgende informatie over de installatie: • Bijgewerkte stuurprogramma's verkrijgen en installeren. • De printer op de computer aansluiten. • Papier laden en de toner of inktcassette plaatsen.
Printerkabel U kunt de printer op uw computer aansluiten met behulp van een USB-kabel of een parallelle kabel. Sommige printers worden zonder printerkabel geleverd. Ga dus bij de aankoop van een kabel na of deze compatibel is met de printer. Als u de printerkabel en de computer tegelijkertijd koopt, vindt u de kabel bij levering in de computerdoos. Een USB-printer aansluiten N.B.: USB-apparaten kunnen worden aangesloten terwijl de computer is ingeschakeld.
3 Zet de printer aan en zet vervolgens de computer aan. 4 Afhankelijk van het besturingssysteem van de computer kan er een printerwizard aanwezig zijn die u begeleidt tijdens het installeren van het stuurprogramma van de printer. Als op de computer Microsoft® Windows® XP draait en het venster Nieuwe hardware toevoegen verschijnt, klikt u op Annuleren.
Zie de meegeleverde cd-software om cd's te formatteren voor het opslaan van gegevens, het maken van muziek-cd's of het kopiëren van cd's. N.B.: Ga na of u aan alle auteursrechten voldoet wanneer u cd's maakt.
Het volume aanpassen N.B.: Wanneer de luidsprekers zijn gedempt, hoort u niet dat er een cd of dvd wordt afgespeeld. Microsoft® Windows® XP: 1 Klik op Start, ga naar Configuratiescherm→ Geluiden, en klik op Audioapparaten. 2 Klik op het tabblad Volume op de schuifbalk voor het volume en versleep de schuifbalk om het geluidsvolume te wijzigen. Windows Vista®: 1 Klik op de knop Start van Windows Vista, ga naar Configuratiescherm→ Hardware en geluiden→ Geluid en klik op Systeemvolume aanpassen.
Het beeld aanpassen Als er een foutbericht verschijnt dat de huidige resolutie en kleurdiepte te veel geheugen in beslag nemen en dat de dvd hierdoor niet kan worden afgespeeld, moet u de beeldschermeigenschappen aanpassen: Windows XP: 1 Klik op Start→ Configuratiescherm→ Vormgeving en thema's. 2 Klik onder Kies een taak... op De schermresolutie wijzigen. 3 Klik onder Beeldschermresolutie op de balk en sleep deze naar links om een lagere resolutie in te stellen.
Cd's en dvd's kopiëren N.B.: Ga na of u aan alle auteursrechten voldoet wanneer u cd's of dvd's maakt. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing op computers met een cd-rw-, dvd+/-rw- of cd-rw/dvd (combi) -station. N.B.: De typen cd- of dvd-stations die door Dell worden aangeboden, verschillen per land. In onderstaande instructies wordt uiteengezet hoe u een exacte kopie maakt van een cd of dvd.
1 Klik op Start → Alle programma´s→ Sonic→ DigitalMedia Projects→ Copy→ Disc Copy. 2 U kopieert de cd of dvd als volgt: • Als u één cd/dvd-station hebt, gaat u na of de instellingen correct zijn en klikt u op de knop Disc Copy. De computer leest de bron-cd of -dvd en kopieert de gegevens naar een tijdelijke map op de vaste schijf van de computer. Plaats een lege cd of dvd in het station wanneer hierom wordt gevraagd, en klik op OK.
Cd-beschrijfbare stations Mediatype Lezen Schrijven Herschrijfbaar Cd-r Ja Ja Nee Cd-rw Ja Ja Ja Dvd-beschrijfbare stations Mediatype Lezen Schrijven Herschrijfbaar Cd-r Ja Ja Nee Cd-rw Ja Ja Ja Dvd+r Ja Ja Nee Dvd-r Ja Ja Nee Dvd+rw Ja Ja Ja Dvd-rw Ja Ja Ja Dvd+r dl Ja Ja Nee Nuttige tips • Gebruik Microsoft® Windows® Explorer om bestanden naar een cd-r of cd-rw te slepen als u Sonic DigitalMedia hebt gestart en een DigitalMediaproject hebt geopend.
• Gebruik nooit de maximale capaciteit van een lege cd-r of cd-rw. Kopieer bijvoorbeeld nooit een bestand van 650 MB naar een lege cd van 650 MB. Het cd-rw -station heeft 1-2 MB lege ruimte nodig om de opname te voltooien. • Gebruik een lege cd-rw om het opnemen op cd te oefenen, totdat u vertrouwd bent met de cd-opnametechnieken. Als u een fout maakt, kunt u de gegevens op de cd-rw wissen en het opnieuw proberen.
4 1 3 2 1 Memory Stick (MS/MS Pro) 2 SecureDigital-kaart (SD)/MultiMediaCard (MMC) 3 CompactFlash Type-I en II (CF I/II) en MicroDrive-kaart 4 xD-Picture-kaart en SmartMedia (SMC) U gebruikt de mediakaartlezer als volgt: 1 Ga na hoe het medium of de kaart moet worden geplaatst. 2 Schuif het medium of de kaart in de juiste sleuf totdat deze volledig in de connector is geplaatst. Als u weerstand voelt, mag u het medium of de kaart niet forceren.
Twee monitoren aansluiten LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. Als u een grafische kaart hebt aangeschaft die twee monitoren ondersteunt, dient u de volgende instructies op te volgen voor het aansluiten en inschakelen van de monitoren. In de instructies wordt uitgelegd hoe u twee monitoren met een VGA-connector, een monitor met een VGA-connector en een monitor met een DVI-connector of een televisie kunt aansluiten.
1 2* 3* 4 *Mogelijk niet op uw computer 1 optionele DVI-adapter 2 DVI-connector (wit) 3 TV-OUT-connector 4 VGA-connector (blauw) Een monitor met VGA-connector en een monitor met een DVI-connector aansluiten 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Sluit de VGA-connector van de eerste monitor aan op de (blauwe) VGA-connector aan de achterzijde van de computer. 3 Sluit de DVI-connector van de tweede monitor aan op de (witte) DVI-connector aan de achterzijde van de computer.
De beeldscherminstellingen wijzigen 1 Nadat u de monitor(s) of televisie hebt aangesloten, zet u de computer aan. Het bureaublad van Microsoft® Windows® verschijnt op de primaire monitor. 2 Selecteer de kloonmodus of de modus uitgebreid bureaublad in de beeldscherminstellingen. • In de kloonmodus wordt op beide monitoren hetzelfde beeld weergegeven. • In de uitgebreide bureaubladmodus kunt u objecten verslepen van het ene scherm naar het andere en wordt de zichtbare werkruimte in feite verdubbeld.
Stand-bymodus Met de stand-bymodus wordt energie bespaard doordat het beeldscherm en de vaste schijf na een vooraf bepaalde tijd (time-out) worden uitgeschakeld. Wanneer de computer uit de stand-bymodus komt, wordt deze teruggezet in de toestand waarin deze daarvoor verkeerde. KENNISGEVING: Als de computer uitvalt in de stand-bymodus, kunnen er gegevens verloren gaan. KENNISGEVING: De grafische kaart van uw computer bevindt zich in de PCI Express x16-sleuf.
U activeert de slaapstand als volgt: 1 Klik op de knop Start en klik vervolgens op Configuratiescherm. 2 Definieer de slaapstandinstellingen op het tabblad Energiebeheerschema's, Geavanceerd en Slaapstand. U schakelt de slaapstand uit door op de aan/uit-knop te drukken. Het kan even duren voordat de slaapstand is uitgeschakeld. Aangezien het toetsenbord en de muis niet werken in de slaapstand, kunt u de computer niet uit de slaapstand halen door een toets in te drukken of de muis te verplaatsen.
De vervolgkeuzelijst Energiebeheerschema's geeft de volgende schema's weer: • Altijd aan (standaard): als u de computer zonder energiebesparing wilt gebruiken. • Thuis/kantoor: als u de computer als een thuis- of kantoorcomputer wilt gebruiken en u een minimale energiebesparing vereist. • Minimaal energieverbruik: als u wilt dat de computer met minimaal energieverbruik werkt. • Accu vol: als de computer draagbaar is en u deze langere tijd op een accu laat werken.
Het tabblad Slaapstand Met het tabblad Slaapstand kunt u de slaapstand inschakelen. Als u de slaapstandinstellingen wilt gebruiken die zijn gedefinieerd op het tabblad Energiebeheerschema's, schakelt u het selectievakje Slaapstand inschakelen op het tabblad Slaapstand in. Doe het volgende voor meer informatie over energiebeheeropties: 1 Klik op de knop Start en klik vervolgens op Help en ondersteuning. 2 Klik in het venster Help en ondersteuning op Prestaties en onderhoud.
Stand-bymodus De slaapstand is de standaardstatus “uit” van Windows Vista. In de slaapstand wordt energie bespaard doordat het beeldscherm en de vaste schijf na een bepaalde tijd worden uitgeschakeld. Wanneer de computer uit de slaapstand komt, wordt de computer teruggezet in de toestand waarin deze daarvoor verkeerde. U stelt de computer als volgt in om na een bepaalde inactieve periode automatisch in de stand-bymodus te gaan: 1 Klik op Start en vervolgens op Configuratiescherm.
Slaapstand De slaapstand behoudt de energie door de systeemdata te kopiëren naar een aparte ruimte op de harde schijf en daarna de computer geheel uit te zetten. Wanneer de computer wordt ingeschakeld vanuit de sluimerstand, wordt het bureaublad teruggezet in de toestand waarin deze daarvoor verkeerde. Mogelijk wordt Sluimerstand niet voor de gebruiker weergegeven als de hybride slaapstand is ingeschakeld. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie en zoek naar Sluimerstand.
U wijzigt de standaardinstellingen als volgt: 1 Klik op Start en vervolgens op Configuratiescherm. 2 Klik onder Kies een categorie op Systeem en onderhoud. 3 Klik onder Systeem en onderhoud op Energiebeheer. In het linkervenster van het dialoogvenster Energiebeheer zijn verschillende opties beschikbaar.
De SpeedStep™-technologie inschakelen De SpeedStep-technologie bestuurt automatisch de processorprestatie van uw computer, door het dynamisch aanpassen van de werkingsfrequentie en het voltage, al naar gelang de taak die voorhanden is. Wanneer er voor een toepassing niet de volledige prestaties nodig zijn, kan een significante hoeveelheid stroom worden bespaard.
Configuratie van RAID-niveau 1 Voor RAID-niveau 1 wordt een opslagtechniek voor gegevensredundantie gebruikt die “mirroring” wordt genoemd. Wanneer gegevens naar de primaire schijf worden geschreven, wordt een kopie van de gegevens op de andere schijf opgeslagen. In een RAID-niveau 1-configuratie wordt de hoge toegangssnelheid opgeofferd ten behoeve van de voordelen van gegevensredundantie.
Uw vaste schijven configureren voor RAID Mogelijk wilt u de computer op een gegeven moment voor RAID configureren als u geen RAID-configuratie hebt gekozen toen u de computer aanschafte. Er moeten minimaal twee vaste schijven in de computer zijn geïnstalleerd om een RAID-configuratie te kunnen gebruiken. Zie “Vaste schijven” op pagina 159 voor informatie over het installeren van een vaste schijf. Er zijn twee methoden voor het configureren van RAID-volumes.
RAID configureren met Intel® Option ROM Utility N.B.: U kunt schijven van elk mogelijk formaat gebruiken voor een RAIDconfiguratie met Intel Option ROM Utility, maar het is het beste als de schijven van gelijke grootte zijn. In een RAID-niveau 1-configuratie is de grootte van de array gelijk aan de grootte van de kleinste schijf van de twee gebruikte schijven. Een RAID-niveau 1-configuratie instellen 1 Zet de computer in de RAID-modus (zie het gedeelte “De computer in de RAID-modus zetten” op pagina 56).
