Dell™ Inspiron™ 531 Eigenaarshandleiding Model DCMA w w w. d e l l . c o m | s u p p o r t . d e l l .
Opmerkingen, kennisgevingen en veiligheidstips OPMERKING: een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer. KENNISGEVING: een KENNISGEVING wijst op mogelijke schade aan hardware of verlies van gegevens en geeft aan hoe u het probleem kunt voorkomen. LET OP: een waarschuwing die wijst op het risico van lichamelijk letsel, overlijden of schade aan eigendommen.
Inhoud Informatie vinden 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Uw computer installeren en gebruiken Vooraanzicht van de computer 15 . . . . . . . . . . . . . Achteraanzicht van de computer . . . . . . . . . . . . 18 19 . . . . . . . . . . 22 . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 De computer in een kast installeren Een printer installeren . . . . . . . . . . . . 25 . . . . . . . . . . . . . . . . .
Twee monitoren aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . Twee beeldschermen met VGA-aansluiting aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eén monitor aansluiten met een VGA-connector en één monitor aansluiten met en DVI-connector Een TV aansluiten 35 . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 . . . . . . . 36 . . . . . . . . . 36 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Power Management (Energiebeheer) . Stand-bymodus . . . . . . 39 . . . . .
2 Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . Tips voor het oplossen van problemen 51 . . . . . . . . . 51 Problemen met de batterij . . . . . . . . . . . . . . . 51 Problemen met een station . . . . . . . . . . . . . . . 52 . . . . . . 53 . . . . . . . . . . 54 Problemen met het cd- en dvd-station . Problemen met de vaste schijf . E-mail-, modem- en internetproblemen Foutberichten . . . . . . . . 54 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Problemen met het toetsenbord .
Problemen met de scanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 . . . . . . . . . . 67 . . . . . . . . . 69 . . . . . . . . . . 69 . . . . . . . . . . . . . . . 69 Problemen met het geluid en de luidsprekers Geen geluid uit de luidsprekers Geen geluid uit de hoofdtelefoon Problemen met video en de monitor Als het scherm leeg is Als het scherm moeilijk te lezen is 3 . . . . . . . . . Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen Aan/uit-lampjes Geluidscodes 71 71 . . . . . . . . . . . . .
Uw besturingssysteem herstellen . . . . . . . . . . . . . 86 . . . . . . . . . . . . . 87 Systeemherstel van Windows Vista gebruiken Dell PC Restore gebruiken . . . . . 90 . . . . . . . . . . . . . 93 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 Plaats de cd voor het besturingssysteem 4 Onderdelen verwijderen en installeren . . . . . . . . Voordat u begint Aanbevolen hulpmiddelen . . . . . . . . . . . . . 93 . . . . . . . . . . . . 94 Uw computer uitschakelen . . . . . 94 . . . . . .
Stations . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 . . . . . . . . . . . . . 120 Aanbevolen verbindingen stationskabels Stationskabels aansluiten Connectoren voor stationsinterface . . . . . . . . . . . . 121 121 . . . . . . . . . 124 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Moederbord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het moederbord demonteren Het moederbord installeren . . . . . . . . . . . 162 . . . . . . . . . . . . 164 De computerbehuizing terugplaatsen A Bijlage 162 . . . . . . . . . 164 167 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 System Setup . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172 Overzicht . . . . . . . . .
FCC-kennisgeving (alleen V.S.) . . . . . . . . . . . . . 183 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 FCC Klasse B Ondersteuning Ondersteuning vragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186 Technische ondersteuning en klantenservice DellConnect . Online Services . . . . . . . . . . . . . . . . . . . AutoTech-service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 . . . . . .
Informatie vinden OPMERKING: Sommige functies of media zijn optioneel en worden niet bij de computer geleverd. Sommige functies of media zijn in bepaalde landen niet beschikbaar. OPMERKING: Soms wordt er extra informatie bij de computer geleverd.
Waar bent u naar op zoek? Hier kunt u het vinden • Servicelabel en Express Service Code • Microsoft Windows-licentielabel Servicelabel en Microsoft® Windows®-licentie Deze labels bevinden zich op de computer. • Gebruik de gegevens op het servicelabel wanneer u naar support.dell.com gaat of contact opneemt met de technische ondersteuning. • Voer de Express Service Code in om uw telefoontje naar de ondersteuning aan de juiste persoon te richten.
Waar bent u naar op zoek? Hier kunt u het vinden • Solutions (Oplossingen) — hints en tips voor het oplossen van problemen, artikelen van technici, online cursussen en veelgestelde vragen • Community — on line discussies met andere gebruikers van Dellproducten • Upgrades — upgrade-informatie voor onderdelen zoals het geheugen, de vaste schijf en het besturingssysteem • Customer Care (Klantenzorg) — contactinformatie, een statusoverzicht van serviceverzoeken en bestellingen, informatie over garantie en rep
Waar bent u naar op zoek? Hier kunt u het vinden • Desktop System Software (DSS) — Wanneer u het besturingssysteem opnieuw installeert op uw computer, dient u ook het hulpprogramma DSS opnieuw te installeren. DSS bevat belangrijke updates voor het besturingssysteem en ondersteuning voor Dell™ 3,5-inch USB-diskettes, optische stations en USB-apparaten. DSS is nodig voor een juiste werking van de Dell-computer.
Uw computer installeren en gebruiken Vooraanzicht van de computer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Uw computer installeren en gebruiken 15
1 service Tag (Servicelabel, achteraan boven op het chassis) Gebruik het servicelabel om de computer te identificeren wanneer u de Dell Support-website bezoekt of contact opneemt met de technische ondersteuning. 2 cd- of dvd-station Gebruik het cd/dvd-station om cd’s en dvd’s af te spelen. 3 Cd- of dvdstationpaneel Dit paneel dekt het cd/dvd-station af (afgebeeld in geopende stand). 4 ejectknop cdof dvd-station Druk op deze knop om een schijf uit het cdof dvd-station te werpen.
10 hoofdtelefoonconnector Gebruik de hoofdtelefoonconnector om hoofdtelefoons en de meeste typen speakers aan te sluiten. 11 microfoonconnector Op de microfoonaansluiting kunt u een pc-microfoon aansluiten voor spraak- of muziekregistratie bij gebruik van een programma voor geluid of telefonie. Op computers met een geluidskaart bevindt deze connector zich op de kaart.
Achteraanzicht van de computer 1 2 3 7 4 6 5 18 1 netkabelaansluiting Sluit de stroomkabel aan. 2 netspanningskiezer Voor het selecteren van de lokale netspanning. 3 netvoedings-LED Geeft aan of de computer is aangesloten op het lichtnet. 4 connectoren op het achterpaneel Steek USB-, audio- en andere apparaten in de juiste connectoren. Voor meer informatie zie “Connectoren op het achterpaneel” op pagina 19.
6 hangslotbeugels De hangslotbeugels dienen voor het bevestigen van een in de handel verkrijgbare beveiliging tegen diefstal. Door een hangslot aan de hangslotbeugels te bevestigen kunt u de behuizing aan het chassis vastmaken om te voorkomen dat onbevoegden zich toegang kunnen verschaffen tot het inwendige van de computer. Hiervoor steekt u een in de handel verkrijgbaar hangslot door de beugels en sluit u het hangslot af.
2 connector voor netadapter Wanneer u de computer op een netwerk of breedbandapparaat wilt aansluiten, verbindt u het ene uiteinde van een netwerkkabel met een netwerkpoort of met uw netwerk of breedbandapparaat. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op de connector voor de netwerkadapter op de achterzijde van de computer. Als u een klik hoort, is de netwerkkabel goed bevestigd. OPMERKING: Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkconnector.
6 L/R line-outconnector aan de voorzijde Gebruik de groene line-out-connector (beschikbaar op computers met geïntegreerd geluid) om een hoofdtelefoon en de meeste luidsprekers met geïntegreerde versterking aan te sluiten. Op computers met een geluidskaart bevindt deze connector zich op de kaart. 7 microfoon Gebruik de roze connector om een computermicrofoon op uw computer aan te sluiten voor spraak of muziek in een geluids- of telefonieprogramma.
De computer in een kast installeren Als u de computer in een kast installeert, kan dit de ventilatie nadelig beïnvloeden, omdat bij mogelijke oververhitting de computer minder goed gaat presteren. Als u de computer in een kast gaat installeren, volg dan de onderstaande richtlijnen: KENNISGEVING: De in deze handleiding vermelde bedrijfstemperatuur is de maximumtemperatuur van de omgeving rondom de computer die in bedrijf is.
• Als de computer in een hoek op of onder het bureau is geïnstalleerd, moet u aan de achterkant van de computer een ruimte van minimaal 5,1 cm vrijlaten om een goede ventilatie te waarborgen.
• Installeer de computer nooit in een kast die geen ventilatieopeningen heeft. Als de luchtstroom wordt beperkt, kan dat invloed hebben op de prestaties van de computer en mogelijk oververhitting veroorzaken. Een printer installeren KENNISGEVING: Zorg dat de installatie van het besturingssysteem is voltooid, voordat u een printer op de computer aansluit.
Printerkabel De printer wordt met een USB-kabel of een parallelkabel op de computer aangesloten. Sommige printers worden zonder printerkabel geleverd. Ga dus bij de aankoop van een kabel na of deze past op de computer en de printer. Als u de printerkabel en de computer tegelijkertijd koopt, vindt u de kabel bij levering in de verpakking van de computer. Een USB-printer aansluiten OPMERKING: USB-apparaten kunnen worden aangesloten terwijl de computer is ingeschakeld.
3 Schakel de printer in en vervolgens de computer. 4 Afhankelijk van het besturingssysteem van de computer zult u hierop meestal een printerwizard vinden die u helpt bij het installeren van het stuurprogramma voor de printer. Klikt op Start en daarna op Network (Netwerk)→ Add a printer (Printer toevoegen) om de wizard Printer toevoegen te starten. 5 Indien nodig installeert u het printerstuurprogramma.
Zie de meegeleverde cd-software om cd's te formatteren voor het opslaan van gegevens, het maken van muziek-cd's of het kopiëren van cd's. OPMERKING: Ga na of u aan alle auteursrechten voldoet wanneer u cd's maakt.
Het volume aanpassen OPMERKING: Wanneer de speakers zijn gedempt, hoort u niet dat er een cd of dvd wordt afgespeeld. 1 Klik op Start , selecteer Configuratiescherm→ Hardware en geluid→ Geluid, en klik daarna op Systeemvolume aanpassen. 2 Klik op het tabblad Volume op de schuifregelaar Volume en verschuif deze om het volume te verhogen of te verlagen.
