Operation Manual

Problemen oplossen 95
Problemen met de weergave en het beeldscherm
LET OP: Voordat u begint met de procedures in deze sectie, moet u
de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids volgen.
N.B.: Raadpleeg de documentatie bij de monitor voor de procedures voor
het oplossen van problemen.
Als het beeldscherm leeg is
CONTROLEER DE KABELAANSLUITING VAN DE MONITOR.
Ga na of de monitorkabel is aangesloten zoals in het installatieschema voor
de computer wordt weergegeven.
Als de computer een optionele videokaart bevat, controleert u of de monitorkabel
op de kaart is aangesloten in plaats van op de videoconnector op het moederbord.
Als u een grafische verlengkabel gebruikt en het probleem is opgelost nadat u
de kabel hebt verwijderd, is de kabel defect.
Verwissel het netsnoer van de computer en de monitor om te bepalen
of het netsnoer defect is.
Controleer de connector op verbogen of gebroken pinnen (het is normaal
dat bij connectoren van monitorkabels pinnen ontbreken).
CONTROLEER HET AAN/UIT-LAMPJE VAN DE MONITOR. Als het aan/uit-lampje uit
is, drukt u stevig op de knop om ervoor te zorgen dat de monitor is ingeschakeld.
Als het aan/uit-lampje brandt of knippert, krijgt de monitor stroom. Als het
aan/uit-lampje knippert, drukt u op een toets op het toetsenbord of beweegt u
de muis.
TEST HET STOPCONTACT. Controleer of er spanning op het stopcontact staat
door er een ander apparaat, zoals een lamp, op aan te sluiten.
CONTROLEER DE DIAGNOSTISCHE LAMPJES. Zie het gedeelte “Pieptooncodes”
op pagina 99.