Een RAID-volume verwijderen N.B.: Wanneer u deze procedure uitvoert, zullen alle gegevens op de RAIDschijven verloren gaan. N.B.: Als de computer wordt opgestart vanaf het RAID-volume en u het RAIDvolume verwijdert in de Intel RAID Option ROM, kan de computer niet meer worden opgestart. 1 Druk op Ctrl wanneer u wordt gevraagd de IntelRAID Option ROM Utility te starten. 2 Druk op de pijltoetsen omhoog en omlaag om Delete RAID Volume (RAID-volume verwijderen) te selecteren en druk op .
Een RAID 1-volume maken N.B.: Wanneer u deze procedure uitvoert, zullen alle gegevens op de RAIDschijven verloren gaan. 1 Zet de computer in de RAID-modus (zie het gedeelte “De computer in de RAID-modus zetten” op pagina 56). 2 Klik op Start en ga naar Alle programma's→ Intel® Matrix Storage Manager→ Intel Matrix Storage Console om de Intel® Matrix Storage Manager te starten. N.B.
Een RAID-volume verwijderen N.B.: Tijdens deze procedure wordt het RAID 1-volume opgeheven en tegelijkertijd gesplitst in twee niet-RAID schijven met een partitie. De bestaande gegevensbestanden blijven intact. Als u een RAID 1-volume verwijdert, gaan alle gegevens op het volume echter verloren. 1 Klik op Start en ga naar Alle programma's→ Intel® Matrix Storage Manager→ Intel Matrix Storage Console om de Intel® Matrix Storage Manager te starten.
7 Dubbelklik op het scherm Select Source Hard Drive (Bronschijf selecteren) op de vaste schijf vanaf welke u wilt migreren en klik op Volgende. 8 Dubbelklik op het scherm Select Member Hard Drive (Harde schijven selecteren als lid) op de andere schijf die als mirror moet gaan fungeren in de configuratie en klik op Volgende. 9 Selecteer op het scherm Specify Volume Size (Volumegrootte opgeven) de gewenste volumegrootte en klik op Volgende. N.B.
Een verslechterd RAID 1-volume opnieuw samenstellen Als de computer niet is voorzien van een extra vaste schijf en een verslechterd RAID-niveau 1-volume rapporteert, kunt u de redundantiemirror van de computer handmatig herstellen op een nieuwe vaste schijf door de volgende stappen uit te voeren: 1 Klik op Start en ga naar Alle programma's→ Intel® Matrix Storage Manager→ Intel Matrix Storage Console om de Intel® Matrix Storage Manager te starten.
U kunt de gegevens overbrengen naar de nieuwe computer via een netwerkverbinding of een seriële verbinding, of u kunt de gegevens opslaan op een verwijderbaar medium, zoals een cd-r, en vervolgens overbrengen naar de nieuwe computer. N.B.: U kunt gegevens rechtstreeks overzetten van de oude computer naar de nieuwe computer door een seriële kabel aan te brengen tussen de I/O-poorten van de beide computers.
De gegevens van de oude computer kopiëren: 1 Plaats de schijf Operating System Windows XP in de oude computer. 2 Klik op het scherm Welkom bij Microsoft Windows XP op Andere taken uitvoeren. 3 Klik onder Wat wilt u nu doen? op Bestanden en Instellingen overzetten→Next. 4 Klik in het scherm Oude of nieuwe computer? op de optie Oude computer→ Volgende. 5 Selecteer op het scherm Op welke manier wilt u uw bestanden en instellingen overzetten? de gewenste methode.
De Wizard Bestanden en instellingen overzetten uitvoeren zonder de cd/dvd Operating System Als u de Wizard Bestanden en Instellingen overbrengen wilt uitvoeren zonder de schijf Operating System, moet u een wizardschijf maken waarmee u een back-upbestand kunt maken op verwijderbare media. U kunt deze wizardschijf maken op de nieuwe computer met Windows XP.
6 Selecteer de gewenste methode in het scherm Op welke manier wilt u uw bestanden en instellingen overzetten? 7 Selecteer in het scherm Wat wilt u overzetten? de items die u wilt overzetten en klik op Volgende. Nadat de gegevens zijn gekopieerd, verschijnt het scherm Gegevens verzamelen. 8 Klik op Voltooien. De gegevens overzetten naar de nieuwe computer: 1 Klik op het scherm Ga nu naar de oude computer op de nieuwe computer op Volgende.
Windows Vista® Windows Vista® biedt de Wizard Bestanden en instellingen overzetten om gegevens van een broncomputer naar een nieuwe computer over te zetten.
Een thuis- en bedrijfsnetwerk instellen Aansluiten op een netwerkadapter KENNISGEVING: Sluit de netwerkkabel aan op de connector voor de netwerkadapter van de computer. Sluit de netwerkkabel niet aan op de modemconnector van de computer. Pas op dat u een netwerkkabel niet in de telefoonaansluiting steekt. 1 Sluit de netwerkkabel aan op de connector voor de netwerkadapter op achterkant van de computer. Zorg dat de kabel vastklikt en trek er zachtjes aan om te controleren of deze goed vastzit.
Een netwerk instellen voor Microsoft® Windows® XP 1 Klik op Start→ Alle programma's→ Bureau-accessoires→ Communicatie→ Wizard Netwerk instellen→ Volgende→ Controlelijst voor het instellen van een netwerk. N.B.: Wanneer u de verbindingsmethode Deze computer maakt rechtstreeks verbinding met het Internet kiest, wordt de geïntegreerde firewall ingeschakeld die bij Windows XP Service Pack 2 (SP2) is geleverd. 2 Voltooi de controlelijst.
• Inbelverbindingen die internettoegang via een telefoonlijn bieden. Inbelverbindingen zijn aanzienlijk trager dan ADSL- en kabelverbindingen (of satellietverbindingen). • Draadloze LAN-verbindingen die internettoegang bieden op basis van draadloze Bluetooth®-technologie. Als u een inbelverbinding gebruikt, moet u voor het instellen van de internetverbinding een telefoonlijn aansluiten op de modemconnector op de computer en op de telefoonaansluiting.
Windows XP: 1 Sla eventuele geopende bestanden op en sluit deze en sluit eventuele geopende programma's af. 2 Klik op Start→ Internet Explorer. Wizard Nieuwe verbinding verschijnt. 3 Klik op Verbinding met internet maken. 4 Klik in het volgende venster op de juiste optie: • Als u geen internetaanbieder hebt en er een wilt selecteren, klikt u op Ik wil zelf een Internet-provider in een lijst selecteren.
Windows Vista® N.B.: Zorg ervoor dat u de informatie van uw internetprovider bij de hand hebt. Als u geen internetprovider hebt, kan de wizard Verbinding maken met het Internet u helpen om een internetprovider te vinden. 1 Sla eventuele geopende bestanden op en sluit deze en sluit eventuele geopende programma's af. 2 Klik op Start en vervolgens op Configuratiescherm. 3 Klik onder Netwerk en internet op Een internetverbinding maken. Het venster Verbinding met internet maken verschijnt.
Problemen oplossen LET OP: Bepaalde onderdelen die in dit hoofdstuk worden beschreven, mogen alleen door een bevoegde onderhoudsmonteur worden vervangen en kunnen niet door aangepaste onderdelen worden vervangen. Tips voor het oplossen van problemen Raadpleeg deze tips wanneer u problemen hebt met uw computer: • Als u een onderdeel hebt toegevoegd of verwijderd voordat het probleem begon, neemt u de installatieprocedures nogmaals door en controleert u of het onderdeel correct is geïnstalleerd.
Problemen met de batterij LET OP: Als een nieuwe batterij op onjuiste wijze in de computer wordt geïnstalleerd, kan deze exploderen. Vervang batterijen alleen door batterijen van hetzelfde of een vergelijkbaar type, zoals aanbevolen door de fabrikant. Gooi gebruikte batterijen weg volgens de instructies van de fabrikant. LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. D E B A T T E R I J V E R V A N G E N .
TE S T H E T S T A T I O N . • Plaats een andere diskette, cd of dvd in het desbetreffende station om te controleren of de originele diskette, cd of dvd beschadigd is. • Plaats een opstartbaar medium in het station en start de computer opnieuw op. M A A K H E T S T A T I O N O F D E S C H I J F S C H O O N . Zie “De computer reinigen” op pagina 225. CONTROLEER OF ALLE KABELS OP DE JUISTE WIJZE ZIJN AANGESLOTEN. V O E R D E P R O B L E E M O P L O S S E R V O O R H A R D W A R E U I T .
Problemen met het schrijven naar een cd/dvd-rw-station S L U I T A L L E O V E R I G E P R O G R A M M A ' S . Het cd/dvd-rw-station moet een constante stroom aan gegevens ontvangen tijdens het schrijven. Als de stroom wordt onderbroken, treedt er een fout op. Sluit alle programma's voordat u gegevens naar een cd/dvd-rw schrijft. SCHAKEL DE STAND-BYMODUS IN WINDOWS UIT VOORDAT U GEGEVENS NAAR EEN CD/DVD-RW SCHRIJFT. 1 Klik op Start en klik vervolgens op Configuratiescherm.
Problemen met e-mail, modems of internetverbindingen LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. N.B.: Sluit de modem alleen aan op een analoge telefoonaansluiting. De modem werkt niet als deze wordt aangesloten op een digitaal telefoonnet. CONTROLEER DE BEVEILIGINGSINSTELLINGEN IN WINDOWS MAIL. Als u geen e-mailbijlagen kunt openen: 1 Klik in Windows Mail achtereenvolgens op Extra, Opties en Beveiliging.
V O E R M O D E M H E L P E R U I T . Klik op de knop Start , wijs Alle programma's aan en klik op Modem Helper. Volg de instructies op het scherm om modemproblemen te identificeren en op te lossen (Modem Helper is niet beschikbaar op alle computers.) CONTROLEER OF DE MODEM COMMUNICEERT MET WINDOWS. 1 Klik op Start en klik vervolgens op Configuratiescherm. 2 Klik op Printers en andere hardware. 3 Klik op Telefoon- en modemopties. 4 Klik op de tab Modems. 5 Klik op de COM-poort voor uw modem.
Foutberichten LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. Als het foutbericht niet wordt vermeld, raadpleegt u de documentatie bij het besturingssysteem of het programma dat werd uitgevoerd toen het bericht verscheen. A FILENAME CANNOT CONTAIN ANY OF THE FOLLOWING CHARACTERS: \ / : * ? “ < > | . Deze tekens mogen niet in bestandsnamen worden gebruikt. A R E Q U I R E D . D L L F I L E W A S N O T F O U N D .
NOT ENOUGH MEMORY OR RESOURCES CLOSE SOME PROGRAMS AND T R Y A G A I N . Sluit alle vensters en open het programma dat u wilt gebruiken. In een aantal gevallen moet u de computer opnieuw opstarten om computerbronnen te herstellen. Voer in dat geval het programma uit dat u het eerst wilt gebruiken. O P E R A T I N G S YS T E M N O T F O U N D . Neem contact op met Dell (zie “Contact opnemen met Dell” op pagina 230).
Vastlopen en softwareproblemen LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. De computer start niet op Controleer of de stroomkabel goed is aangesloten op de computer en het stopcontact. De computer reageert niet meer KENNISGEVING: U loopt het risico gegevens te verliezen als u het besturingssysteem niet afsluit. S C H A K E L D E C O M P U T E R U I T .
Een programma blijft crashen N.B.: Bij software worden normaliter installatie-instructies geleverd in de vorm van een installatiehandleiding of op een diskette of cd. R A A D P L E E G D E S O F T W A R E D O C U M E N T A T I E . Indien nodig maakt u de installatie van het programma ongedaan en installeert u het opnieuw. Een programma is ontwikkeld voor een eerdere versie van het besturingssysteem Microsoft® Windows® VO E R D E W I Z A R D P R O G R A M M A C O M P A T I B I L I T E I T U I T .
Er verschijnt een blauw scherm S C H A K E L D E C O M P U T E R U I T . Als u niet in staat bent een reactie te krijgen door op een toets op het toetsenbord te drukken of de muis te bewegen, dient u de aan/uit-knop in te drukken en deze minstens 8-10 seconden ingedrukt te houden tot de computer uit gaat. Start de computer vervolgens opnieuw. Andere softwareproblemen RAADPLEEG DE SOFTWAREDOCUMENTATIE OF NEEM CONTACT OP MET DE SOFTWARELEVERANCIER VOOR INFORMATIE OVER HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN.