Cd's en dvd's kopiëren OPMERKING: Ga na of u aan alle auteursrechten voldoet wanneer u cd's of dvd's maakt. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing op computers met een cd-rw-, dvd+/-rw- of cd-rw/dvd (combo)-station. OPMERKING: De typen cd- of dvd-stations die door Dell worden aangeboden, verschillen per land. In de onderstaande instructies wordt uitgelegd hoe u een kopie van een cd of een dvd maakt.
2 U kopieert de cd of dvd als volgt: • Controleer, als u maar één cd/dvd-station hebt, of de instellingen correct zijn en klik dan op Disc Copy. De computer leest de bron-cd of -dvd en kopieert de gegevens naar een tijdelijke map op de vaste schijf van de computer. Plaats een lege cd of dvd in het station wanneer hierom wordt gevraagd, en klik op OK. • Als u twee cd/dvd-stations hebt, selecteer dan het station waarin u de bron-cd of -dvd hebt geplaatst en klik op Disc Copy.
Cd-beschrijfbare stations Mediatype Lezen Schrijven Beschrijfbaar Cd-r Ja Ja Nee Cd-rw Ja Ja Ja Dvd-beschrijfbare stations Mediatype Lezen Schrijven Beschrijfbaar Cd-r Ja Ja Nee Cd-rw Ja Ja Ja Dvd+r Ja Ja Nee Dvd-r Ja Ja Nee Dvd+rw Ja Ja Ja Dvd-rw Ja Ja Ja Dvd+r+dl Ja Ja Nee Nuttige tips • Gebruik Microsoft® Windows® Verkenner om bestanden naar een cd-r of cd-rw te slepen alleen nadat u Sonic DigitalMedia hebt gestart en een DigitalMedia-project hebt geopend.
• Gebruik nooit de maximale capaciteit van een lege cd-r of cd-rw. Kopieer bijvoorbeeld nooit een bestand van 650 MB naar een lege cd van 650 MB. Het cd-rw -station heeft 1-2 MB lege ruimte nodig om de opname te voltooien. • Gebruik een lege cd-rw om het opnemen op cd te oefenen, totdat u vertrouwd bent met de cd-opnametechnieken. Als u een fout maakt, kunt u de gegevens op de cd-rw wissen en opnieuw proberen.
1 2 3 4 1 xD-Picture-kaart en SmartMedia (SMC) 2 CompactFlash Type-I en II (CF I/II) en MicroDrive-kaart 3 Memory Stick (MS/MS Pro) 4 SecureDigital-kaart (SD)/ MultiMediaCard (MMC) U gebruikt de mediakaartlezer als volgt: 1 Ga na hoe het medium of de kaart moet worden geplaatst. 2 Schuif het medium of de kaart in de juiste sleuf totdat deze volledig in de connector is geplaatst. Als u weerstand voelt, mag u het medium of de kaart niet forceren.
Twee monitoren aansluiten LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. Als u een grafische kaart hebt aangeschaft die twee monitoren ondersteunt, dient u de volgende instructies op te volgen voor het aansluiten en inschakelen van de monitoren.
1 2* 3* 4 *Niet op alle computers aanwezig. 1 optionele DVDI-adapter 2 DVI-connector (wit) 3 TV-OUT-connector 4 VGA-connector (blauw) Eén monitor aansluiten met een VGA-connector en één monitor aansluiten met en DVI-connector 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 Sluit de VGA-connector van de monitor aan op de VGA-connector (blauw) op de achterzijde van de computer. 3 Sluit de DVI-connector van de andere monitor aan op de DVIconnector (wit) op de achterzijde van de computer.
Een TV aansluiten OPMERKING: U moet een S-videokabel aanschaffen om een TV op uw computer te kunnen aansluiten. Deze is verkrijgbaar in de meeste zaken voor consumentenelektronica. Deze wordt niet bij uw computer geleverd. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 Sluit het ene uiteinde van de S-videokabel aan op de optionele TV-OUT-connector op de achterzijde van de computer.
Windows Vista beschikt over drie standaard energiebeheerstanden: • Uitgebalanceerd • Energiebesparing • Hoge prestaties Dell heeft hieraan een vierde, door Dell aanbevolen stand toegevoegd die voor het energiebeheer de instellingen hanteert die voor het merendeel van onze klanten geschikt zijn. Dit noemen wij de actieve stroomverbruiksplanning (Power Plan). Stand-bymodus Windows Vista gebruikt als “uit”-stand standaard de stand-bymodus.
U schakelt de stand-bymodus uit door op een toets op het toetsenbord te drukken of de muis te bewegen. KENNISGEVING: Als de computer uitvalt in de stand-bymodus, kunnen er gegevens verloren gaan. Windows Vista heeft een nieuwe functie: Hybrid Sleep — hierbij worden de gegevens opgeslagen in een bestand en wordt het systeem op stand-by gezet.
Eigenschappen voor energiebeheertaken Leg de stand-byinstellingen, scherminstellingen, slaapstandinstellingen (indien beschikbaar) en andere energiebeheerinstellingen vast in het venster Eigenschappen voor energiebeheertaken. U opent het venster Eigenschappen voor energiebeheertaken als volgt: 1 Klik op Start en daarna op Configuratiescherm. 2 Klik op Systeem en onderhoud. 3 Bij Prestaties en onderhoud klikt u op Energiebeheer. Het hoofdvenster Selecteer een energiebeheertaak verschijnt.
Het tabblad Geavanceerd Op het tabblad Geavanceerd kunt u naast de hierboven vermelde basisinstellingen nog veel andere instellingen aanpassen. Als u dit te ingewikkeld vindt, laat u deze standaardinstellingen ongewijzigd. Open de geavanceerde instellingen als volgt: 1 Selecteer de Energiebeheertaak die u wilt wijzigen. 2 Klik onder de naam van de taak op Taakinstellingen wijzigen. 3 Klik op Geavanceerde energiebeheerinstellingen wijzigen.
Over RAID-configuraties In dit gedeelte vindt u een overzicht van de RAID-configuratie die u mogelijk hebt geselecteerd tijdens de aanschaf van deze computer. Uw computer ondersteunt RAID level 1. Een RAID level 1 wordt aanbevolen voor gebruikers die een hogere mate van gegevensintegriteit wensen. De stations in een RAID-configuratie moeten van gelijke grootte zijn, om ervoor te zorgen dat het grotere station geen niet-toegewezen (en daardoor onbruikbare) ruimte bevat.
Als een schijf uitvalt, worden de resterende lees- en schrijfbewerkingen omgeleid naar de overgebleven schijf. De uitgevallen schijf kan worden vervangen en de gegevens kunnen worden hersteld vanaf de overgebleven schijf. OPMERKING: In een RAID level 1-configuratie, is de omvang van de configuratie gelijk aan de omvang van de kleinste schijf in de configuratie.
6 Druk op de pijltoetsen omhoog en omlaag om Geactiveerd te selecteren en druk dan op . OPMERKING: Raadpleeg voor meer informatie over RAID-opties “System Setup-opties” op pagina 173. 7 Activeer de betreffende “SATA in primaire of tweede RAID” waarop uw vaste schijven zijn aangesloten. 8 Druk op de pijltoetsen omhoog en omlaag om Geactiveerd te selecteren en druk dan op . Druk op F10 en daarna op om de System Setup af te sluiten en het opstartproces te hervatten.
4 Druk op om naar het veld RAID Mode (RAID-modus) te gaan. Als u een RAID 1-configuratie wilt maken, gebruik dan de pijltoetsen om Mirroring te selecteren. 5 Druk op om naar het veld Free Disks (Vrije schijven) te gaan. 6 Selecteer met de pijltoetsen omhoog en omlaag een vaste schijf die u wilt opnemen in de RAID-array en druk vervolgens op de pijltoets naar rechts om het geselecteerde station te verplaatsen van het veld Free Disks naar het veld Array Disks.
Nvidia MediaShield gebruiken Met Nvidia MediaShield kunt u RAID-configuraties weergeven en beheren. Een RAID-configuratie herstellen Wanneer een van de vaste schijven in een RAID-array uitvalt, kunt u de array herstellen door de gegevens op een vervangende schijf over te brengen. OPMERKING: Het herstellen van een array is alleen mogelijk bij RAID 1configuraties. 1 Start Nvidia MediaShield. 2 Selecteer uw RAID-configuratie door erop te klikken (Mirroring) in het venster van het beheerprogramma.
Gegevens overbrengen naar een nieuwe computer Met “wizards” uit uw besturingssysteem kunt u bestanden en andere gegevens overzetten van de ene naar de andere computer, bijvoorbeeld vanuit een oude computer naar een nieuwe computer. Volg hiervoor de onderstaande instructies voor het besturingssysteem dat uw computer gebruikt. Windows Vista In het besturingssysteem Windows Vista™ vindt u de wizard Windows Easy Transfer waarmee u gegevens kunt overzetten van de oude naar een nieuwe computer.
Een thuis- en bedrijfsnetwerk instellen Aansluiten op een netwerkadapter KENNISGEVING: Sluit de netwerkkabel aan op de connector voor de netwerkadapter van de computer. Sluit de netwerkkabel niet aan op de modemconnector van de computer. Pas op dat u een netwerkkabel niet in de telefoonaansluiting steekt. 1 Sluit de netwerkkabel aan op de connector voor de netwerkadapter op achterkant van de computer. Zorg dat de kabel vastklikt en trek er zachtjes aan om te controleren of deze goed vastzit.
De wizard Netwerk instellen Bij het besturingssysteem Windows Vista™ kan de wizard Netwerk instellen u helpen bij het delen van bestanden, printers of een internetverbinding tussen computers thuis of van een klein bedrijf. 1 Klik op Start en daarna op Netwerk. 2 Het venster Netwerk wordt geopend. Klik op Netwerkcentrum. OPMERKING: In dit scherm vindt u ook links naar Een printer toevoegen en naar Een draadloos apparaat toevoegen (indien beschikbaar).
Als u een inbelverbinding gebruikt, moet u voor het instellen van de internetverbinding een telefoonlijn aansluiten op de modemconnector op de computer en op de telefoonconnector. Gebruikt u een DSL-, kabel- of satellietmodemverbinding, neem dan contact op met uw internetaanbieder voor installatie-instructies.
4 Selecteer Breedband (PPPoE) of Inbelverbinding, afhankelijk van de manier waarop u verbinding wilt maken: • Selecteer Breedband als u gebruik wilt maken van een DSL-, satellietof kabelmodem of van een draadloze Bluetooth-verbinding. • Selecteer Inbelverbinding als u een telefoon- of ISDN-modem wilt gebruiken. OPMERKING: Als u niet weet welk verbindingstype u moet selecteren, klik dan op Help mij kiezen of neem contact op met uw internetaanbieder.