Problemen met een mediakaartlezer ER IS GEEN STATIONSLETTER TOEGEWEZEN. Wanneer Windows Vista een mediakaartlezer herkent, wordt er automatisch een stationsletter toegewezen als het volgende logische station na alle andere fysieke stations in het systeem. Als het volgende logische station na de fysieke stations wordt toegewezen aan een netwerkstation, wordt er in Windows Vista niet automatisch een stationsletter aan de mediakaartlezer toegewezen.
Geheugenproblemen LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. ALS ER EEN MELDING WORDT WEERGEGEVEN DAT AANGEEFT DAT ER ONVOLDOENDE GEHEUGEN BESCHIKBAAR IS. • Bewaar en sluit alle geopende bestanden of programma's die u niet gebruikt om erachter te komen of het probleem daarmee is opgelost. • Raadpleeg de documentatie bij de software voor de minimale geheugeneisen.
Problemen met de muis LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. R E I N I G D E M U I S . Zie “Muis” op pagina 225 voor meer informatie over het reinigen van de muis. CONTROLEER OF DE MUISKABEL OP JUISTE WIJZE IS AANGESLOTEN. 1 Verwijder eventuele verlengkabels voor de muis en sluit de muis rechtstreeks aan op de computer. 2 Ga na of de muiskabel is aangesloten zoals in het setupdiagram voor de computer wordt weergegeven.
CONTROLEER DE MUISINSTELLINGEN. Windows XP: 1 Klik op Start→ Configuratiescherm→ Muis. 2 Wijzig indien nodig de instellingen. Windows Vista: 1 Klik op Start → Configuratiescherm→ Hardware en geluiden→ Muis. 2 Wijzig indien nodig de instellingen. I N S T A L L E E R H E T S T U U R P R O G R A M M A V O O R D E M U I S O P N I E U W . Zie het gedeelte “Stuurprogramma's en hulpprogramma's opnieuw installeren” op pagina 109. V O E R D E P R O B L E E M O P L O S S E R V O O R H A R D W A R E U I T .
C O N T R O L E E R U W N E T W E R K I N S T E L L I N G E N . Neem contact op met de netwerkbeheerder of degene die uw netwerk heeft ingesteld om te controleren of de netwerkinstellingen correct zijn en of het netwerk functioneert. V O E R D E P R O B L E E M O P L O S S E R V O O R H A R D W A R E U I T . Zie het gedeelte “Problemen met software en hardware oplossen in Microsoft Windows® XP en Windows Vista®” op pagina 112.
A L S H E T A A N / U I T - L A M P J E O R A N J E B R A N D T . Probleem met de stroomvoorziening of een storing in een intern apparaat. • Controleer of de connector van de voedingskabel (12 volt) van de processor goed is aangesloten op het moederbord (zie “Binnenaanzicht van de computer” op pagina 126). • Controleer of het netsnoer en de kabel van het voorpaneel goed zijn aangesloten op het moederbord (zie “Binnenaanzicht van de computer” op pagina 126).
Problemen met een printer LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. N.B.: Als u technische ondersteuning voor uw printer nodig hebt, neemt u contact op met de printerfabrikant. RAADPLEEG DE DOCUMENTATIE DIE BIJ DE PRINTER WERD GELEVERD. Raadpleeg de documentatie die bij de printer werd geleverd voor meer informatie over de instellingen en het oplossen van problemen. CONTROLEER OF DE PRINTER IS INGESCHAKELD.
CONTROLEER OF WINDOWS DE PRINTER HERKENT. Windows XP: 1 Klik op Start→ Configuratiescherm→ Printers en andere hardware→ Reeds geïnstalleerde printers en faxprinters weergeven. 2 Als de printer wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het printerpictogram. 3 Klik op Eigenschappen→ Poorten. Zorg er bij een parallelle printer voor dat de instelling voor Afdrukken naar de volgende poort(en): LPT1 (Printerpoort) is.
Scannerproblemen LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. N.B.: Als u technische ondersteuning voor uw scanner nodig hebt, neemt u contact op met de scannerfabrikant. RAADPLEEG DE DOCUMENTATIE DIE BIJ DE SCANNER WERD GELEVERD. Raadpleeg de documentatie die bij de scanner werd geleverd voor installatieen probleemoplossingsinformatie. O N T G R E N D E L D E S C A N N E R.
Problemen met geluid en luidsprekers LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. Er komt geen geluid uit de luidsprekers N.B.: De volumecontrole van sommige MP3-spelers schakelt de volumeinstellingen van Windows uit. Als u naar MP3-nummers hebt geluisterd, moet u nagaan of u het volume van de speler lager of zelfs uit hebt gezet. C O N T R O L E E R D E K A B E L A A N S L U I T I N G E N V A N D E L U I D S P R E K E R S .
V E R W I J D E R M O G E L I J K E S T O R I N G S B R O N N E N . Schakel ventilatoren, tl-lampen of halogeenlampen in de buurt uit om te controleren of er sprake is van interferentie. I N S T A L L E E R H E T S T U U R P R O G R A M M A V O O R G E L U I D O P N I E U W. Zie het gedeelte “Stuurprogramma's handmatig installeren” op pagina 111. V O E R D E P R O B L E E M O P L O S S E R V O O R H A R D W A R E U I T .
Problemen met de weergave en het beeldscherm LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. N.B.: Raadpleeg de documentatie bij de monitor voor de procedures voor het oplossen van problemen. Als het beeldscherm leeg is C O N T R O L E E R D E K A B E L A A N S L U I T I N G V A N D E M O N I T O R. • Ga na of de monitorkabel is aangesloten zoals in het installatieschema voor de computer wordt weergegeven.
Als het beeldscherm moeilijk te lezen is C O N T R O L E E R D E M O N I T O R I N S T E L L I N G E N . Raadpleeg de documentatie bij de monitor voor instructies voor het aanpassen van het contrast en de helderheid, het demagnetiseren (degaussing) van de monitor en het uitvoeren van de zelftest. P L A A T S D E S U B W O O F E R U I T D E B U U R T V A N D E M O N I T O R. Als uw luidsprekersysteem een subwoofer bevat, zorg dan dat u de subwoofer op minimaal 60 cm afstand van de monitor plaatst.
Tips voor het oplossen van problemen Aan/uit-lampjes LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. Het lampje van de aan/uit-knop (tweekleurige led) op de voorkant van de computer licht op en knippert of brandt ononderbroken om verschillende toestanden aan te geven: • • Als het aan/uit-lampje uit is, is de computer uitgeschakeld of krijgt deze geen stroom.
• • • 98 Als het aan/uit-lampje blauw knippert, staat de computer in de stand-bymodus. Druk op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk op de aan/uit-knop om de normale werking te hervatten. Ga als volgt te werk als het aan/uit-lampje blauw is en de computer niet reageert: – Ga na of het beeldscherm is aangesloten en of het aan staat. – Zie “Pieptooncodes” op pagina 99 als het beeldscherm is aangesloten en aan staat.
Pieptooncodes Uw computer kan tijdens het opstarten een reeks pieptonen laten horen als fouten of problemen niet op de monitor kunnen worden weergegeven. Deze reeks pieptonen, ook wel een piepcode genaamd, identificeert een probleem. Een mogelijke piepcode bestaat uit een herhaalde reeks van drie korte pieptonen. Deze piepcode geeft aan dat er mogelijk een probleem met het moederbord is opgetreden.
Code (herhaalde korte pieptonen) Beschrijving Mogelijke oplossing 3 Mogelijke storing in het moederbord. Neem contact op met Dell. 4 RAM-lees/schrijffout 1 Controleer of er geen speciale geheugen- module-/geheugenconnectorvereisten van kracht zijn (zie “Richtlijnen voor het plaatsen van geheugen” op pagina 141). 2 Ga na of de geheugenmodules die u plaatst, compatibel zijn met de computer. 3 Neem contact op met Dell als het probleem zich blijft voordoen. 5 Fout met realtimeklok.
Systeemberichten N.B.: Als een systeemmelding niet in de tabel wordt vermeld, raadpleegt u de documentatie die bij het besturingssysteem werd geleverd of bij het programma dat werd uitgevoerd toen het bericht verscheen. A L E R T ! P R E V I O U S A T T E M P T S A T B O O T I N G T H I S S YS T E M H A V E F A I L E D A T CHECKPOINT [NNNN].
H A R D - D I S K D R I V E F A I L U R E ( F O U T V A S T E S C H I J F ) . Mogelijke storing in de vaste schijf tijdens de POST voor de vaste schijf. Controleer de kabels, verwissel de vaste schijven of zie “Contact opnemen met Dell” op pagina 230 voor hulp. H A R D - D I S K D R I V E R E A D F A I L U R E ( L E E S F O U T V A S T E S C H I J F ) .
N O T A B O O T D I S K E T T E ( G E E N O P S T A R T D I S K E T T E ) . Plaats een opstartbare diskette en start de computer opnieuw op. USB O V E R C U R R E N T E R R O R ( U S B G E B R U I K T T E V E E L S T R O O M ) . Koppel het USB-apparaat los. Gebruik een externe stroombron voor het USB-apparaat. N OTIC E – H A R D D R I V E S E L F M O N I T O R I N G S Y S T E M H A S R E P O R T E D THAT A PARAMETER HAS EXCEEDED ITS NORMAL OPERATING RANGE.
Raadpleeg het gedeelte “System Setup-programma” op pagina 212 voor instructies met betrekking tot het controleren van de configuratiegegevens voor uw computer. Controleer of het apparaat dat u wilt testen in het System Setup-programma wordt weergegeven en is geactiveerd. Start Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) vanaf de harde schijf of vanaf de Drivers and Utilities Media.
Dell Diagnostics starten vanaf de Drivers and Utilities Media 1 Plaats de Drivers and Utilities Media in het station. 2 Zet de computer uit en start deze opnieuw. Druk zodra het DELL-logo wordt weergegeven, onmiddellijk op F12. N.B.: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, wacht u totdat het bureaublad van Microsoft® Windows® wordt weergegeven. Vervolgens sluit u de computer af en probeert u het opnieuw. N.B.
Hoofdmenu Dell Diagnostics 1 Nadat Dell Diagnostics is geladen en het hoofdmenu wordt weergegeven, klikt u op de knop voor de gewenste optie. N.B.: Het wordt aanbevolen om Test System (Computer testen) te selecteren om een volledige test van uw computer uit te voeren.
3 Als er tijdens een test een probleem wordt gedetecteerd, wordt er een bericht weergegeven met de foutcode en een beschrijving van het probleem. Noteer de foutcode en een beschrijving van het probleem en raadpleeg het gedeelte “Contact opnemen met Dell” op pagina 230. N.B.: Het serviceplaatje voor de computer bevindt zich bovenaan elk testvenster. Als u contact opneemt met Dell, zullen de medewerkers van de technische ondersteuning naar het serviceplaatje vragen.
Stuurprogramma's Wat is een stuurprogramma? Een stuurprogramma is een programma waarmee een apparaat, zoals een printer, muis of toetsenbord, wordt bestuurd. Voor alle apparaten is een stuurprogramma nodig. Een stuurprogramma fungeert als omzetter voor het apparaat en de overige programma's die het apparaat gebruiken. Elk apparaat beschikt over een eigen reeks speciale opdrachten die alleen door het bijbehorende stuurprogramma worden herkend.
Controleer of er een apparaat in de lijst voorkomt met een uitroepteken (een gele cirkel met een [!]) op het pictogram voor het apparaat. Als u een uitroepteken naast de naam van het apparaat ziet staan, moet u het stuurprogramma mogelijk opnieuw installeren of een nieuw stuurprogramma installeren (zie “Stuurprogramma's en hulpprogramma's opnieuw installeren” op pagina 109).
Windows Vista: 1 Klik op Start en klik met de rechtermuisknop op Computer. 2 Klik op Eigenschappen→ Apparaatbeheer. N.B.: Het venster Gebruikersaccountbeheer wordt mogelijk weergegeven. Als u een beheerder op de computer bent, klik dan op Doorgaan; neem anders contact op met de beheerder om naar Apparaatbeheer te gaan. 3 Klik met de rechtermuisknop op het apparaat waarvoor een nieuw stuurprogramma is geïnstalleerd en klik op Eigenschappen.
5 Klik in het welkomstscherm Welcome Dell System Owner (Welkom, gebruiker van het Dell-systeem) op Volgende. N.B.: De Drivers and Utilities Media geeft alleen stuurprogramma's weer voor hardware die binnen uw computer is geïnstalleerd. Als u extra hardware hebt geïnstalleerd, staan de stuurprogramma's voor de nieuwe hardware mogelijk niet op de Drivers and Utilities Media. Als de bewuste stuurprogramma's niet worden weergegeven, sluit u het programma van de Drivers and Utilities Media af.
5 Klik op het tabblad Stuurprogramma → Stuurprogramma bijwerken→ Doorzoek mijn computer voor stuurprogramma's. 6 Klik op Bladeren en blader naar de locatie waarnaar u de stuurprogrammabestanden al hebt gekopieerd. 7 Als de naam van het stuurprogramma wordt weergegeven, klikt u op de naam van het stuurprogramma en vervolgens op→ OK→ Volgende. 8 Klik op Voltooien en start de computer opnieuw op.
Het besturingssysteem herstellen U kunt het besturingssysteem van uw computer op de volgende manieren herstellen: • Met Systeemherstel van Microsoft Windows XP en Windows Vista kunt u de computer terugzetten in een eerdere staat zonder dat gegevensbestanden verloren gaan. Gebruik Systeemherstel als eerste oplossing voor het herstellen van het besturingssysteem met behoud van de gegevensbestanden.
Systeemherstel starten Windows XP: KENNISGEVING: Voordat u de computer naar een eerdere werkingstoestand terugbrengt, dient u alle geopende bestanden op te slaan en te sluiten en dient u alle geopende programma's af te sluiten. Zorg ervoor dat u geen bestanden of programma's wijzigt, opent of verwijdert tot het systeemherstel is voltooid. 1 Klik op Start→ Alle programma's→ Accessoires→ Systeemwerkset→ Systeemherstel. 2 Klik op Een eerdere status van deze computer herstellen of Een herstelpunt maken.
Het laatste systeemherstel ongedaan maken KENNISGEVING: Voordat u het laatste systeemherstel ongedaan maakt, dient u alle geopende bestanden te sluiten en dient u alle geopende programma's af te sluiten. Zorg ervoor dat u geen bestanden of programma's wijzigt, opent of verwijdert tot het systeemherstel is voltooid. Windows XP: 1 Klik op Start→ Alle programma's→ Accessoires→ Systeemwerkset→ Systeemherstel. 2 Klik op De laatste herstelbewerking ongedaan maken en klik op Volgende.
Dell PC Restore gebruiken KENNISGEVING: Met Dell PC Restore worden alle gegevens op de vaste schijf definitief verwijderd. Ook worden alle toepassingen of stuurprogramma's verwijderd die u hebt geïnstalleerd nadat u de computer hebt ontvangen. Indien mogelijk maakt u een reservekopie van de gegevens voordat u PC Restore gebruikt. Gebruik PC Restore alleen als u het probleem niet kunt oplossen met Systeemherstel. N.B.: Dell PC Restore is niet beschikbaar in alle landen en op alle computers.
6 Wanneer u hiernaar wordt gevraagd, klikt u op Yes (Ja). De computer start opnieuw op. Omdat de computer is teruggezet naar de oorspronkelijke status, verschijnen weer dezelfde schermen als toen u de computer voor de eerste keer inschakelde, zoals het scherm met de gebruiksrechtovereenkomst. 7 Klik op Volgende. Het venster System Restore (Systeemherstel) wordt weergegeven en de computer wordt opnieuw opgestart. 8 Nadat de computer opnieuw is opgestart, klikt u op OK.
4 Klik op OK om de PC Restore-partitie op de vaste schijf te verwijderen. 5 Klik op Ja wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven. De PC Restore-partitie is verwijderd en de beschikbare schijfruimte wordt toegevoegd aan de toegewezen schijfruimte op de vaste schijf.
Windows® XP of Windows Vista® opnieuw installeren Het kan 1 tot 2 uren duren voordat het installatieproces is voltooid. Nadat u het besturingssysteem opnieuw hebt geïnstalleerd, moet u ook de apparaatstuurprogramma's, het antivirusprogramma en andere software opnieuw installeren. KENNISGEVING: De cd Operating System (Besturingssysteem) biedt opties voor het opnieuw installeren van Windows XP of Windows Vista.
Tips voor het oplossen van problemen
Onderdelen verwijderen en installeren LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. LET OP: Gebruik de computer niet indien er panelen of afdekkingen ontbreken, zoals de computerkap, het voorpaneel, montagekaders, inzetbeugels voor het voorpaneel, enzovoort.
De computer uitzetten KENNISGEVING: Om gegevensverlies te voorkomen, moet u alle gegevens binnen geopende bestanden opslaan en de bestanden sluiten. Sluit vervolgens alle geopende programma's voordat u de computer uitzet. 1 Sla eventuele geopende bestanden op en sluit deze en sluit eventuele geopende programma's af. 2 Klik op Start , daarna op de pijl en ten slotte op Afsluiten. De computer wordt uitgezet nadat het besturingssysteem is afgesloten.
1 Verwijder alle stekkers van telefoon- en netwerkkabels uit de computer. KENNISGEVING: U voorkomt schade aan het moederbord door de hoofdbatterij te verwijderen voordat u de computer een onderhoudsbeurt geeft. 2 Verwijder de stekker van de computer en alle daarop aangesloten apparaten uit het stopcontact. 3 Druk op de aan/uit-knop om het moederbord te aarden.
2 Leg de computer op zijn zijde met de computerkap naar boven gericht. 3 Verwijder de twee schroeven waarmee de kap is vastgezet met een schroevendraaier. 1 1 computerkap 4 Maak de computerkap los door deze van de voorzijde van de computer omhoog te trekken. 5 Bewaar de kap op een veilige plaats.
De steunbeugel verwijderen LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap. Zie het gedeelte “De computerkap verwijderen” op pagina 123. 3 Maak de kaartbevestigingsbeugel los door de ontgrendeling op te tillen. 4 Verwijder eventuele kabels uit de kabelklem op de steunbeugel. 5 Draai de steunbeugel en til deze of de scharnierlipjes.
Binnenaanzicht van de computer LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. N.B.: Afhankelijk van het computermodel kan het binnenaanzicht van de computer verschillen van bovenstaande afbeelding.
Onderdelen van het moederbord Inspiron 530s 1 2 3 4 5 6 30 7 8 29 28 27 26 9 25 10 11 12 24 13 23 14 22 21 20 19 18 17 16 Onderdelen verwijderen en installeren 15 127
1 processorsocket (CPU) 2 connector processorventilator (CPU_FAN) 3 connector geheugenmodule (DIMM_1) 4 connector geheugenmodule (DIMM_2) 5 connector geheugenmodule (DIMM_3) 6 connector geheugenmodule (DIMM_4) 7 primaire voedingsconnector (ATX_POWER) 8 connector diskettestation 9 batterijhouder 10 connector SATAschijf (SATA0) 11 CMOS-jumper (CLEAR CMOS) 12 wachtwoordjumper (CLEAR_PW) 13 connector SATAschijf (SATA1) 14 connector SATAschijf (SATA4) 15 connector voorpaneel (F_PANEL)
Inspiron 530sa 1 3 4 2 5 6 29 7 28 27 26 25 24 8 9 10 23 11 22 21 12 20 13 19 18 17 16 15 Onderdelen verwijderen en installeren 14 129
1 processorsocket (CPU) 2 connector processorventilator (CPU_FAN) 3 connector geheugenmodule (DIMM_1) 4 connector geheugenmodule (DIMM_2) 5 connector geheugenmodule (DIMM_3) 6 connector geheugenmodule (DIMM_4) 7 primaire voedingsconnector (ATX_POWER) 8 batterijhouder 9 connector SATAschijf (SATA0) 10 CMOS-jumper (CLEAR CMOS) 11 wachtwoordjumper (CLEAR_PW) 12 connector SATAschijf (SATA1) 13 connector SATAschijf (SATA4) 14 connector voorpaneel (F_PANEL) 15 USB-connector aan voorzij
Inspiron 530sb 1 2 3 4 5 27 26 25 6 24 23 22 7 21 8 20 9 19 10 18 11 17 16 15 14 13 12 Onderdelen verwijderen en installeren 131
1 processorsocket (CPU) 2 connector processorventilator (CPU_FAN) 3 connector geheugenmodule (DIMM_1) 4 connector geheugenmodule (DIMM_2) 5 wachtwoordjumper (CLEAR_PW) 6 primaire voedingsconnector (ATX_POWER) 7 SYS_FAN2 8 CLR_CMOS 9 connector SATAschijf (SATA2) 10 connector SATAschijf (SATA1) 11 FP1 12 JSPI 1 13 USB-connector aan voorzijde (F_USB1) 14 USB-connector aan voorzijde (F_USB2) 15 F_AUDIO 16 CD_IN 17 PCI-connector (PCI2) 18 PCI-connector (PCI 1) 19 PCI Express x1con
Inspiron 530sc 2 1 3 4 5 6 31 7 30 29 28 8 27 26 9 25 10 24 11 12 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 Onderdelen verwijderen en installeren 133
1 processorsocket (CPU) 2 connector processorventilator (CPU_FAN) 3 connector geheugenmodule (DIMM_1) 4 connector geheugenmodule (DIMM_2) 5 connector geheugenmodule (DIMM_3) 6 connector geheugenmodule (DIMM_4) 7 wachtwoordjumper (CLR_PSWD) 8 primaire voedingsconnector (ATX_POWER) 9 connector SATA-schijf (SATA0) 10 connector SATAschijf (SATA1) 11 connector SATA-schijf (SATA2) 12 connector SATA-schijf (SATA3) 13 connector voorpaneel (F_PANEL) 14 USB-connector aan voorzijde (F_USB3) 15 U
Inspiron 530sd 1 2 3 4 26 5 25 24 23 6 22 21 20 19 7 18 17 8 16 15 14 13 12 11 10 9 Onderdelen verwijderen en installeren 135
1 processorsocket (CPU) 2 connector processorventilator (CPU_FAN) 3 connector geheugenmodule (DIMM_1) 4 connector geheugenmodule (DIMM_2) 5 wachtwoordjumper (CLEAR_PSWD) 6 primaire voedingsconnector (ATX_POWER) 7 connector SATAschijf (SATA1) 8 connector SATA-schijf (SATA0) 9 Voorpaneel 10 CMOS-jumper CLR_CMOS 11 USB2 12 USB1 13 SPDIF 14 audioconnector aan voorzijde (F_AUDIO) 15 CD_IN 16 PCI-connector (PCI2) 17 PCI-connector (PCI 1) 18 batterijhouder 19 PCI Express x120 PCI Ex
Toewijzing van DC-connectorpinnen van de voedingseenheid Gelijkstroomconnector P1 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Onderdelen verwijderen en installeren 137
Pinnummer Signaalnaam Kabelkleur Kabelformaat 1 3,3V Oranje 20 AWG 2 3,3V Oranje 20 AWG 3 RTN Zwart 20 AWG 4 5V Rood 20 AWG 5 RTN Zwart 20 AWG 6 5V Rood 20 AWG 7 RTN Zwart 20 AWG 8 POK Grijs 22 AWG 9 5 V AUX Paars 20 AWG 10 +12 V Geel 20 AWG 11 +12 V Geel 20 AWG 12 3,3V Oranje 20 AWG 13 3,3V Oranje 20 AWG 14 12 V Blauw 22 AWG 15 RTN Zwart 20 AWG 16 PS_ON Groen 22 AWG 17 RTN Zwart 20 AWG 18 RTN Zwart 20 AWG 19 RTN Zwart 20 AWG 20
Gelijkstroomconnector P2 3 1 4 2 Pinnummer Signaalnaam Draad 18-AWG 1 GND Zwart 2 GND Zwart 3 +12 VADC Geel 4 +12 VADC Geel Gelijkstroomconnectoren P3, P5 en P6 Pinnummer Signaalnaam Draad 18-AWG 1 +3,3 VDC Oranje 2 GND Zwart 3 +5 VDC Rood 4 GND Zwart 5 +12 VBDC Wit Onderdelen verwijderen en installeren 139
Gelijkstroomconnector P4 Pinnummer Signaalnaam Draad 22-AWG 1 +5 VDC Rood 2 GND Zwart 3 GND Zwart 4 +12 VADC Geel Gelijkstroomconnector P7 6 5 4 3 2 1 Pinnummer Signaalnaam 1 Draad 18-AWG N/C 2 COM Zwart 3 COM Zwart 4 +3,3 VDC Oranje 5 +5 VDC Rood 6 +12 VDC Geel 140 Onderdelen verwijderen en installeren
Geheugen U kunt het geheugen van uw computer uitbreiden door geheugenmodules op het moederbord te plaatsen. Uw computer biedt ondersteuning voor DDR2-geheugens. Zie “Geheugen” op pagina 203 voor meer informatie over het door uw computer ondersteunde type geheugen. KENNISGEVING: Plaats geen ECC- of gebufferde geheugenmodules. Alleen niet-gebufferd, niet-ECC-geheugen wordt ondersteund.