Problemen oplossen LET OP: Sommige van de in dit hoofdstuk vermelde onderdelen mogen niet door de klant worden vervangen, maar alleen door een gekwalificeerde servicetechnicus. Tips voor het oplossen van problemen Gebruik de volgende tips voor het oplossen van problemen met uw computer: • Als u een onderdeel hebt verwijderd voordat het probleem zich voordeed, controleert u de installatieprocedures en zorgt u dat het onderdeel correct is geïnstalleerd.
Problemen met een station LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. CONTROLEER OF HET STATION DOOR MICROSOFT® WINDOWS® WORDT H E R K E N D . Klik op Start en daarna op Deze computer. Als het diskette-, cdof dvd-station niet wordt weergegeven in de lijst, voert u een volledige scan uit met uw antivirussoftware om de computer op virussen te controleren en deze eventueel te verwijderen.
Problemen met het cd- en dvd-station OPMERKING: Door de hoge snelheid in het cd- of dvd-station ontstaan er vibraties waardoor u geluiden hoort. Dit is normaal en duidt niet op een defect aan het station of de cd of dvd. OPMERKING: Vanwege de verschillende regio's wereldwijd en de verschillende indelingen kunnen niet alle dvd's in alle dvd-stations worden afgespeeld. PAS HET VOLUMENIVEAU IN WINDOWS AAN. • Klik op het luidsprekerpictogram in de rechterbenedenhoek van het scherm.
Problemen met de vaste schijf VO E R S C H I J F C O N T R O L E R E N U I T . 1 Klik op Start en daarna op Deze computer. 2 Klik met de rechtermuisknop op Lokaal station (C:). 3 Klik op Eigenschappen. 4 Klik op de tab Extra. 5 Klik in het gedeelte Foutcontrole op Nu controleren. 6 Klik op Beschadigde sectoren zoeken en repareren. 7 Klik op Starten. OPMERKING: Om deze procedure te kunnen uitvoeren, moet u zijn ingelogd als beheerder.
CONTROLEER DE VERBINDING VAN DE TELEFOONLIJN. C O N T R O L E E R D E T E L E F O O N C O N N E C T O R. SLUIT DE MODEM RECHTSTREEKS AAN OP DE TELEFOONCONNECTOR A A N D E M U U R. GEBRUIK EEN ANDERE TELEFOONLIJN. • Controleer of de telefoonlijn is aangesloten op de modem (de connector wordt aangeduid met een groen label of connectorpictogram). • Controleer of u een klik voelt wanneer u de plug van de telefoonlijn in de modem steekt.
Foutberichten Als het bericht niet wordt vermeld, raadpleegt u de documentatie bij het besturingssysteem of het programma dat werd uitgevoerd toen het bericht verscheen. A FILENAME CANNOT CONTAIN ANY OF THE FOLLOWING CHARACTERS: \ / : * ? " < > |. Gebruik deze tekens niet in bestandsnamen. A R E Q U I R E D . D L L F I L E W A S N O T F O U N D . Er ontbreekt een essentieel bestand voor het programma dat u probeert te openen.
Problemen met het toetsenbord LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. CONTROLEER DE KABEL VAN HET TOETSENBORD. • Zorg dat de kabel van het toetsenbord goed is aangesloten op de computer. • Sluit de computer af (zie “Uw computer uitschakelen” op pagina 94), sluit de kabel van het toetsenbord opnieuw aan zoals wordt weergegeven in het Setupdiagram van de computer, en start de computer opnieuw op.
Lockups en problemen met de software LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. De computer start niet op ZORG DAT HET NETSNOER GOED IS AANGESLOTEN OP DE COMPUTER EN HET STOPCONTACT. De computer reageert niet KENNISGEVING: U loopt het risico dat er gegevens verloren gaan als u het besturingssysteem niet correct kunt afsluiten. S L U I T D E C O M P U T E R A F .
Een programma is gemaakt voor een eerdere versie van het Microsoft® Windows®-besturingsysteem VO E R D E W I Z A R D P R O G R A M M A C O M P A T I B I L I T E I T U I T . Met het programma Compatibility Wizard kunt u een werkomgeving instellen die overeenkomt met eerdere versies van Windows. Hierdoor verbeteren de prestaties van programma’s die voor oudere Windows-versies zijn geschreven. 1 Klik op Start , selecteer Configuratiescherm→ Programma’s→ Programma’s en functies.
GEBRUIK EEN VIRUSSCANNER OM DE VASTE SCHIJF, DISKETTES OF CD'S TE SCANNEN. SLA ALLE GEOPENDE BESTANDEN OP, SLUIT DE BESTANDEN VERVOLGENS EN SLUIT UW COMPUTER AF VIA HET MENU START MENU. Problemen met een mediakaartlezer ER IS GEEN STATIONSLETTER TOEGEWEZEN. Wanneer Windows Vista een mediakaartlezer herkent, wordt er automatisch een stationsletter toegewezen als het volgende logische station na alle andere fysieke stations in het systeem.
FLEXBAY-APPARAAT IS UITGESCHAKELD. Het BIOS bevat een optie waarmee u een FlexBay kunt uitschakelen. Deze is echter alleen beschikbaar wanneer een FlexBay-apparaat is geïnstalleerd. Als u het FlexBay-apparaat fysiek is geïnstalleerd, maar niet wordt uitgevoerd, controleert u in het BIOS of het apparaat is ingeschakeld. Geheugenproblemen LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids.
Problemen met de muis LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. R E I N I G D E M U I S . Zie “Muis” op pagina 180 voor instructies voor het reinigen van de muis. CONTROLEER DE KABEL VAN DE MUIS. 1 Verwijder de verlengkabel, indien u hier gebruik van maakt, en sluit de muis rechtstreeks aan op de computer. 2 Sluit de muiskabel aan zoals wordt weergegeven in het Setupdiagram voor uw computer. START DE COMPUTER OPNIEUW OP.
I N S T A L L E E R H E T S T U U R P R O G R A M M A V O O R D E M U I S O P N I E U W . Zie “Stuuren hulpprogramma’s (Drivers and Utilities) opnieuw installeren” op pagina 82. V O E R D E P R O B L E E M O P L O S S E R V O O R H A R D W A R E U I T . Zie “Software- en hardwareproblemen oplossen in het besturingssysteem Windows Vista” op pagina 85. Netwerkproblemen LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids.
Problemen met de voeding LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. A L S H E T A A N / U I T - L A M P J E U I T I S . De computer is uitgeschakeld of krijgt geen stroom. • Sluit het netsnoer opnieuw aan, zowel op de connector aan de achterzijde van de computer als op het stopcontact.
A L S H E T A A N / U I T - L A M P J E O R A N J E I S E N K N I P P E R T . De stroomvoorziening is in orde, maar een ingebouwd apparaat werkt niet goed of is verkeerd geïnstalleerd. • Verwijder de geheugenmodules en installeer ze vervolgens opnieuw (zie “Systeemkaartcomponenten” op pagina 98). • Verwijder alle kaarten en installeer ze vervolgens opnieuw (zie “Kaarten” op pagina 109).
TE S T H E T S T O P C O N T A C T . Controleer of het stopcontact goed werkt door dit te testen, bijvoorbeeld met een lamp. CONTROLEER OF DE PRINTER DOOR WINDOWS WORDT HERKEND. 1 Klik op Start , daarna op Configuratiescherm en vervolgens op Hardware en geluid. 2 Klik op Printers. Als de printer hier niet wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het printerpictogram. 3 Klik op Eigenschappen en vervolgens op de tab Poorten.
CONTROLEER DE KABELCONNECTOREN. • Raadpleeg de documentatie bij de scanner voor meer informatie over de kabelconnectoren. • Zorg dat de scannerkabels goed zijn aangesloten op de printer en de computer. CONTROLEER OF DE SCANNER DOOR WINDOWS WORDT HERKEND. 1 Klik op Start , daarna op Configuratiescherm en vervolgens op Hardware en geluid. 2 Klik op Scanners en camera's. Als uw scanner voorkomt op de lijst, wordt deze door Windows herkend.
CONTROLEER OF DE SUBWOOFER EN DE LUIDSPREKERS ZIJN INGESCHAKELD. Raadpleeg het Setupdiagram dat bij de luidsprekers is geleverd. Als uw luidsprekers volumeregelaars hebben, past u het volume, de basinstellingen en de instellingen voor de hoge tonen aan om vervorming te voorkomen. P A S H E T V O L U M E N I V E A U I N W I N D O W S A A N . Klik of dubbelklik op het luidsprekerpictogram in de rechterbenedenhoek van het scherm. Zorg dat het volume is ingeschakeld en dat het geluid niet wordt gedempt.
Geen geluid uit de hoofdtelefoon CONTROLEER DE KABELCONNECTOREN VAN DE HOOFDTELEFOON. Controleer of de hoofdtelefoonkabel goed is aangesloten op de hoofdtelefoonaansluiting (zie “Vooraanzicht van de computer” op pagina 15). P A S H E T V O L U M E N I V E A U I N W I N D O W S A A N . Klik of dubbelklik op het luidsprekerpictogram in de rechterbenedenhoek van het scherm. Zorg dat het volume is ingeschakeld en dat het geluid niet wordt gedempt.
C O N T R O L E E R H E T A A N / U I T - L A M P J E . Als het aan/uit-lampje uit is, drukt u stevig op de knop om ervoor te zorgen dat de monitor is ingeschakeld. Als het aan/uitlampje brandt of knippert, krijgt de monitor stroom. Als het aan/uit-lampje knippert, drukt u op een toets op het toetsenbord of beweegt u de muis. TE S T H E T S T O P C O N T A C T . Controleer of het stopcontact goed werkt door dit te testen, bijvoorbeeld met een lamp.
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen Aan/uit-lampjes LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. Het aan/uit-lampje (een 2-kleurige LED) op de voorzijde van de computer kan knipperen of continu blijven branden om verschillende situaties aan te geven. • • Als het aan/uit-lampje niet brandt, is de computer uitgeschakeld of de stroomvoorziening onderbroken.
• • • 72 Als het aan/uit-lampje blauw knippert, staat de computer in de stand Standby. Als het aan/uit-lampje blauw is, druk dan op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk op de aan/uit-knop om de computer weer te activeren. – Zorg dat het beeldscherm is aangesloten en ingeschakeld. – Als het beeldscherm is aangesloten en ingeschakeld, kijkt u bij “Geluidscodes” op pagina 73.
Geluidscodes Tijdens het opstarten kan de computer diverse pieptonen laten horen als de monitor fouten of problemen niet kan weergeven. Deze pieptonen, geluidscodes genoemd, duiden op een probleem. Een van de geluidscodes bestaat uit drie korte piepjes die steeds worden herhaald. Deze geluidscode geeft aan dat er een probleem is met het moederbord. Als uw computer tijdens het opstarten pieptonen laat horen, doet u het volgende: 1 Schrijf de geluidscode op.