Inspiron 530sb/530sd • De geheugenmodules moeten in de volgende volgorde in de DIMMconnectoren worden geplaatst: eerst connector DIMM_1 en vervolgens connector DIMM_2. Als u slechts één DIMM plaatst, moet u deze in de connector DIMM_1 plaatsen. 1 1 Paar A: een overeenkomstig paar geheugenmodules in connectoren DIMM_1 en DIMM_2 Geheugenmodules moeten worden geïnstalleerd in paren van overeenkomstige geheugengrootte, -snelheid en -technologie.
Geheugen installeren LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. LET OP: Voordat u het geheugen plaatst, moet u de PCI Express x16-kaart verwijderen. Zie het gedeelte “Kaarten” op pagina 146. KENNISGEVING: Om te voorkomen dat statische elektriciteit schade veroorzaakt binnen in uw computer, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen voordat u een elektronisch component van uw computer aanraakt.
Inspiron 530sb/530sd 1 2 3 1 geheugenconnector dichtst bij processor (DIMM_1) 3 connector 2 borgklemmen (2) 3 Lijn de inkeping aan de onderkant van de module uit met de horizontale streep in de connector. 3 2 1 4 1 uitsparingen (2) 2 geheugenmodule 3 inkeping 4 horizontale streep KENNISGEVING: Druk de geheugenmodule met gelijkmatige druk aan de uiteinden recht naar beneden in de connector om schade aan de module te voorkomen.
4 Druk de module in de connector totdat de module op zijn plaats klikt. Wanneer u de module juist plaatst, klikken de borgklemmen in de uitsparingen aan de uiteinden van de module. 5 Plaats de PCI Express x16-kaart terug. Zie het gedeelte “Kaarten” op pagina 146. 6 Plaats de computerkap terug KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer.
1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Druk de borgklemmen aan de uiteinden van de geheugenmoduleconnector naar buiten. 3 Pak de module vast bij de rand van het moederbord en til de module uit de connector. 4 Plaats de PCI Express x16-kaart terug. Zie het gedeelte “Kaarten” op pagina 146. Kaarten LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen.
• Volg de procedures in de volgende sectie, wanneer u een kaart plaatst of vervangt. • Zie “Een PCI Express-kaart verwijderen” op pagina 152 als u een kaart verwijdert zonder deze te vervangen. • Als u een kaart verwijdert, moet u ook het stuurprogramma voor de huidige kaart uit het besturingssysteem verwijderen. Een PCI Express-kaart installeren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap. Zie het gedeelte “De computerkap verwijderen” op pagina 123.
5 Verwijder de huidige kaart als u een reeds geplaatste kaart wilt vervangen. Verwijder indien nodig de stekkers van alle op de kaart aangesloten kabels. • In het geval van een PCI-kaart moet u de kaart bij de bovenste hoeken vastpakken en deze voorzichtig uit de connector trekken. • Trek aan het vergrendelingslipje, pak de kaart vast bij de bovenste hoeken en trek deze vervolgens voorzichtig uit de connector.
7 Plaats de kaart in de connector en druk deze stevig aan. Controleer of de kaart volledig in de sleuf is geplaatst. 3 4 2 5 6 1 1 uitlijningsstreep 2 volledig geplaatste kaart 3 niet volledig geplaatste kaart 4 kaartgeleider 5 beugel binnen de sleuf 6 beugel buiten de sleuf 8 Zet de steunbeugel vast (zie “De steunbeugel terugplaatsen” op pagina 198) en druk de kaartbevestigingsbeugel omlaag om deze op zijn sleuf vast te zetten.
10 Sluit alle kabels aan die met de kaart verbonden moeten zijn. Raadpleeg de kaartdocumentatie voor informatie over de kabelaansluitingen van de kaart. KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid, kunnen er voor zorgen dat de computerkap niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
11 Plaats de computerkap terug, sluit de stekkers van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten vervolgens aan. 12 Ga als volgt te werk als u een geluidskaart hebt geplaatst: a Start het System Setup-programma (zie “System Setup-programma” op pagina 212), ga naar Onboard Devices (Apparaten op moederbord) en selecteer Integrated Audio (Geïntegreerde audio). Wijzig de instelling in Off (Uit).
Een PCI Express-kaart verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap. Zie het gedeelte “De computerkap verwijderen” op pagina 123. 3 Verwijder de steunbeugel. Zie het gedeelte “De steunbeugel verwijderen” op pagina 125. 4 Verwijder indien nodig de stekkers van alle op de kaart aangesloten kabels. • In het geval van een PCI-kaart moet u de kaart bij de bovenste hoeken vastpakken en deze voorzichtig uit de connector trekken.
10 Ga als volgt te werk als u een geluidskaart hebt verwijderd: a Start het System Setup-programma (zie “System Setup-programma” op pagina 212), ga naar Onboard Devices (Apparaten op moederbord) en selecteer Integrated Audio (Geïntegreerde audio). Wijzig de instelling in On (Aan). b Sluit externe audioapparaten aan op de audioconnectoren op het achterpaneel van de computer. Zie het gedeelte “Connectoren op het achterpaneel” op pagina 26.
Montagekader LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. Het montagekader verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121.
Het montagekader terugplaatsen 1 Breng de lipjes aan de onderzijde op één lijn met de sleuven in het voorpaneel en plaats de lipjes in de sleuven. 1 2 3 1 lipjes onderzijde (3) 2 lipjes bovenzijde (3) 3 montagekader 2 Draai het montagekader naar de computer totdat de drie lipjes aan de bovenzijde op hun plaats klikken in het voorpaneel.
Schijven en stations Uw computer biedt ondersteuning voor een combinatie van de volgende apparaten: • Maximaal twee vaste SATA-schijven • Een optioneel diskettestation of een optionele mediakaartlezer • Een cd- of dvd-station 1 2 3 5 4 156 1 voedingseenheid 2 vaste schijf 4 cd of dvd-station 5 diskettestation of mediakaartlezer Onderdelen verwijderen en installeren 3 steunbeugel
Aanbevolen kabelverbindingen voor schijven • Sluit SATA-schijven aan op de connectoren “SATA0” of “SATA1” op het moederbord. • Sluit SATA cd- of dvd-stations aan op de connectoren op het moederbord die zijn aangeduid met “SATA4” of “SATA5”. N.B.: SATA 4 en SATA 5 worden niet ondersteund in de Inspiron 530sb/530sd. Schijfkabels aansluiten Als u een schijf of station plaatst, moet u twee kabels - een gelijkstroomkabel en een gegevenskabel - aansluiten op de achterzijde van het station.
Stekkers van interfacekabels voor schijven De kabelconnectoren zijn voorzien van pinnen voor een juiste aansluiting. Breng de kabelconnectorsleutel op de kabel en de schijf of het station correct op één lijn voordat u de kabel aansluit. SATA-connector 1 2 1 interfacekabel 2 connector van interfacekabel Schijf- en stationskabels aansluiten en verwijderen Wanneer u een SATA-gegevenskabel verwijdert, moet u de kabel verwijderen met behulp van het treklipje.
Vaste schijven LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. KENNISGEVING: Plaats de schijf niet op een harde ondergrond, zodat schade wordt voorkomen.
1 5 4 3 2 1 steunschroeven (4) 2 connector op moederbord 4 SATA-gegevenskabel 5 vaste schijf 3 stroomkabel N.B.: Afhankelijk van het type computer kan de locatie van connectoren variëren. Zie het gedeelte “Binnenaanzicht van de computer” op pagina 126. 6 Druk op de lipjes aan weerszijden van het station en schuif het station omhoog en naar buiten. 7 Als de schijfconfiguratie wordt gewijzigd doordat u de schijf verwijdert, moet u deze wijzigingen opgeven in het System Setup-programma.
9 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200). 10 Sluit de computer en de andere apparaten aan op het stopcontact. Een vaste schijf installeren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). 3 Verwijder de steunbeugel (zie “De steunbeugel verwijderen” op pagina 125). 4 Raadpleeg de documentatie die bij de schijf werd geleverd om na te gaan of deze voor uw computer is geconfigureerd.
6 Sluit de stekker van de stroom- en gegevenskabel op het optisch station aan. 7 Sluit de kabel van de ventilator aan op het moederbord. 8 Schuif de vaste schijf in het vaste-schijfcompartiment totdat de vaste schijf op zijn plaats klikt. 9 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten. 10 Plaats de steunbeugel terug (zie “De steunbeugel terugplaatsen” op pagina 198). 11 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200).
Een tweede vaste schijf toevoegen LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. KENNISGEVING: Plaats de schijf niet op een harde ondergrond, zodat schade wordt voorkomen.
1 2 1 tweede vaste schijf (optioneel) 2 schroeven (4) 7 Sluit de stekker van de stroom- en gegevenskabel op het optisch station aan. 8 Sluit de kabel van de ventilator aan op het moederbord. 9 Schuif de vaste schijf in het vaste-schijfcompartiment totdat de vaste schijf op zijn plaats klikt. 10 Plaats de eerste vaste schijf terug (zie “Een vaste schijf installeren” op pagina 161). 11 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten.
13 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200). KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten moet u eerst de stekker van de kabel op de netwerkpoort of het netwerkcontact aansluiten en vervolgens de stekker van het andere uiteinde van de kabel op de computer aansluiten. 14 Sluit de computer en alle apparaten aan op het stopcontact en zet deze vervolgens aan.
4 Verwijder het cd/dvd-station (zie “Een cd/dvd-station verwijderen” op pagina 176). 1 2 1 diskettestation 2 veerklemmen (2) 5 Koppel de stroom- en gegevenskabels aan de achterzijde van het diskettestation los. 6 Verwijder de stekker van de batterijkabel uit het moederbord. 7 Druk op de twee veerklemmen en schuif de mediakaartlezer samen met de FlexBay-stationkooi uit de FlexBay-sleuf. 8 Verwijder de twee schroeven waarmee het diskettestation in de diskettestationkooi is bevestigd.
1 2 1 schroeven (2) 2 diskettestationkooi 9 Til het diskettestation op om het van de FlexBay-stationkooi te scheiden. 10 Schuif de FlexBay-stationkooi in de FlexBay-sleuf todat de stationkooi vastklikt. 11 Plaats het inzetstuk van het FlexBay-station (zie “Het inzetstuk van het FlexBay-stationpaneel terugplaatsen” op pagina 171). 12 Plaats het cd/dvd-station terug (zie “Een cd/dvd-station installeren” op pagina 177). 13 Plaats het montagekader terug (zie “Het montagekader terugplaatsen” op pagina 155).
Een diskettestation plaatsen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). 3 Verwijder het montagekader (zie “Het montagekader verwijderen” op pagina 154). 4 Verwijder het cd- of dvd-station (zie “Een cd/dvd-station verwijderen” op pagina 176). 5 Verwijder het inzetstuk van het FlexBay-station (zie “Het inzetstuk van het FlexBay-stationpaneel verwijderen” op pagina 170).