Code (herhaalde korte piepjes) Beschrijving 2 Er zijn geen geheugenmodules gevonden. 6 74 Testfout video BIOS. Mogelijke oplossing 1 Als twee geheugenmodules zijn geïnstalleerd, verwijder dan beide modules, installeer één module opnieuw (zie “Geheugen installeren” op pagina 106) en herstart de computer. Als de computer normaal opstart, kunt u een extra module installeren. Ga hiermee door totdat u een defecte module hebt gevonden of alle modules zonder problemen opnieuw hebt geïnstalleerd.
Systeemmeldingen OPMERKING: Als de ontvangen melding niet in de tabel voorkomt, raadpleeg dan de documentatie van het besturingssysteem of van het programma dat werd uitgevoerd toen de melding verscheen. A L E R T ! P R E V I O U S A T T E M P T S A T B O O T I N G T H I S S YS T E M H A V E F A I L E D A T CHECKPOINT [NNNN]. FOR HELP IN RESOLVING THIS PROBLEM, PLEASE NOTE T H I S C H E C K P O I N T A N D C O N T A C T D E L L T E C H N I C A L S U P P O R T .
N O B O O T D E V I C E A V A I L A B L E . Er staat geen opstartpartitie op de vaste schijf, of er zit geen opstartdiskette in het diskettestation, of de kabel van de vaste schijf of het diskettestation zit los, of er bestaat geen opstartapparaat. • Als het diskettestation uw opstartapparaat is, controleert u of in het station een opstartdiskette is geplaatst.
Dell Diagnostics LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. Wanneer gebruikt u het diagnoseprogramma Dell Diagnostics? Bij computerproblemen controleert u de punten in “Lockups en problemen met de software” (zie “Lockups en problemen met de software” op pagina 58) en voert u het programma Dell Diagnostics uit voordat u contact opneemt met Dell voor technische ondersteuning.
3 Zodra het DELL™-logo verschijnt, drukt u onmiddellijk op . Selecteer in het opstartmenu Utility Partition en druk daarna op Enter. OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, wacht u totdat het bureaublad van Microsoft® Windows® wordt weergegeven. Vervolgens sluit u de computer af en probeert u het opnieuw.
Hoofdmenu van Dell Diagnostics 1 Nadat Dell Diagnostics is geladen en op het scherm het Hoofdmenu verschijnt, klikt u op de knop van de gewenste optie. OPMERKING: Wij adviseren u om de optie Systeem testen te selecteren om een complete test van uw computer uit te voeren.
3 Als tijdens het uitvoeren van een test een probleem wordt aangetroffen, wordt een bericht weergegeven met de foutcode en een beschrijving van het probleem. Noteer de foutcode en de omschrijving van het probleem en neem contact met ons op, zie “Ondersteuning” op pagina 185. OPMERKING: Boven in elk testscherm ziet u het servicelabel van de computer. Als u contact opneemt met Dell, vraagt de technische ondersteuning naar het servicelabel.
Stuurprogramma's Wat is een stuurprogramma? Een stuurprogramma is een programma waarmee een apparaat, zoals een printer, muis of toetsenbord, wordt bestuurd. Voor alle apparaten is een stuurprogramma nodig. Een stuurprogramma fungeert als een vertaler voor het apparaat en de andere programma's die gebruikmaken van het apparaat. Elk apparaat beschikt over een eigen reeks speciale opdrachten die alleen door het bijbehorende stuurprogramma worden herkend.
1 Klik op Start en klik daarna met de rechtermuisknop op Deze computer. 2 Klik op Eigenschappen→ Apparaatbeheer. OPMERKING: Op uw scherm kan de melding Gebruikersaccountbeheer verschijnen (aan de linkerkant, onder het venster Taken. Als u de beheerder van deze computer bent, klikt u op Doorgaan; zo niet, dan neemt u contact op met de systeembeheerder om door te kunnen gaan.
4 Klik op Stuurprogramma’s→ Vorig stuurprogramma. Als hiermee het probleem nog niet verholpen is, kunt u met Systeemherstel (“Uw besturingssysteem herstellen” op pagina 85) de staat herstellen waarin uw computer verkeerde voordat u het nieuwe stuurprogramma installeerde.
6 Klik op het stuurprogramma dat u opnieuw wilt installeren en volg de aanwijzingen op het scherm. Als een bepaald stuurprogramma niet in de lijst voorkomt, is dat stuurprogramma niet nodig voor uw besturingssysteem. Handmatig opnieuw een stuurprogramma installeren OPMERKING: Om deze procedure te kunnen uitvoeren, moet u zijn ingelogd als beheerder.
Software- en hardwareproblemen oplossen in het besturingssysteem Windows Vista Als een apparaat tijdens de installatie van het besturingssysteem niet wordt gevonden, of wel wordt gevonden maar onjuist wordt geconfigureerd, kunt u in Windows Vista™ het conflict verhelpen met de functie Help en ondersteuning. Windows Vista is een nieuw besturingssysteem, dus veel oudere apparaten hebben mogelijk nog geen stuurprogramma’s of toepassingen voor Windows Vista.
Systeemherstel van Windows Vista gebruiken Met Systeemherstel biedt het besturingssysteem Windows Vista u de mogelijkheid om de computer terug te zetten in een eerdere status (zonder dat er gegevensbestanden verloren gaan) als de computer door wijzigingen in de hardware, software of andere systeeminstellingen niet meer naar behoren werkt. Zie Help en ondersteuning van Windows voor informatie over het gebruik van Systeemherstel.
De computer terugzetten in een eerdere status Als zich problemen voordoen nadat u een apparaatstuurprogramma hebt geïnstalleerd, kunt u met de functie Vorig stuurprogramma (zie “De Windows-functie Vorig stuurprogramma gebruiken” op pagina 82) het probleem oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, gebruikt u Systeemherstel. KENNISGEVING: Voordat u de computer in een eerdere status terugzet, moet u alle geopende bestanden opslaan en sluiten en alle actieve programma's afsluiten.
Gebruik Dell PC Restore van Symantec alleen als laatste methode om uw besturingssysteem te herstellen. Met Dell PC Restore kunt u de vaste schijf terugzetten naar de status op het moment dat u de computer kocht. Alle programma's en bestanden die u hebt toegevoegd nadat u de computer hebt gekocht — inclusief gegevensbestanden — worden definitief van de vaste schijf verwijderd. Gegevensbestanden zijn onder andere documenten, spreadsheets, e-mailberichten, digitale foto's, muziekbestanden, enzovoort.
Dell PC Restore verwijderen KENNISGEVING: Als u het hulpprogramma Dell PC Restore van de vaste schijf verwijdert, wordt het hulpprogramma PC Restore definitief van uw computer verwijderd. Nadat u Dell PC Restore hebt verwijderd, kunt u het hulpprogramma niet meer gebruiken om het besturingssysteem van uw computer te herstellen. Met Dell PC Restore kunt u de vaste schijf terugzetten naar de oorspronkelijke status; de status op het moment dat u de computer kocht.
Plaats de cd voor het besturingssysteem Voordat u begint Als u overweegt om het besturingssysteem Windows Vista opnieuw te installeren om een probleem met een recent geïnstalleerd stuurprogramma te verhelpen, probeer dan eerst de functie Vorig stuurprogramma van Windows Vista (zie “De Windows-functie Vorig stuurprogramma gebruiken” op pagina 82).
KENNISGEVING: De cd Operating System biedt opties voor het opnieuw installeren van Windows Vista. De opties kunnen bestanden overschrijven en op uw vaste schijf geïnstalleerde programma's beschadigen. Ga dus pas over tot het opnieuw installeren van Windows Vista als een medewerker van de technische ondersteuning van Dell u dat aangeeft. 1 Voordat u begint, moet u alle geopende bestanden opslaan en sluiten, en alle actieve programma's afsluiten. 2 Plaats de cd Operating System.
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Onderdelen verwijderen en installeren LET OP: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, verwonding door ronddraaiende ventilatorbladen en ander onverwacht letsel, dient u voordat u de computerbehuizing opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen. LET OP: Zet de computer niet aan als u onderdelen van de behuizing (bijvoorbeeld de kast, frontlijsten, beugels van kaartsleuven, voorpaneelinzetstukken, enzovoort) hebt verwijderd.
Uw computer uitschakelen KENNISGEVING: Om gegevensverlies te voorkomen, dient u alle openstaande bestanden op te slaan en te sluiten en alle programma's af te sluiten, voordat u uw computer uitschakelt. 1 Voordat u begint, moet u alle geopende bestanden opslaan en sluiten, en alle actieve programma's afsluiten. 2 Klik op Start , klik op pijl , en klik daarna op Afsluiten. De computer schakelt uit zodra het afsluitproces van het besturingssysteem is voltooid.
1 Koppel alle telefoon- of netwerkkabels los van de computer. KENNISGEVING: Om te voorkomen dat het moederbord beschadigt raakt, moet u eerst de hoofdaccu verwijderen voordat u de computer gaat repareren. 2 Haal de stekkers van de computer en alle aangesloten apparaten uit hun stopcontacten. 3 Druk op de aan/uit-knop om het moederbord te aarden.
3 Verwijder de twee schroeven waarmee de behuizing vastzit met een sleufkopschroevendraaier. 2 1 3 1 computerbehuizing 2 voorkant computer 3 vingerschroef (2) 4 Verwijder de behuizing van de computer door deze naar de achterkant van de computer te trekken en op te tillen. 5 Leg de behuizing op een veilige plaats weg.
De binnenkant van uw computer LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.
Systeemkaartcomponenten 31 1 2 3 4 5 30 6 7 29 8 28 27 9 26 10 25 24 23 11 22 12 13 21 98 20 19 18 17 Onderdelen verwijderen en installeren 16 15 14
1 processorsocket (CPU) 2 processorventilatorconnector (CPU-FAN) 3 geheugenmoduleconnectoren (DIMM_2) 4 geheugenmoduleaansluitingen (DIMM_1) 5 geheugenmoduleconnectoren (DIMM_4) 6 geheugenmoduleconnectoren (DIMM_3) 7 netspanningsconnector (ATX_POWER) 8 diskettestationconnector (FLOPPY) 9 seriële ATA-stationaansluitingen (SATA3) 10 seriële ATA-stationaansluitingen (SATA2) 11 wachtwoordjumper (CLEAR_PW) 12 CMOS-jumper (CLEAR CMOS) 13 voorpaneelconnector (F_PANEL) 14 seriële ATA-stationsc
Pinbezetting van de gelijkspanningsconnector (DC) 100 Onderdelen verwijderen en installeren
Gelijkspanningsconnector (DC) P1 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 1 8 2 3 4 5 6 7 9 10 11 12 Pinnummer Signaalbenaming Draadkleur Draaddikte 1 3,3 V Oranje 20 AWG 2 3,3 V Oranje 20 AWG 3 RTN Zwart 20 AWG 4 5V Rood 20 AWG 5 RTN Zwart 20 AWG 6 5V Rood 20 AWG 7 RTN Zwart 20 AWG 8 POK Grijs 22 AWG 9 5 V AUX Paars 20 AWG 10 +12 V Geel 20 AWG 11 +12 V Geel 20 AWG 12 3,3 V Oranje 20 AWG 13 3,3 V Oranje 20 AWG 14 -12 V Blauw 22 AWG 15 RTN Z
Pinnummer Signaalbenaming Draadkleur Draaddikte 18 RTN Zwart 20 AWG 19 RTN Zwart 20 AWG 20 OPEN 21 5V Rood 20 AWG 22 5V Rood 20 AWG 23 5V Rood 20 AWG 24 RTN Zwart 20 AWG Gelijkspanningsconnector (DC) P2 3 1 4 2 Pinnummer Signaalbenaming 18-AWG-draad 1 GND Zwart 2 GND Zwart 3 +12 VA DC Geel 4 +12 VA DC Geel 102 Onderdelen verwijderen en installeren
Gelijkspanningsconnectoren (DC) P3, P5, P8 en P9 Pinnummer Signaalbenaming 18-AWG-draad 1 +3,3 V DC Oranje 2 GND Zwart 3 +5 V DC Rood 4 GND Zwart 5 +12 VB DC Wit Gelijkspanningsconnector (DC) P7 Pinnummer Signaalbenaming 22-AWG-draad 1 +5 V DC Rood 2 GND Zwart 3 GND Zwart 4 +12 VA DC Geel Onderdelen verwijderen en installeren 103
Geheugen U kunt het geheugen van uw computer uitbreiden door geheugenmodules te installeren op het moederbord. Uw computer ondersteunt DDR2-geheugen. Zie “Geheugen” op pagina 167 voor aanvullende informatie over het door uw computer ondersteunde type geheugen. KENNISGEVING: Installeer geen ECC- of buffergeheugenmodules. Alleen ongebufferd, niet-ECC-geheugen wordt ondersteund.
2 1 1 Paar A: een onderling identiek paar geheugenmodules in de aansluitingen DIMM_1 en DIMM_2 2 Paar B: een onderling identiek stel geheugenmodules in de aansluitingen DIMM_3 en DIMM_4 KENNISGEVING: Wanneer u de originele geheugenmodules uit de computer verwijdert tijdens een opwaardering van uw geheugen, houd deze dan gescheiden van nieuwe modules die u hebt, zelfs als u die nieuwe modules van Dell hebt gekocht.
Geheugen installeren LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. LET OP: Voordat u geheugenmodules gaat installeren, moet u eerst de PCI Express x16-kaart verwijderen. Zie “Kaarten” op pagina 109. KENNISGEVING: Om schade door statische elektriciteit te voorkomen aan de onderdelen in uw computer, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam eerst te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt.
3 Lijn de inkeping aan de onderkant van de module uit met de horizontale streep in de connector. 3 2 1 4 1 uitsparingen (2) 2 geheugenmodule 3 inkeping 4 horizontale streep KENNISGEVING: Druk de geheugenmodule met gelijke druk aan de uiteinden recht naar beneden in de connector om schade aan de module te voorkomen. 4 Druk de module in de aansluiting totdat de module op zijn plaats klikt. Wanneer u de module juist plaatst, klikken de borgklemmen in de uitsparingen aan de uiteinden van de module.
6 Plaats de computerbehuizing terug. KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel gaat aansluiten, sluit die dan eerst aan op het netwerkapparaat en pas daarna op de computer. 7 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan. 8 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Deze computer en vervolgens op Eigenschappen. 9 Klik op het tabblad Algemeen. 10 Controleer de hoeveelheid weergegeven geheugen (RAM), om te verifiëren of het geheugen juist is geïnstalleerd.
Kaarten LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. KENNISGEVING: Om schade door statische elektriciteit te voorkomen aan de onderdelen in uw computer, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam eerst te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken.
Een PCI- of PCI Express-kaart installeren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 1 1 kaarthouderbeugel 3 Verwijder de schroef die de kaarthouderbeugel vasthoudt. 4 Til de kaarthouderbeugel op en zet deze weg op een veilige plaats. 5 Verwijder de beugel om een kaartsleufopening te maken als u een nieuwe kaart installeert.
7 Maak de kaart klaar voor installatie. Zie de documentatie die met de kaart is meegeleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of andere aanpassingen voor uw computer. LET OP: Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze zijn verbonden met een netwerk.
9 Tijdens het installeren van de PCI Express-kaart in de x16-kaartaansluiting moet u de kaart zodanig plaatsen dat de beveiligingsinkeping is uitgelijnd met het beveiligingslipje. 10 Plaats de kaart in de connector en druk deze stevig aan. Controleer of de kaart volledig in de sleuf valt.
1 2 3 4 5 6 1 uitlijningsgeleider 2 beugel 3 uitlijningsstreep 4 kaarthouderbeugel 5 geleiderklem (2) 6 geleidernok (2) 12 Zet de kaarthouderbeugel terug en zet deze vast met de schroef.
13 Sluit kabels aan die verbonden moeten zijn met de kaart. Raadpleeg de kaartdocumentatie voor informatie over de kabelaansluitingen van de kaart. KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid kunnen er voor zorgen dat de computerbehuizing niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat. KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel gaat aansluiten, sluit die dan eerst aan op het netwerkapparaat en pas daarna op de computer.
Een PCI- of PCI Express-kaart verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 3 Verwijder de schroef die de kaarthouderbeugel vasthoudt. 4 Til de kaarthouderbeugel op en zet deze weg op een veilige plaats. 5 Wanneer u een geïnstalleerde kaart vervangt, dient u de huidige kaart te verwijderen. Koppel, indien nodig, op de kaart aangesloten kabels los.
8 Zet de kaarthouderbeugel terug en zet deze vast met de schroef. KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel gaat aansluiten, sluit die dan eerst aan op het netwerkapparaat en pas daarna op de computer. 9 Plaats de computerbehuizing terug, sluit de computer en apparaten opnieuw op het lichtnet aan en zet ze vervolgens aan. 10 Verwijder het stuurprogramma van de kaart van het besturingssysteem.
Frontlijst LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. LET OP: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, verwonding door ronddraaiende ventilatorbladen en ander onverwacht letsel, dient u voordat u de computerbehuizing opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen. De frontlijst verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93.
3 De frontlijstgrepen een voor een vastpakken en optillen om de frontlijst af te nemen. 4 Draai en trek de frontlijst van de voorzijde van de computer af om de lijstklemmen uit de sleuven te trekken. 5 Leg de frontlijst op een veilige plaats weg. De frontlijst terugplaatsen 1 Houd de lijstklemmen boven de klemsleuven en druk de lijstklemmen in de sleuven.
Stations Uw computer ondersteunt een combinatie van de volgende apparaten: • maximaal twee seriële ATA-vaste-schijfstations; • Eén optioneel diskettestation of één optionele mediakaartlezer; • maximaal twee cd- of dvd-stations.
Aanbevolen verbindingen stationskabels • Sluit de seriële ATA-vaste schijven aan op de connectors met het label “SATA0” of “SATA1” op het moederbord. • Sluit de seriële ATA cd- of dvd-stations aan op de connectors met het label “SATA2” of “SATA3” op het moederbord. Stationskabels aansluiten Als u een station installeert, sluit u twee kabels aan — een gelijkstroomkabel en een gegevenskabel — op de achterzijde van het station.
Stationskabels aansluiten en loskoppelen Wanneer u een seriële ATA-gegevenskabel aansluit of losmaakt, gebruikt u hiervoor het trek-lipje. De seriële ATA-interfaceconnectoren worden versleuteld voor juiste plaatsing; een inkeping of een ontbrekende pin op de ene connector past bij een lipje of een opgevuld gaatje op de andere connector. Vaste schijven LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids.
5 1 2 3 4 1 vaste schijf 2 voedingskabel 4 moederbordconnector 5 schroeven (4) 3 seriële ATA-gegevenskabel 5 Verwijder de vier schroeven waarmee de vaste schijf is vastgezet. 6 Schuif het station vervolgens naar achteren uit de computer. 7 Als door de verwijdering van dit station de stationsconfiguratie wordt gewijzigd, dient u deze wijzigingen ook door te voeren in System Setup.
Een vaste schijf installeren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 3 Controleer de documentatie van de schijf om te verifiëren dat deze geconfigureerd is voor uw computer. 4 Schuif de vaste schijf in het daarvoor bestemde compartiment. 5 Zet de schroefgaten in de vaste schijf in lijn met de openingen in de slede.
8 Verbind de gegevenskabel met de connector op het moederbord. 9 Controleer alle kabels om er zeker van te zijn dat ze correct en stevig vastzitten. 10 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164). KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op de netwerkpoort of het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer. 11 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
5 1 2 3 4 1 tweede vaste schijf (optioneel) 2 seriële ATAgegevenskabel 4 moederbordconnector 5 schroeven (4) 3 voedingskabel 6 Zet de vaste schijf vast door de vier schroeven erin te draaien. 7 Sluit de stroom- en gegevenskabels aan op de schijf. 8 Verbind de gegevenskabel met de connector op het moederbord. 9 Controleer alle kabels om er zeker van te zijn dat ze correct en stevig vastzitten.
10 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164). KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op de netwerkpoort of het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer. 11 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
5 *1 2 3 4 *Niet op alle computers aanwezig. 1 diskettestation 2 gegevenskabel 4 moederbordconnector 5 schroeven (2) 3 voedingskabel 4 Koppel de voedings- en gegevenskabels aan de achterzijde van het diskettestation los. OPMERKING: Wanneer u een PCI Express x16-kaart hebt geïnstalleerd, kan het voorkomen dat deze de aansluitingen voor de diskettestations afdekt.
5 Maak de gegevenskabel los van de connector op het moederbord. 6 Verwijder de twee schroeven waarmee het diskettestation vastzit. 7 Schuif het diskettestation vervolgens via de voorzijde uit de computer. 8 Als u geen nieuw station terugplaatst, zet u het inzetstuk terug (zie “Mediakaartlezer” op pagina 132). 9 Breng de frontlijst weer aan (zie “De frontlijst terugplaatsen” op pagina 118). 10 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164).
6 5 1 2 3 4 1 diskettestation 2 gegevenskabel 3 voedingskabel 4 moederbordconnector 5 schroeven (2) 6 schroefgaten (2) 10 Controleer alle kabelaansluitingen en haal kabels uit de weg om blokkering van de luchtstroom tussen de ventilator en de ventilatieopeningen te voorkomen. 11 Breng de frontlijst weer aan (zie “De frontlijst terugplaatsen” op pagina 118). 12 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164).