8 Draai de twee schroeven aan de andere zijde vast om het diskettestation in de FlexBay-stationkooi te bevestigen. 9 Schuif de FlexBay-stationkooi samen met het diskettestation in de FlexBay-sleuf todat de stationkooi vastklikt. 10 Sluit de stroom- en gegevenskabels aan op het optische station. 11 Sluit het andere uiteinde van de gegevenskabel aan op de connector “FLOPPY” op het moederbord (zie “Onderdelen van het moederbord” op pagina 127).
15 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200). KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer. 16 Sluit de computer en alle apparaten aan op het stopcontact en zet deze vervolgens aan. Raadpleeg de documentatie die bij de schijf wordt geleverd voor instructies over het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van de vaste schijf.
Het inzetstuk van het FlexBay-stationpaneel terugplaatsen 1 2 1 inzetstuk van stationspaneel (optioneel) 2 sleuf 1 Schuif het lipje van het inzetstuk van het stationspaneel in de sleuf in het montagekader. 2 Druk het inzetstuk van het stationspaneel naar binnen in de richting van het montagekader tot het inzetstuk vastklikt. N.B.
Mediakaartlezer LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. Een mediakaartlezer verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121.
*1 2 3 *Niet op alle computers aanwezig. 1 mediakaartlezer 2 schroeven (2) 3 veerklemmen (2) 9 Schuif de FlexBay-stationkooi in de FlexBay-sleuf todat de stationkooi vastklikt. 10 Als u de mediakaartlezer niet terugplaatst, moet u het inzetstuk van het stationpaneel aanbrengen. 11 Plaats het cd/dvd-station terug (zie “Een cd/dvd-station installeren” op pagina 177). 12 Plaats het montagekader terug (zie “Het montagekader terugplaatsen” op pagina 155).
Een mediakaartlezer installeren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). 3 Verwijder het montagekader (zie “Het montagekader verwijderen” op pagina 154). 4 Ga als volgt te werk als u een nieuwe mediakaartlezer aanbrengt: • Verwijder het inzetstuk van het stationspaneel (zie “Het inzetstuk van het FlexBay-stationpaneel verwijderen” op pagina 170). • Verwijder de mediakaartlezer uit de verpakking.
*Niet op alle computers aanwezig. 1 1* Mediakaartlezer 12 Plaats het cd/dvd-station terug (zie “Een cd/dvd-station installeren” op pagina 177). 13 Plaats het montagekader terug (zie “Het montagekader terugplaatsen” op pagina 155). 14 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200). 15 Sluit de computer en alle apparaten aan op het stopcontact en zet deze vervolgens aan.
Cd/dvd-station LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. Een cd/dvd-station verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121.
7 Als u het station niet vervangt, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel vervangen (zie “Het inzetstuk van het FlexBaystationpaneel terugplaatsen” op pagina 171). 8 Plaats het montagekader terug (zie “Het montagekader terugplaatsen” op pagina 155). 9 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200). 10 Sluit de computer en alle apparaten aan op het stopcontact en zet deze vervolgens aan.
5 Schuif het station voorzichtig in het cd/dvd-stationcompartiment totdat het stationcompartiment vastklikt. 1 1 cd/dvd-station 6 Sluit de stekker van de stroom- en gegevenskabel op het optisch station aan. 7 Sluit de gegevenskabel aan op de connector op het moederbord. 8 Plaats het montagekader terug (zie “Het montagekader terugplaatsen” op pagina 155). 9 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200).
Batterij De batterij vervangen LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. KENNISGEVING: Om te voorkomen dat statische elektriciteit schade veroorzaakt binnen in uw computer, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen voordat u een elektronisch component van uw computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken.
7 Plaats de nieuwe batterij in de houder met de “+”-zijde naar boven en klik de batterij vervolgens op zijn plaats. 2 1 1 batterijontgrendeling 2 batterij (positieve kant) 8 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200). 9 Plaats de steunbeugel terug (zie “De steunbeugel terugplaatsen” op pagina 198). KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer.
Voedingseenheid LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. KENNISGEVING: Om te voorkomen dat statische elektriciteit schade veroorzaakt binnen in uw computer, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen voordat u een elektronisch component van uw computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken.
2 1 1 voedingseenheid 2 schroeven (3) 8 Schuif de voedingseenheid uit de computer en til deze omhoog. 9 Schuif de vervangende voedingseenheid naar de achterzijde van de computer. 10 Breng alle schroeven opnieuw aan en draai deze vast om de voedingseenheid aan de achterzijde van het computerchassis te bevestigen. LET OP: Als u niet alle schroeven vervangt en vastdraait, loopt u het risico van een elektrische schok, omdat deze schroeven een essentieel onderdeel van de aarding van de computer vormen.
12 Plaats het cd/dvd-station terug (zie “Een cd/dvd-station installeren” op pagina 177). 13 Bevestig de voedingskabel van de vaste schijf, de gegevenskabel en voedingskabel van het cd/dvd-station en de kabel van het voorpaneel aan de borgklem op de zijkant van de voedingseenheid. N.B.: Controleer of alle kabels op juiste wijze zijn aangesloten en goed vastzitten. 14 Plaats de steunbeugel terug (zie “De steunbeugel terugplaatsen” op pagina 198).
Het I/O-paneel aan de voorzijde van de computer verwijderen N.B.: Maak een notitie van alle kabelverbindingen voordat u kabels verwijderd, zodat u deze op eenvoudige wijze correct kunt aanbrengen wanneer u het nieuwe I/O-paneel plaatst. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). 3 Verwijder het montagekader (zie “Het montagekader verwijderen” op pagina 154).
Het I/O-paneel terugplaatsen 1 Plaats het I/O-paneel in de sleuf. KENNISGEVING: Zorg ervoor dat de kabelstekkers en de kabelgeleidingsklemmen niet beschadigd raken wanneer u het I/O-paneel in de computer schuift. 2 Breng de schroef opnieuw aan en zet deze vast om het I/O-paneel aan het chassis te bevestigen. 3 Sluit de kabels opnieuw op het moederbord aan. 4 Plaats het montagekader terug (zie “Het montagekader terugplaatsen” op pagina 155).
Ventilator van processor LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen. LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. LET OP: Tijdens normaal gebruik kunnen de warmteafleider, voedingseenheid en andere onderdelen zeer heet worden.
5 Verwijder de vier borgschroeven waarmee de processorventilator/ warmteafleider zijn bevestigd en til de ventilator en warmteafleider rechtstandig uit de computer omhoog. LET OP: Hoewel de ventilator van de warmteafleider van een plastic hoes is voorzien, kan de warmteafleider tijdens een normale werking uiterst heet worden. Laat de warmteafleider enige tijd afkoelen alvorens deze aan te raken. 1 1 processorventilator/warmteafleider N.B.
De processorventilator/warmteafleider plaatsen KENNISGEVING: Als u de ventilator terugplaatst, moet u ervoor zorgen dat de snoeren tussen het moederbord en de ventilator niet beklemd raken. 1 Breng de geborgde schroeven op de processorventilator/warmteafleider op één lijn met de vier metalen schroefopeningen op het moederbord. 1 2 1 geborgde schroeven (4) 2 processorventilator/warmteafleider N.B.
Processor LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. De processor verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). LET OP: Hoewel de warmteafleider van een plastic hoes is voorzien, kan deze tijdens een normale werking van de computer zeer heet worden. Laat de warmteafleider enige tijd afkoelen alvorens deze aan te raken.
4 Plaats uw vinger bij de processor op de haak van de ontgrendeling en druk de haak vervolgens naar beneden en naar buiten om de ontgrendeling los te maken van het lipje waarmee de ontgrendeling is bevestigd. 1 2 3 4 1 processorkap 2 processor 3 socket 4 ontgrendeling KENNISGEVING: Wanneer u de processor vervangt, mag u geen pinnen binnen de processorsocket aanraken, en mogen er geen objecten op de pinnen in het contact vallen. 5 Neem de processor voorzichtig uit de socket.
De processor plaatsen KENNISGEVING: Zorg dat u geaard bent door een van de ongeschilderde metalen oppervlakken aan de achterzijde van de computer aan te raken. KENNISGEVING: Wanneer u de processor vervangt, mag u geen pinnen binnen de processorsocket aanraken, en mogen er geen objecten op de pinnen in het contact vallen. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Pak de nieuwe processor uit en zorg dat u de onderzijde van de processor niet aanraakt.
2 1 3 9 4 5 6 8 192 7 1 processorkap 2 lipje 3 processor 4 processorsocket 5 middelste vergrendeling processorkap 6 ontgrendeling 7 uitlijningsinkeping aan voorzijde 8 pin 1-indicator voor de processor 9 uitlijningsinkeping aan achterzijde Onderdelen verwijderen en installeren
9 Verwijder het thermisch vet aan de onderzijde van de warmteafleider. KENNISGEVING: Breng nieuw thermisch vet aan. De aanwezigheid van thermisch vet is van groot belang voor de thermische hechting die is vereist voor een optimale werking van de processor. 10 Breng het nieuwe thermisch vet op de bovenzijde van de processor aan. 11 Plaats de processorventilator/warmteafleider (zie “De processorventilator/warmteafleider plaatsen” op pagina 188).
De chassisventilator verwijderen KENNISGEVING: Raak tijdens het verwijderen van de chassisventilator de schoepen van de ventilator niet aan. Hierdoor kan de ventilator beschadigd raken. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). 3 Verwijder de schroef waarmee de chassisventilator is bevestigd. 1 1 schroef 4 Schuif de chassisventilator naar de voorzijde van de computer en til deze op.
De chassisventilator vervangen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 1 1 schroef 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). 3 Schuif de chassisventilator in de richting van de achterzijde van de computer op zijn plaats. 4 Breng de schroef aan en draai deze vast om de chassisventilator te bevestigen.
Moederbord Het moederbord verwijderen LET OP: Ter bescherming tegen elektrische schokken of verwonding door bewegende ventilatorschoepen of andere onverwacht letsel, dient u de computer altijd los te koppelen van het stopcontact voordat u de kap opent. LET OP: Tijdens normaal gebruik kunnen de warmteafleider, voedingseenheid en andere onderdelen zeer heet worden. Laat de computer enige tijd afkoelen alvorens deze onderdelen aan te raken.
Schroeven moederbord Inspiron 530s/530sa/530sc 1 2 1 schroeven (8) moederbord 2 Inspiron 530sb/530sd 1 2 1 schroeven (6) 2 moederbord Plaats het moederbord dat u net hebt verwijderd, naast het vervangende moederbord en controleer of de moederborden identiek zijn.
Het moederbord installeren 1 Plaats het moederbord voorzichtig in het chassis en schuif het moederbord naar de achterzijde van de computer. 2 Gebruik de schroeven om het moederbord aan het chassis te bevestigen. 3 Sluit de kabels die u eerder uit het moederbord verwijderde opnieuw aan. 4 Breng de processor en warmteafleider opnieuw aan (zie “De processor plaatsen” op pagina 191). KENNISGEVING: Controleer of de processorventilator/warmteafleider op juiste wijze zijn geïnstalleerd en goed vastzitten.
2 1 3 1 steunbeugel 2 ontgrendeling van kaartbevestigingsbeugel 3 kaartbevestigingsbeugel Onderdelen verwijderen en installeren 199
De computerkap terugplaatsen LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. LET OP: Gebruik de computer niet indien er panelen of afdekkingen ontbreken, zoals de computerkap, het voorpaneel, montagekaders, inzetbeugels voor het voorpaneel, enzovoort. 1 Controleer of alle kabels zijn aangesloten en haal kabels uit de weg. 2 Controleer of er geen gereedschap of extra onderdelen in de computer achterblijven.
6 Breng de twee schroeven weer in de computerkap aan en draai ze vast met behulp van een schroevendraaier. 1 2 3 1 lipje computerkap 2 sleuf 3 computerkap 7 Zet de computer weer rechtop. KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer. KENNISGEVING: Zorg ervoor dat er geen ventilatieopeningen worden geblokkeerd.