13 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan. Raadpleeg de documentatie die bij het station is geleverd voor instructies voor het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van het station. 14 Open System Setup (zie “System Setup” op pagina 172) en selecteer de gewenste optie bij Diskette Drive (Diskettestation). 15 Controleer of uw computer correct werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie “Dell Diagnostics” op pagina 77).
Inzetstuk stationspaneel terugplaatsen 2 1 1 stationspaneelinzetstuk (optioneel) 2 achterkant van de computer 1 Houd het stationspaneelinzetstuk in lijn met de hoeken van de lege sleuf voor het diskettestation. 2 Druk het inzetstuk voorzichtig naar binnen. Het inzetstuk klikt vast. OPMERKING: Om te blijven voldoen aan de FCC-richtlijnen raden wij u aan om na het definitief verwijderen van het diskettestation steeds het inzetstuk aan te brengen.
Mediakaartlezer LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. LET OP: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, verwonding door ronddraaiende ventilatorbladen en ander onverwacht letsel, dient u voordat u de computerbehuizing opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen. Een mediakaartlezer verwijderen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93.
4 Sluit de FlexBay USB-kabel en de voedingskabel vanuit de achterkant van de mediakaartlezer en vanuit de interne USB-aansluiting aan op het moederbord (zie “Systeemkaartcomponenten” op pagina 98). 5 Verwijder de twee schroeven waarmee het mediakaartlezer vastzit. 6 Schuif de mediakaartlezer vervolgens via de voorzijde uit de computer. 7 Als u de mediakaartlezer niet opnieuw installeert, dekt u de opening af met het inzetstuk (zie “Inzetstuk stationspaneel terugplaatsen” op pagina 131).
9 Sluit de FlexBay USB-kabel aan op de achterkant van de mediakaartlezer en op de interne USB-aansluiting voor de mediakaartlezer op het moederbord (zie “Systeemkaartcomponenten” op pagina 98). 6 5 1 2 3 4 1 mediakaartlezer 2 gegevenskabel 3 voedingskabel 4 moederbordconnector 5 schroeven (2) 6 schroefgaten (2) 10 Breng de frontlijst weer aan (zie “De frontlijst terugplaatsen” op pagina 118). 11 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164).
Cd- of dvd-station LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, dient u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids te raadplegen. LET OP: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, verwonding door ronddraaiende ventilatorbladen en ander onverwacht letsel, dient u voordat u de computerbehuizing opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen. Een cd of dvd-station demonteren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93.
6 Verwijder de twee schroeven waarmee het cd- of dvd-station vastzit. 7 Schuif het cd- of dvd-station vervolgens via de voorzijde uit de computer. 8 Als u geen nieuw station monteert, zet u het inzetstuk terug (zie “Mediakaartlezer” op pagina 132). 9 Plaats het inzetstuk voor het stationspaneel terug (zie “Inzetstuk stationspaneel terugplaatsen” op pagina 131). 10 Breng de frontlijst weer aan (zie “De frontlijst terugplaatsen” op pagina 118).
5 6 1 2 3 4 1 cd- of dvd-station 2 gegevenskabel 3 voedingskabel 4 moederbordconnector 5 schroeven (2) 6 schroefgaten (2) 9 Breng de frontlijst weer aan (zie “De frontlijst terugplaatsen” op pagina 118). 10 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164). KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel gaat aansluiten, sluit die dan eerst aan op het netwerkapparaat en pas daarna op de computer.
12 Open System Setup (zie “System Setup” op pagina 172) en selecteer de gewenste optie bij Drive (Station). 13 Controleer of uw computer correct werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie “Dell Diagnostics” op pagina 77). Een tweede cd- of dvd-station installeren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 3 Verwijder de frontlijst (zie “De frontlijst verwijderen” op pagina 117).
7 Zet het cd- of dvd-station vast met de twee schroeven. 8 Sluit de stroom- en gegevenskabels aan op de schijf. 9 Sluit de gegevenskabel aan op de moederbordconnector op het moederbord. 6 5 7 1 4 2 3 1 cd- of dvd-station 2 voedingskabel 3 moederbordconnector 4 gegevenskabel 5 een tweede cdof dvd-station 6 schroeven (2) 7 schroefgaten (2) 10 Controleer alle kabelaansluitingen en haal kabels uit de weg om blokkering van de luchtstroom tussen de ventilator en de ventilatieopeningen te voorkomen.
13 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164). KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel gaat aansluiten, sluit die dan eerst aan op het netwerkapparaat en pas daarna op de computer. 14 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan. Raadpleeg de documentatie die bij het station is geleverd voor instructies voor het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van het station.
1 Houd het paneelinzetstuk voor cd of dvd in lijn met de hoeken van de lege sleuf voor het diskettestation. 2 Druk het inzetstuk voorzichtig naar binnen. Het inzetstuk klikt vast. OPMERKING: Om te blijven voldoen aan de FCC-richtlijnen raden wij u aan om na het definitief verwijderen van het cd- of dvd-station steeds het inzetstuk aan te brengen.
De batterij vervangen: 1 Leg alle schermen in systeeminstellingen vast (zie “System Setup” op pagina 172), zodat u de juiste instellingen kunt herstellen in stap 9. 2 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 3 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 4 Zoek de batterijhouder (zie “Systeemkaartcomponenten” op pagina 98). 5 Druk de ontgrendelhendel van de batterij weg. De batterij komt vervolgens los.
Voeding LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, dient u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids te raadplegen. KENNISGEVING: Om schade door statische elektriciteit te voorkomen aan de onderdelen in uw computer, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam eerst te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken.
1 1 voeding 2 2 schroeven (4) 6 Schuif de voedingseenheid naar de voorzijde van de computer en til hem eruit. 7 Positioneer en schuif de nieuwe voedingseenheid naar de achterwand van de computer. 8 Schroef de voedingseenheid met alle schroeven weer vast tegen de achterwand van het chassis. LET OP: Als u deze schroeven weglaat of niet goed vastdraait, kan dit elektrische schokken veroorzaken omdat deze schroeven essentieel zijn voor de aarding van het hele systeem.
11 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164). 12 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan. 13 Controleer of uw computer correct werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie “Dell Diagnostics” op pagina 77). Processor LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, dient u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids te raadplegen.
1 2 7 3 4 6 5 1 ventilator 2 ventilatorkap 3 koelplaat 4 beugel 5 klemgreep 6 beugeluitsteeksel 7 klemhendel KENNISGEVING: Als voor de nieuwe processor geen nieuwe koelplaat nodig is, kunt u bij het vervangen van de processor de oude koelplaateenheid gebruiken.
7 Trek de ontgrendelhendel recht omhoog tot de processor wordt ontgrendeld. 1 2 3 1 processor 2 ontgrendelhendel 3 socket KENNISGEVING: Zorg dat u bij het demonteren van de processor geen pinnen verbuigt. Hierdoor zou de processor blijvend beschadigd kunnen raken. 8 Verwijder de processor uit de socket. Laat de ontgrendelhendel in de uitgetrokken positie staan zodat de socket klaar is voor het inzetten van de nieuwe processor.
De processor installeren KENNISGEVING: Aard uzelf door een ongeverfd metalen oppervlak op de achterkant van de computer aan te raken. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. KENNISGEVING: Zorg dat u bij het uitpakken van de processor geen pinnen verbuigt. Hierdoor zou de processor blijvend beschadigd kunnen raken. 2 Haal de nieuwe processor uit de verpakking en zorg dat u hierbij geen pinnen verbuigt. 3 Trek de ontgrendelhendel van de socket helemaal uit.
KENNISGEVING: Om beschadiging te voorkomen, houdt u de processor goed in lijn met de socket en installeert u de processor zonder veel kracht te gebruiken. 5 Steek de processor zachtjes in de socket en controleer of de processor goed op zijn plaats zit. 6 Terwijl u de processor zachtjes naar beneden drukt, draait u de ontgrendelhendel terug naar het moederbord tot de hendel op zijn plaats klikt, waardoor de processor wordt vastgezet.
7 6 1 5 2 4 3 1 klemhendel 2 beugeluitsteeksel 3 klemgreep 4 beugel 5 koelplaat 6 ventilatorkap 7 ventilator 10 Sluit alle kabels weer aan die u bij het demonteren van de koelplaateenheid hebt losgekoppeld. 11 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164). 12 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
I/O-paneel LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. LET OP: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, verwonding door ronddraaiende ventilatorbladen en ander onverwacht letsel, dient u voordat u de computerbehuizing opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen. LET OP: De koelplaat, voedingseenheid en andere componenten kunnen bij een normale werking bijzonder heet worden.
1 2 3 4 1 I/O-paneelklem 2 I/O-paneel 4 kabels 5 I/O-paneelklemsleuf 5 3 schroef Het I/O-paneel aanbrengen 1 Zet het I/O-paneel in de sleuf. KENNISGEVING: Zorg dat u geen kabelconnectoren en kabelgeleiders beschadigt als u het I/O-paneel in de computer schuift. 2 Houd de I/O-paneelklem tegenover de klemsleuf en steek de klem in de sleuf. 3 Breng de schroef weer aan waarmee het I/O-paneel wordt vastgezet. 4 Sluit de kabels weer aan op het moederbord.
5 Breng de frontlijst weer aan (zie “De frontlijst terugplaatsen” op pagina 118). 6 Plaats de computerbehuizing terug (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164). 7 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan. 8 Controleer of uw computer correct werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie “Dell Diagnostics” op pagina 77).
Processorventilator LET OP: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. LET OP: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, verwonding door ronddraaiende ventilatorbladen en ander onverwacht letsel, dient u voordat u de computerbehuizing opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen. LET OP: De koelplaat, voedingseenheid en andere componenten kunnen bij een normale werking bijzonder heet worden.
1 2 3 1 ventilator 2 ventilatorkap 3 koelplaat 8 Houd met één hand de koelplaat stevig vast en trek, zonder veel kracht te gebruiken, de ventilatorkap van de koelplaat af.
1 4 2 3 1 ventilator 2 ventilatorkapgeleider (2) 3 ventilatorkap 4 ventilatorkapklemmen (4) KENNISGEVING: Raak de ventilatorbladen niet aan, om beschadiging te voorkomen. 9 Trek voorzichtig de twee ventilatorkapklemmen aan de ene kant naar buiten en til de ventilator iets omhoog. 10 Trek de twee ventilatorkapklemmen aan de andere kant voorzichtig naar buiten om de ventilator te verwijderen.
De processorventilator installeren KENNISGEVING: Als u de ventilator opnieuw monteert, zorg dan dat geen kabels klem komen te zitten die van het moederbord naar de ventilator lopen. 1 Houd de openingen in de ventilator tegenover de geleidepennen van de ventilatorkap. 2 Druk de ventilator tegen de ventilatorkap aan tot de ventilatorkapklemmen op hun plaats klikken.
3 Druk de koelplaat en de ventilatoreenheid in de juiste stand tegen elkaar tot ze aan elkaar vastklikken.
4 Plaats de koelplaateenheid terug (zie stap 9 van “De processor installeren” op pagina 148). 5 Zet alle kabels weer vast die u hebt losgemaakt uit de kabelklemmen aan de bovenkant van de processorventilatoreenheid. 6 Sluit de kabel van de processorventilator weer aan op het moederbord (zie “Systeemkaartcomponenten” op pagina 98). KENNISGEVING: Controleer of de ventilator goed en stevig op zijn plek zit. 7 Breng de behuizing van de computer weer aan (zie “De computerbehuizing terugplaatsen” op pagina 164).
De chassisventilator demonteren 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 1 1 chassisventilator 2 schroeven (4) 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 3 Koppel de kabel van de chassisventilator los van het moederbord (zie “Systeemkaartcomponenten” op pagina 98). 4 Verwijder de vier schroeven waarmee de chassisventilator is vastgezet. 5 Schuif de chassisventilator naar de voorzijde van de computer en til hem eruit.
De chassisventilator terugplaatsen 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 1 1 chassisventilator 2 schroeven (4) 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 3 Schuif de chassisventilator naar de achterwand van de computer toe op zijn plek. 4 Sluit de kabel van de chassisventilator weer aan op het moederbord (zie “Systeemkaartcomponenten” op pagina 98). 5 Breng de vier schroeven weer aan waarmee de chassisventilator wordt vastgezet.
Moederbord Het moederbord demonteren LET OP: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, verwonding door ronddraaiende ventilatorbladen en ander onverwacht letsel, dient u voordat u de computerbehuizing opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen. LET OP: De koelplaat, voedingseenheid en andere componenten kunnen bij een normale werking bijzonder heet worden. Zorg dat deze onderdelen voldoende afgekoeld zijn alvorens u ze aanraakt.
Moederbordschroeven 1 22 1 schroeven (8) 2 moederbord 9 Houd het oude moederbord naast het nieuwe moederbord en controleer of ze identiek zijn.
Het moederbord installeren 1 Steek het moederbord in de juiste stand in het chassis en schuif het naar de achterwand van de computer. 2 Bevestig het moederbord met acht schroeven aan het chassis. 3 Breng alle kabels weer aan die u hebt losgekoppeld van het moederbord. 4 Breng de processor- en koelplaateenheid weer aan (zie “De processor installeren” op pagina 148). KENNISGEVING: Controleer of de koelplaateenheid goed en stevig op zijn plek zit.
6 Zet de behuizing vast met de twee schroeven met behulp van een sleufkopschroevendraaier. 4 1 3 2 1 lip van de computerbehuizing 2 sleuf 3 computerbehuizing 4 voorkant van de computer 7 Zet de computer rechtop. KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel gaat aansluiten, sluit die dan eerst aan op het netwerkapparaat en pas daarna op de computer. KENNISGEVING: Controleer of de ventilatieopeningen niet geblokkeerd zijn.
Onderdelen verwijderen en installeren
Bijlage Specificaties Processor Processortype AMD™ Athlon™ 64 X2 dual-core-processor AMD Athlon 64-processor AMD Sempron™-processor Level 2 (L2) cache tot 2 MB voor Athlon 64 X2 dual-core-processor tot 512 KB voor Athlon 64-processor tot 256 KB voor Sempron-processoren Geheugen Type 667-MHz, 800-MHz DDR2 SDRAM Geheugenconnectoren vier Geheugencapaciteit 512 MB of 1 GB Minimumgeheugen 512 MB Maximumgeheugen 4 GB Computergegevens Chipset Nvidia® MCP 61 RAID-ondersteuning RAID 1 (Mirroring) D
Audio Type Realtec ALC888 (7.1-kanaals audio) Uitbreidingsbus Bustype PCI 2.3 PCI Express 1.0A SATA 1.0 en 2.0 USB 2.0 Bussnelheid PCI: 133 MB/s PCI Express: x1 slot bidirectionele snelheid — 500 MB/s x16 slot bidirectionele snelheid — 8 GB/s SATA: 1.5 Gbps en 3.
Vaste schijven Extern toegankelijk: Compartimenten een 3,5-inch stationcompartiment (FlexBay) twee 5,25-inch stationcompartimenten Beschikbare apparaten Serieel ATA-station (4), diskettestation, USB-geheugenapparaten, cd- of dvd-station en mediakaartlezer Intern toegankelijk: twee compartimenten voor 1-inch high serial ATA vaste-schijfstations Connectoren Externe connectoren: Video 15-polige connector Netwerkadapter RJ-45-connector USB vier USB 2.
Connectoren (Vervolg) Geheugen vier 240-pins connectoren Voeding 12V een 4-pins connector Power (voeding) een 24-pins connector Schakelaars en lampjes Voorkant computer: Aan/uit-knop drukknop Aan/uit-lampje blauw lampje — knippert als het systeem zich in de slaapstand bevindt; brandt continu als het systeem is ingeschakeld. oranje lampje — knippert als er problemen zijn met het moederbord.
Voeding (Vervolg) Maximale warmteafgifte 162 W OPMERKING: De warmteafgifte wordt berekend aan de hand van het wattage van de voeding.
System Setup Overzicht Gebruik System Setup voor de volgende taken: • De systeemconfiguratie wijzigen nadat u hardware hebt toegevoegd, gewijzigd of verwijderd. • Het instellen of wijzigen van een door de gebruiker te selecteren optie, zoals een wachtwoord. • Het lezen van de huidige hoeveelheid geheugen of het instellen van het type vaste schijf dat is geïnstalleerd.
System Setup-scherm In het System Setup-scherm ziet u de huidige of instelbare configuratiegegevens voor uw computer. De gegevens op het scherm zijn opgedeeld in vier gebieden: het menu boven aan het scherm, het hoofdvenster, het veld Item Help (help bij item) aan de rechterkant en onderaan het scherm de belangrijkste functies. Options List (lijst met opties) — dit veld verschijnt bovenaan in het System Setupvenster.
Advanced (Geavanceerd) CPU Type Geeft aan welk processortype in het systeem is geïnstalleerd. CPU Speed Geeft de CPU-snelheid aan. Cache RAM Geeft aan hoeveel RAM-cachegeheugen beschikbaar is. Frame Buffer Geeft aan hoeveel buffergeheugen voor videobeelden beschikbaar is. Advanced Chipset Features Toont de omvang van het videogeheugen Video Memory.
Power (Voeding) Power Management Setup Toont setup-opties voor het energiebeheer zoals: ACPI Suspend Type, Remote Wake Up, Wake Up by Ring, Auto Power On, Auto Power On Date, Auto Power On Time, en AC Recovery. BOOT Boot Device Property Toont de eigenschappen van alle opstartbare apparaten die in het systeem aanwezig zijn.
De opstartvolgorde voor de huidige opstartprocedure wijzigen U kunt deze functie gebruiken om bijvoorbeeld uw computer opnieuw op te starten vanaf een USB-apparaat, zoals een diskettestation, een geheugenstick of een cd-rw-station. 1 Als u opstart vanaf een USB-apparaat, sluit u het USB-apparaat aan op een USB-connector. 2 Zet de computer aan of start deze opnieuw op. 3 Wanneer in de rechterbovenhoek van het scherm F2 = Setup, F12 = Boot Menu verschijnt, drukt u op .
Vergeten wachtwoorden wissen LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, dient u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids te raadplegen. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95). 3 Zoek op het moederbord de 3-pins wachtwoordconnector (CLEAR P.W.
CMOS-instellingen wissen LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, dient u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids te raadplegen. 1 Volg de procedures in “Voordat u begint” op pagina 93. OPMERKING: De computer moet van het lichtnet worden losgekoppeld om de CMOS-instellingen te wissen. 2 Verwijder de computerbehuizing (zie “De computerbehuizing verwijderen” op pagina 95).
De BIOS “flashen” U moet de BIOS “flashen” zodra een update beschikbaar is en ook als u het moederbord gaat vervangen. 1 Schakel de computer in. 2 Zoek op de Dell Support-website support.dell.com naar het BIOSupdatebestand voor uw computer. 3 Klik op Download Now om het bestand te downloaden. 4 Als het venster Export Compliance Disclaimer verschijnt, klikt u op Yes, I Accept this Agreement (ja, ik accepteer deze overeenkomst). Het venster File Download verschijnt.
Uw computer reinigen LET OP: Voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, dient u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids te raadplegen. Computer, toetsenbord en monitor LET OP: Voordat u de computer reinigt, trekt u eerst de stekker van de computer uit het stopcontact. Maak uw computer schoon met een zachte, met water bevochtigde doek. Gebruik geen vloeibare reinigingsmiddelen of spuitbussen. Deze bevatten mogelijk ontvlambare stoffen.
4 Als de rollers in de balhouder vuil zijn, reinigt u de rollers met een wattenstaafje dat is bevochtigd met isopropylalcohol. 5 Centreer de rollers in de kanalen als deze niet meer goed zijn uitgelijnd. Zorg dat er geen pluisjes van het wattenstaafje achterblijven. 6 Plaats de bal en het plaatje terug en draai het plaatje met de klok mee totdat deze vastklikt. Diskettestation KENNISGEVING: Reinig de stationskoppen niet met een wattenstaafje.
Technische ondersteuningsbeleid van Dell (alleen voor de V.S.) Tijdens de technische ondersteuning is bij de probleemoplossingsprocedure de medewerking van de klant vereist om de originele instellingen van Dell voor het besturingssysteem, de software en de hardwarestuurprogramma's, alsmede de betreffende functionaliteit van de computer en de door Dell geïnstalleerde hardware, te herstellen. Naast de ondersteuning van een technische medewerker, wordt online technische ondersteuning geboden op support.dell.
Definitie van “software en randapparatuur van derden” Software en randapparatuur van derden heeft betrekking op alle randapparatuur, accessoires of software die door Dell onder een andere merknaam dan die van Dell worden verkocht (printers, scanners, camera's, games, enzovoort). Ondersteuning voor de software en randapparatuur van derden wordt verstrekt door de fabrikant van het product. FCC-kennisgeving (alleen V.S.
Deze grenzen worden aangehouden om redelijke bescherming tegen schadelijke interferentie te bieden bij plaatsing in een huiselijke omgeving. Wij kunnen echter niet garanderen dat er in een bepaalde situatie geen interferentie zal optreden. Als deze apparatuur schadelijke interferentie veroorzaakt voor radio- of televisieontvangst (u kunt dit bepalen door de apparatuur in en uit te schakelen), raden we u aan de interferentie als volgt te verhelpen: • Verander de richting van de antenne.