Onderdelen verwijderen en installeren
Bijlage Specificaties Inspiron 530s/530sa/530sc Processor Processortype Intel® Core™ 2 Duo-processor Intel® Pentium® Dual-Core-processor Intel® Celeron® processor Level 2-cache (L2) ten minste 512 KB pipeline-burst, eight-way set associative, writeback SRAM Geheugen Type DDR2 SDRAM (667/800-MHz) Geheugenconnectoren vier Geheugencapaciteit 512 MB, 1 GB of 2 GB Minimumgeheugen 512 MB Maximumgeheugen 4 GB (alleen Inspiron 530s) 8 GB (Inspiron 530sa/530sc) Computergegevens Chipset G33/ICH9 RAID-
Video Type Geïntegreerde video van Intel Audio Type Realtek ALC888 (7.1-kanaals audio) Uitbreidingsbus Bustype PCI 2.3 PCI Express 1.0A SATA 1.0 en 2.0 USB 2.
Uitbreidingsbus (Vervolg) PCI Express connector één x16 connectorgrootte 164 pinnen maximale gegevensbreedte connector 16 PCI Express-lanes Schijven en stations Extern toegankelijk: één 3,5-inch stationcompartiment (FlexBay) één 5,25-inch stationcompartiment Intern toegankelijk twee 3,5-inch stationcompartimenten (FlexBay) Beschikbare apparaten twee 3,5-inch vaste SATA-schijven en twee 5,25-inch SATA cd-rom-, cd-rw-, dvd-rom-, dvd-rw- of combostations (optioneel) één 3,5-inch diskettestation of m
Connectoren (Vervolg) Connectoren op moederbord: 206 Seriële ATA vier 7-pins connectoren Intern USB-apparaat twee 9-pins connectoren (ondersteunt één FlexBay-apparaat Diskettestation één 34-pins connector Ventilator processor één 4-pins connector Chassisventilator één 3-pins-connector PCI 2.
Inspiron 530sb/530sd Processor Processortype Intel® Core™ 2 Duo-processor Intel® Pentium® Dual-Core-processor Intel® Celeron® processor L2-cache (Level 2) ten minste 512 KB pipeline-burst, eight-way set associative, writeback SRAM Geheugen Type DDR2 SDRAM (667/800-MHz) Geheugenconnectoren twee Geheugencapaciteit 512 MB, 1 GB, 2GB Minimumgeheugen 512 MB Maximumgeheugen 4 GB Computergegevens Chipset G31/ICH7 RAID Support Geen RAID DMA-kanalen zeven Interrupt-niveaus 24 BIOS-chip (NVRAM)
Uitbreidingsbus Bustype PCI 2.3 PCI Express 1.0A SATA 1.0 en 2.0 USB 2.
Schijven en stations Extern toegankelijk één 5,25-inch stationcompartiment Intern toegankelijk één 3,5-inch stationcompartiment Beschikbare apparaten twee 3,5-inch vaste SATA schijven en twee 5,25-inch SATA cd-rom-, cd-rw-, dvd-rom-, dvd-rw- of combostations (optioneel) één mediakaartlezer (optioneel) Connectoren Externe connectoren: Video connector met 15 openingen Netwerkadapter RJ-45-connector USB twee USB 2.
Connectoren (Vervolg) Processor één 775-pins-connector Geheugen vier 240-pins connectoren Voeding 12V één 4-pins connector Voeding één 24-pins connector Inspiron 530s/530sa/530sb/530sc/530sd Schakelaars en lampjes Voorkant computer: Aan/uit-knop drukknop Aan/uit-lampje blauw lampje: een knipperend blauw lampje in de slaapstand; een ononderbroken brandend blauw lampje als het systeem is ingeschakeld. oranje lampje: het knipperende oranje lampje geeft een probleem met het moederbord aan.
Voeding Voeding (gelijkstroom): Vermogen 250 W Maximale warmteafgifte 162 W N.B.: Hitteverspreiding wordt berekend aan de hand van de wattagewaarde voor de voeding.
Omgeving (Vervolg) Maximumimpact: In bedrijf 40 G +/- 5% bij pulsduur van 2 msec +/- 10% (equivalent aan 51 cm/sec) Opslag 105 G +/- 5% bij pulsduur van 2 msec +/- 10% (equivalent aan 127 cm/sec) Hoogte: In bedrijf -15,2 tot 3.048 m Opslag -15,2 tot 10.668 m Contaminatieniveau in de lucht G2 of lager, zoals gedefinieerd in ISA-S71.
System Setup openen 1 Zet de computer aan of start deze opnieuw op. 2 Druk op F12 zodra het blauwe DELL™-logo verschijnt. 3 Zodra de F2-prompt verschijnt, drukt u meteen op F2. N.B.: De F2-prompt duidt erop dat het toetsenbord is geïnitialiseerd. Deze prompt kan zeer snel verschijnen. Wees dus op het verschijnen ervan beducht en druk op . Als u te vroeg op F2 drukt, wordt deze toetsaanslag niet geregistreerd.
Opties van het System Setup-programma N.B.: Mogelijk worden de items in dit gedeelte niet weergegeven of wijken de items enigszins af van de weergave in dit gedeelte. Dit is afhankelijk van uw computer en de geïnstalleerde apparaten.
Advanced BIOS Features CPU Feature • Limit CPUID Value — Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Disabled) • Execute Disable Bit — Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Enabled) • Virtualization Technology — Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Enabled) • Core Multi-Processing — Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Enabled) Boot Up NumLock Off; On (de standaardwaarde is On) Boot Device Configuration Removable Device Priority Wordt gebruikt om de prioriteit van verwijderbare apparaten zoals
Integrated Peripherals USB Device Setting • USB Controller — Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Enabled) • USB Operation Mode — High Speed; Full/Low Speed (de standaardwaarde is High Speed) Onboard FDC Controller Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Enabled) Onboard Audio Connector Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Enabled) Onboard LAN Connector Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Enabled) Onboard LAN Boot ROM Enabled; Disabled (de standaardwaarde is Disabled) SATA Mode IDE; R
Bootsequence (Opstartvolgorde) Deze functie stelt u in staat om de opstartvolgorde voor apparaten te wijzigen. Opties • Diskette Drive (Diskettestation): de computer probeert op te starten vanaf het diskettestation. Als de diskette in het station geen opstartbare schijf is, of als er geen diskettestation in de computer is geïnstalleerd, zal de computer een foutmelding afgeven. • Hard Drive (Vaste schijf): de computer wordt opgestart vanaf de primaire vaste schijf.
1 Als u opstart vanaf een USB-apparaat, sluit u het USB-apparaat aan op een USB-connector. 2 Zet de computer aan of start deze opnieuw op. 3 Wanneer in de rechterbovenhoek van het scherm F2 = Setup, F12 = Boot Menu verschijnt, drukt u op F12. Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt weergegeven, moet u blijven wachten tot u het bureaublad van Microsoft Windows ziet. Sluit vervolgens de computer af en probeer het opnieuw. Het menu Boot Device verschijnt.
Vergeten wachtwoorden wissen LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123). 3 Zoek naar de 2-pins wachtwoordconnector op het moederbord. N.B.: De locatie van de wachtwoordconnector verschilt per computer.
Inspiron 530sa Inspiron 530sb 1 2 3 1 2 3 220 Bijlage
Inspiron 530sc 1 2 3 1 2 3 Bijlage 221
Inspiron 530sd 1 2 3 1 2 3 4 Verwijder de jumperstekker met 2 pinnen van pin 2 en 3 en plaats deze op pin 1 en 2. 5 Wacht ongeveer vijf seconden om het wachtwoord te wissen. 6 Verwijder de jumperstekker met 2 pinnen van pin 1 en pin 2 en plaats deze op pin 2 en pin 3 om de wachtwoordfunctie in te schakelen. 7 Plaats de computerkap terug (zie “De computerkap terugplaatsen” op pagina 200).
De CMOS-instellingen wissen LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 121. N.B.: Om de CMOS-instellingen te wissen moet u de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen. 2 Verwijder de computerkap (zie “De computerkap verwijderen” op pagina 123).
De BIOS flashen Het kan nodig zijn om de BIOS te flashen indien een update beschikbaar is of wanneer u het moederbord vervangt. 1 Zet de computer aan. 2 Zoek naar het updatebestand voor de BIOS van uw computer op de Dell Support-website: support.dell.com. 3 Klik op Nu downloaden (Nu downloaden) om het bestand te downloaden. 4 Als het venster Export Compliance Disclaimer (afwijzing van aansprakelijkheid bij export) verschijnt, klikt u op Yes, I Accept this Agreement (ja, ik accepteer deze overeenkomst).
De computer reinigen LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. Computer, toetsenbord en monitor LET OP: Haal de stekker uit het stopcontact voordat u de computer schoonmaakt. Maak de computer schoon met een zachte, vochtige doek. Gebruik geen vloeibare reinigingsmiddelen of reinigingsmiddelen uit een spuitbus, want deze kunnen ontvlambare stoffen bevatten.
4 Als de rollers in de balhouder vuil zijn, reinigt u de rollers met een wattenstaafje dat is bevochtigd met isopropylalcohol. 5 Centreer de rollers in de kanalen als deze niet meer goed zijn uitgelijnd. Zorg ervoor dat er geen watten van de wattenstokjes op de wieltjes achterblijven. 6 Plaats het balletje en de zekeringring terug en draai daarna de zekeringring met de klok mee totdat deze op zijn plaats klikt.
Technische ondersteuningsbeleid van Dell (alleen voor de Verenigde Staten) Tijdens de technische ondersteuning is bij de probleemoplossingsprocedure de medewerking van de klant vereist om de originele instellingen van Dell voor het besturingssysteem, de software en de hardwarestuurprogramma's, alsmede de betreffende functionaliteit van de computer en de door Dell geïnstalleerde hardware, te herstellen.
Definitie van "software en randapparatuur van derden" Software en randapparatuur van derden heeft betrekking op alle randapparatuur, accessoires of software die door Dell onder een andere merknaam dan die van Dell worden verkocht (printers, scanners, camera's, games, enzovoort). Ondersteuning voor de software en randapparatuur van derden wordt verstrekt door de fabrikant van het product. FCC-kennisgeving (alleen V.S.
Deze grenzen worden aangehouden om redelijke bescherming tegen schadelijke interferentie te bieden bij plaatsing in een woonomgeving. Wij kunnen echter niet garanderen dat er in een bepaalde situatie geen interferentie zal optreden. Als deze apparatuur schadelijke storing veroorzaakt voor radio- of televisieontvangst (u kunt dit bepalen door de apparatuur in en uit te schakelen), raden we u aan de interferentie als volgt te verhelpen: • Richt de ontvangstantenne een andere kant op.
Contact opnemen met Dell N.B.: Als u niet over een actieve internetverbinding beschikt, kunt u contactgegevens vinden op de factuur, de pakbon of in de productcatalogus van Dell. Dell biedt verschillende online- en telefonische ondersteuningsdiensten en -mogelijkheden. De beschikbaarheid hiervan verschilt per land en product. Sommige diensten zijn daarom mogelijk niet in uw regio beschikbaar.
Woordenlijst De begrippen binnen deze woordenlijst zijn alleen ter informatie bedoeld. De beschreven begrippen hebben al dan niet betrekking op uw computer. A AC — Alternating Current (wisselstroom) — Het type elektriciteit waarmee uw computer van stroom wordt voorzien wanneer u de netstroomadapter aansluit op het elektriciteitsnet. Achtergrond — Het patroon of de afbeelding op de achtergrond van het bureaublad van Windows.
Antivirussoftware — Een programma voor het identificeren, het in quarantaine plaatsen en/of verwijderen van virussen op uw computer. Apparaat — Hardware, zoals een diskettestation, een printer of een toetsenbord, die is geïnstalleerd in of aangesloten op uw computer. Apparaatstuurprogramma — Zie Stuurprogramma. ASF — Alert Standards Format — Een standaard die voorziet in een mechanisme voor het overbrengen van hardware- en softwaremeldingen naar een beheerconsole.
C C — Celsius — Een temperatuurschaal waarbij 0 graden overeenkomt met het vriespunt van water en 100 graden overeenkomt met het kookpunt van water. Cache — Een speciaal mechanisme voor hogesnelheidsopslag. Voor dit doel kan gebruik worden gemaakt van een speciaal daartoe gereserveerd deel van het hoofdgeheugen of een onafhankelijk apparaat voor hogesnelheidsopslag. Het cachegeheugen vergroot de efficiëntie van processorbewerkingen.
Controller — Een chip die de overdracht van gegevens tussen de processor en het geheugen of tussen de processor en apparaten beheert. CRIMM — Continuity Rambus In-line Memory Module — Een speciale module zonder geheugenchips die wordt gebruikt voor het vullen van ongebruikte RIMMsleuven. Cursor — De markering op een scherm die aangeeft waar de volgende actie met het toetsenbord, de touch-pad, of de muis gaat plaatsvinden.
DMTF — Distributed Management Task Force — Een consortium van hardwareen softwarebedrijven, dat normen ontwikkelt voor het beheer van gedistribueerde desktop-, netwerk-, bedrijfs- en internetomgevingen. Domein — Een groep van computers, programma's en apparaten op een netwerk, die wordt beheerd als een eenheid met algemene regels en procedures voor gebruik door een bepaalde gebruikersgroep. Gebruikers dienen zich bij het domein aan te melden om toegang tot de bronnen op dat domein te krijgen.
E ECC — Error Checking and Correction — Een soort geheugen met een speciaal schakelsysteem voor het testen van de nauwkeurigheid van gegevens op het moment dat deze het geheugen in en uit gaat. ECP — Extended Capabilities Port — Een ontwerp voor een parallelle aansluiting die verbeterde tweewegs gegevensoverdracht biedt. Net zoals EPP maakt ECP gebruik van rechtstreekse geheugentoegang voor de overdracht van gegevens.
Formatteren — Het proces dat een schijf of station voorbereidt op de opslag van bestanden. Wanneer een schijf of station wordt geformatteerd, zal alle aanwezige informatie worden gewist. FSB — Front Side Bus — Het gegevenspad en de fysieke interface tussen de processor en RAM. FTP — File Transfer Protocol — Een standaard internetprotocol voor het uitwisselen van bestanden tussen computers die verbonden zijn met internet. G G — Gravitatieconstante — Een eenheid van zwaartekracht.
Grafische controller — Het schakelsysteem op een grafische kaart of op het moederbord (in het geval van computers met een ingebouwde grafische controller) die in combinatie met het beeldscherm of de monitor grafische functies voor uw computer biedt. Grafische modus — Een modus die bepaalt hoe tekst en beeld worden weergegeven op een monitor.
IDE — Integrated Device Electronics — Een interface voor apparaten voor massaopslag, waar de controller is geïntegreerd in de vaste schijf of het schijfstation. IEEE 1394 — Institute of Electrical and Electronics Engineers, Inc. — Een seriële bus met hoge prestaties die gebruikt wordt om IEEE 1394-compatibele apparaten zoals digitale camera's en dvd-spelers op een computer aan te sluiten.
L L1 cache — Primair cachegeheugen binnen de processor. L2 cache — Secundair cachegeheugen dat zich binnen dan wel buiten de processor bevindt. LAN — Local Area Network — Een computernetwerk dat een klein gebied bestrijkt. Een LAN is meestal beperkt tot een gebouw of een aantal nabijgelegen gebouwen. Een LAN kan over elke afstand worden verbonden met een andere LAN via telefoonlijnen en radiogolven en zo een WAN (Wide Area Network) vormen.
MHz — Megahertz — Een eenheid van frequentie die overeenkomt met 1 miljoen cycli per seconde. De snelheid voor computerprocessoren. bussen en interfaces wordt vaak uitgedrukt in MHz. Mini PCI — Een standaard voor ingebouwde netwerkapparatuur. De nadruk ligt daarbij op communicatie, zoals communicatie op basis van modems en netwerkinterfacekaarten. Een Mini PCI-kaart is een kleine externe kaart die wat betreft functionaliteit gelijk is aan een standaard PCI-uitbreidingskaart.
O Opstart-cd — Een cd waarmee u uw computer kunt opstarten. Zorg ervoor dat u altijd een opstart-cd of -diskette bij de hand hebt in het geval uw harde schijf is beschadigd of uw computer een virus bevat. Opstartdiskette — Een diskette waarmee u uw computer kunt opstarten. Zorg ervoor dat u altijd een opstart-cd of -diskette bij de hand hebt in het geval uw harde schijf is beschadigd of uw computer een virus bevat.
Pixel — Een enkele punt op een beeldscherm. Pixels worden in rijen en kolommen gerangschikt om een beeld te vormen. De grafische resolutie van een computer, bijvoorbeeld 800 x 600, wordt uitgedrukt als het aantal horizontale pixels bij het aantal verticale pixels. Plug-and-play — De mogelijkheid van de computer om apparaten automatisch te configureren.
RFI — Radio Frequency Interference — Storing die wordt doorgaans wordt gegenereerd op typische radiofrequenties in het bereik tussen 10 kHz en 100.000 MHz. Radiofrequenties bevinden zich onder aan het elektromagnetische frequentiespectrum en ondervinden eerder storingen dan de hogere frequentiestralingen, zoals infrarood en licht. ROM — Read-Only Memory — Geheugen dat gegevens en programma's opslaat die niet kunnen worden verwijderd en waar niet naar kan worden geschreven door de computer.
SCSI — Small Computer System Interface — Een interface met hoge snelheid voor het aansluiten van apparaten, zoals harde schijven, cd-stations, printers en scanners, op een computer. De SCSI kan met behulp van een enkele controller meerdere apparaten aansluiten. Elk apparaat is beschikbaar via een individueel identificatienummer op de SCSI-controllerbus. SDRAM — Synchronous Dynamic Random-Access Memory — Een soort DRAM die is gesynchroniseerd met de optimale kloksnelheid van de processor.
Stroomstootbeveiliging — Apparatuur die ervoor zorgt dat stroompieken die bijvoorbeeld kunnen ontstaan tijdens onweer uw computer niet via het stopcontact kunnen bereiken. Stroomstootbeveiligingen bieden geen bescherming tegen blikseminslagen of stroomstoringen die voorkomen wanneer het voltage meer dan 20 procent onder het normale niveau zakt. Netwerkverbindingen worden niet beschermd door stroomstootbeveiliging. Verwijder tijdens ontweer altijd de netwerkkabel uit de netwerkaansluiting.
T TAPI — Telephony Application Programming Interface — Deze interface stelt Windows programma’s in staat te werken met een grote diversiteit aan telefonieapparaten, waaronder spraak, gegevens, fax en video. Tekstbewerkingsprogramma — Een programma voor het maken en bewerken van bestanden met alleen tekst. Windows Kladblok gebruikt bijvoorbeeld een teksteditor. Teksteditors bieden meestal geen mogelijkheden voor automatische terugloop of opmaak (onderstrepen, lettertypes wijzigen et cetera).
USB — Universal Serial Bus — Een hardwareinterface voor apparaten met een lage snelheid, zoals USB-toetsenborden, USB-muizen, USB-joysticks, USB-scanners, USB-luidsprekers, USB-printers, USB-modems of USB-opslagapparaten. Apparaten worden rechtstreeks op een aansluiting met 4 pinnen op uw computer aangesloten, of op een hub met meerdere poorten die op uw computer is aangesloten. USB-apparaten kunnen worden aangesloten en verwijderd terwijl de computer is ingeschakeld of uitgeschakeld.
Virus — Een programma dat voor ongemak en irritatie zorgt of of de gegevens onbruikbaar maakt/wist die op uw computer zijn opgeslagen. Een virusprogramma kan van de ene computer op een andere overgaan via een geïnfecteerde diskette, via internet gedownloade software, of bijlagen bij e-mailberichten. Wanneer een geïnfecteerd programma wordt uitgevoerd, wordt het bijgevoegde virus eveneens uitgevoerd. Een veel voorkomend virus is een opstartvirus, dat is opgeslagen in de opstartsectoren van een diskette.
X XGA — eXtended Graphics Array — Een grafische standaard voor grafische kaarten en controllers die resoluties tot 1.024 x 768 ondersteunt. Z ZIF — Zero Insertion Force — Een type aansluiting die een soepele, probleemloze installatie of verwijdering van een computerchip mogelijk maakt. Zip — Een populair gegevenscompressieformaat. Bestanden die zijn gecomprimeerd met de zip-indeling worden zip-bestanden genoemd en hebben normaliter de extensie .zip.
Index A aan/uit-knop, 18 aan/uit-lampje indicaties, 88 audio.
Dell Diagnostics, 103 starten vanaf de vaste schijf, 104 starten vanaf de cd Drivers and Utilities, 105 diagnostiek Dell, 103 pieptooncodes, 99 diskettestation installeren, 168 verwijderen, 165 documentatie ergonomie, 13 garantie, 13 Gebruiksrechtovereenkomst, 13 informatie zoeken, 13 online, 15 Productinformatiegids, 13 setupdiagram, 13 veiligheid, 13 wet- en regelgeving, 13 Drivers and Utilities Media, 110 Dell Diagnostics, 103 dvd's, 39 afspelen, 35 E Eigenschappen voor energiebeheer, 52 e-mail probleme
geheugen verwijderen, 145 geluid problemen, 93 volume, 93 inzetstuk voor stationspaneel opnieuw aanbrengen, 171 verwijderen, 170 IRQ-conflicten, 112 H K hardware conflicten, 112 Dell Diagnostics, 103 pieptooncodes, 99 kaarten ondersteunde typen, 146 PCI, 146 PCI-kaarten installeren, 147 PCI-kaarten verwijderen, 152 sleuven, 146 I I/O-paneel vervangen, 185 kap vervangen, 200 verwijderen, 123, 125 informatie omtrent garantie, 13 informatie omtrent weten regelgeving, 13 informatie over ergonomie, 13 in
M O mediakaartlezer gebruiken, 42 installeren, 172, 174 problemen, 84 verwijderen, 172 onderdelen installeren aanbevolen gereedschap, 121 de computer uitschakelen, 122 voorat u aan de slag gaat, 121 meldingen fouten, 79 modem problemen, 77 moederbord, 127 monitor DVI-monitor aansluiten, 44-45 leeg, 95 moeilijk te lezen, 96 televisie aansluiten, 44-45 twee monitors aansluiten, 44-45 VGA-monitor aansluiten, 44-45 muis problemen, 86 N netwerk instellen, 68 problemen, 87 ondersteuning beleid, 226 opstarte
problemen algemeen, 81 batterij, 74 beleid technische ondersteuning, 226 blauw scherm, 83 cd-rw-station, 76 cd-station, 75 computer loopt vast, 81, 83 computer reageert niet meer, 81 conflicten, 112 Dell Diagnostics, 103 dvd-station, 75 e-mail, 77 foutmeldingen, 79 geheugen, 85 geluid en luidsprekers, 93 herstellen naar een eerdere werkende stand, 113 indicaties aan/uit-lampje, 88 internet, 77 mediakaartlezer, 84 modem, 77 monitor is leeg, 95 monitor is moeilijk te lezen, 96 muis, 86 netwerk, 87 pieptooncod
seriële ATA, 159 serviceplaatje, 14, 18 slaapstand, 47, 50, 52 software conflicten, 112 problemen, 81-83 specificaties audio, 204, 207 computergegevens, 203, 207 connectoren, 205, 209 fysiek, 211 geheugen, 203, 207 knoppen en lampjes, 210 milieu, 211 processor, 203, 207 stations, 205, 209 stroom, 211 technische, 203 uitbreidingsbus, 204, 208 video, 204, 207 stand-bymodus, 47, 51 stations, 156 cd/dvd-station installeren, 177 cd/dvd-station verwijderen, 176 diskettestation verwijderen, 165 diskettestations in
U W USB opstarten vanaf apparatuur, 217 wachtwoord wachtwoordjumper, 219 wissen, 219 V vaste schijf installeren, 161 problemen, 76 tweede schijf plaatsen, 163 verwijderen, 159 veiligheidsinstructies, 13 voeding problemen, 88 volume aanpassen, 93 Windows Vista functie Vorig stuurprogramma, 109 probleemoplosser voor hardware, 112 scanner, 92 systeemherstel, 113 wizard Programmacompatibiliteit, 82 Windows XP Systeemherstel, 113 wizard Bestanden en Instellingen overzetten, 69 wizards Bestanden en Instellin
Index