Ondersteuning Ondersteuning vragen LET OP: Als u de computerbehuizing moet verwijderen, koppelt u eerst de voedings- en modemkabels los van de stopcontacten. Als zich problemen voordoen met de computer, voert u de volgende stappen uit om een diagnose te stellen en het probleem op te lossen: 1 Zie “Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen” op pagina 71 voor informatie en procedures die van toepassing zijn op het probleem dat zich op uw computer voordoet.
Technische ondersteuning en klantenservice De ondersteuningsservice van Dell is er om uw vragen over hardware van Dell™ te beantwoorden. Ons ondersteuningspersoneel gebruikt diagnoseprogramma’s op de computer om snel nauwkeurige antwoorden te kunnen geven. Raadpleeg “Voordat u belt” op pagina 189 als u contact wilt opnemen met de ondersteuningsservice van Dell en zoek daar de contactinformatie op voor uw regio, of ga naar support.dell.com.
• E-mailadressen van Dell Support mobile_support@us.dell.com support@us.dell.com la-techsupport@dell.com (alleen landen in Zuid-Amerika en het Caribisch gebied) apsupport@dell.com (alleen landen in Azië en de Stille Oceaan) • E-mailadressen van Dell Marketing en Verkopen apmarketing@dell.com (alleen landen in Azië en de Stille Oceaan) sales_canada@dell.com (alleen Canada) • Anoniem FTP (file transfer protocol) ftp.dell.
Problemen met uw bestelling Neem contact op met Dell voor klantondersteuning, als zich een probleem voordoet met uw bestelling, omdat er bijvoorbeeld een onderdeel ontbreekt, omdat er een verkeerd onderdeel is geleverd, of de factuur niet juist is. Houd de factuur of de pakbon bij de hand als u belt. Zie “Contact met Dell” op pagina 191 welk telefoonnummer u kiest in uw regio. Productinformatie Breng een bezoek aan de website van Dell op www.dell.
U bent verantwoordelijk voor het betalen van verzendkosten. U bent ook verantwoordelijk voor het verzekeren van alle artikelen die u retour zendt, en u aanvaardt de risico’s van het zoekraken van artikelen tijdens verzending naar Dell. Stukken die onder rembours zijn verzonden, worden niet geaccepteerd. Retourzendingen die op een of andere wijze in gebreke blijven met betrekking tot de hiervoor gestelde voorwaarden, zullen bij de goederenontvangst van Dell worden geweigerd en naar u worden teruggestuurd.
Diagnostics Checklist (Vervolg) Servicelabel (streepjescode op de onderzijde of de achterzijde van de computer): Express servicecode: Machtigingsnummer voor retourmateriaal (indien verstrekt door ondersteuningstechnicus van Dell): Besturingssysteem en versie: Apparaten: Uitbreidingskaarten: Bent u verbonden met een netwerk? Ja Nee Netwerk, versie en netwerkadapter: Programma’s en versies: Raadpleeg de documentatie bij uw besturingssysteem om de inhoud vast te stellen van de opstartbestanden van het systeem.
Contact met Dell Klanten in de Verenigde Staten kunnen het volgende nummer bellen: 800-WWW.DELL (800.999.3355). OPMERKING: Als u niet beschikt over een actieve internetverbinding, kunt u contact opnemen via de gegevens die vermeld staan op uw aankoopbon, verpakkingsbon, factuur of in de Dell-productcatalogus. De afdelingen ondersteuning en service van Dell zijn op diverse manieren, en zowel online als telefonisch, te bereiken.
Bijlage
Woordenlijst Begrippen in deze woordenlijst zijn alleen voor informatieve doeleinden. De beschreven begrippen hebben al dan niet betrekking op uw specifieke computer. A AC — Alternating Current (wisselstroom) — Het soort elektriciteit dat uw computer van stroom voorziet wanneer u de netadapter aansluit op het elektriciteitsnet. Achtergrond — Het patroon of de afbeelding op de achtergrond van het bureaublad van Windows. Verander uw achtergrond via het Configuratiescherm in Windows.
Apparaat — Hardware, zoals een diskettestation, een printer of een toetsenbord, die is geïnstalleerd in of aangesloten op uw computer. Apparaat, stuurprogramma — Zie Apparaat. ASF — Alert Standards Format — Een norm om een mechanisme voor het overbrengen van hardware- en softwaremeldingen naar een beheerconsole te definiëren. ASF is platform- en besturingssysteemonafhankelijk. B Batterij, levensduur — Het aantal jaren dat de batterij van een draagbare computer meegaat.
Cd-r — Cd-recordable (beschrijfbare cd) — Een cd waarop u kunt opnemen. U kunt slechts één keer gegevens op een cd-r opnemen. De gegevens kunnen niet worden gewist of overschreven. Cd-rw — Cd-rewritable (herschrijfbare cd) — Een cd waarop u meerdere keren kunt opnemen. Op een cd-rw kunt u gegevens opnemen, deze wissen en overschrijven (opnieuw opnemen). Cd-rw station — Een station dat cd's kan lezen en naar cd-rw's (herschrijfbare cd's) en cd-r's (beschrijfbare cd's) kan schrijven.
DIN-connector — Een ronde, zespins connector die voldoet aan de DIN (Deutsche Industrie Norm)-standaard. Deze wordt gebruikt voor de aansluiting van PS/2 toetsenbord- of muiskabels. Disk striping — Een techniek voor het verdelen van gegevens over meerdere diskettestations. Disk striping kan de snelheid verhogen van bewerkingen die gegevens van schijfopslag ophalen. Computers die gebruikmaken van disk striping bieden de gebruiker de mogelijkheid de grootte van de gegevenseenheid of stripebreedte te kiezen.
Dvd+rw — Dvd-rewritable (herschrijfbare dvd) — Een dvd waarop u meerdere keren kunt opnemen. Op een dvd+rw kunt u gegevens opnemen, deze wissen en overschrijven (opnieuw opnemen). (Dvd+rw technologie verschilt van dvd-rw technologie.) Dvd+rw station — Een station dat dvd's en de meeste cd's kan lezen en kan schrijven naar dvd+rw's (herschrijfbare dvd's). DVI — Digital Video Interface — Een norm voor digitale transmissie tussen een computer en een digitaal videoscherm.
F Fahrenheit — Een temperatuurschaal met 32º als vriespunt en 212º als kookpunt van water. FBD — Fully Buffered DIMM — Een DIMM met DDR2 DRAM-chips en een Advanced Memory Buffer (AMB, geavanceerde geheugenbuffer) die de communicatie tussen de DDR2 SDRAM-chips en het systeem versnelt.
Geïntegreerd — Verwijst meestal naar fysieke onderdelen die te vinden zijn op de systeemkaart van de computer. Dit wordt ook wel ingebouwd genoemd. GHz — Gigahertz — Een eenheid van frequentie die gelijk is aan duizend miljoen Hz, ofwel duizend MHz. De snelheid voor computerprocessoren. bussen en interfaces wordt vaak vermeld in GHz. Grafische modus — Een videomodus die kan worden gedefinieerd als x horizontale pixels bij y verticale pixels bij z kleuren.
Infrarood sensor — Een poort die u de mogelijkheid biedt om zonder kabelaansluitingen gegevens over te dragen tussen de computer en infrarood-compatibele apparaten. Installatieprogramma — Een programma dat wordt gebruikt voor de installatie en configuratie van hardware en software. Het programma setup.exe of install.exe wordt bij de meeste softwarepakketten van Windows geleverd. Installatieprogramma is iets anders dan systeeminstellingen.
LCD — Liquid Crystal Display — De technologie die wordt gebruikt bij draagbare computers en platte beeldschermen. LED — Light-Emitting Diode — Een elektronisch onderdeel dat licht uitzendt om de status van de computer weer te geven Local bus — Een gegevensbus die een snelle doorvoer van apparaten naar de computer levert. LPT — Line Print Terminal — De aanduiding voor een parallelle verbinding met een printer of ander parallel apparaat.
Modem — Een apparaat waarmee uw computer kan communiceren met andere computers via analoge telefoonlijnen. Er zijn drie types modem: extern, pc-kaart en intern. Modems worden doorgaans gebruikt voor verbinding met internet en het verzenden en ontvangen van e-mail. Modulesleuf — Zie mediasleuf. MP — megapixel — Aanduiding voor beeldresolutie, gebruikt voor digitale fotocamera's. ms — Milliseconde — Een eenheid van tijd die gelijk is aan een duizendste van een seconde.
P Partitie — Een fysieke opslagruimte op een harde schijf die is toegewezen aan één of meer logische opslagruimtes, ook wel logische stations genoemd. Elke partitie kan meerdere logische stations bevatten. PCI — Peripheral Component Interconnect — PCI is een local bus die 32- en 64-bits gegevenspaden ondersteunt en een gegevenspad met hoge snelheid levert tussen de processor en apparaten zoals video, stations en netwerken.
R RAID — Redundant Array of Independent Disks — Een methode voor gegevensredundantie. Enkele algemene implementaties van RAID zijn RAID 0, RAID 1, RAID 5, RAID 10 en RAID 50. RAM — Random-Access Memory — De primaire tijdelijke opslagruimte voor programma-instructies en gegevens. De informatie die in RAM is opgeslagen wordt gewist zodra u de computer uitschakelt. Readme-bestand — Een tekstbestand bij een softwarepakket of hardwareproduct.
S S/PDIF — Sony/Philips Digital Interface — Een bestandsindeling voor audiooverdracht, die de overdracht van audio van het ene naar het andere bestand mogelijk maakt, zonder deze te converteren van en naar een analoge indeling, waardoor de kwaliteit van het bestand minder zou worden. SAS — Serial Attached SCSI — Een snellere, seriële versie van de SCSI-interface (in tegenstelling tot de originele parallelle architectuur van SCSI). SATA — Serial ATA — Een snellere, seriële versie van de ATA (IDE)-interface.
Snelkoppeling — Een pictogram die snelle toegang tot vaak gebruikte programma's, bestanden, mappen en stations mogelijk maakt. Wanneer u een snelkoppeling op het bureaublad van Windows maakt en op het pictogram dubbelklikt, opent u het corresponderende item zonder het eerst te hoeven zoeken. Pictogrammen voor snelkoppelingen veranderen de locatie van bestanden niet. Wanneer u een snelkoppeling verwijdert, heeft dit geen invloed op het oorspronkelijke bestand.
Systeemkaart — De belangrijkste printplaat in uw computer. Dit wordt ook wel moederbord genoemd. Systeemvak — Het gedeelte van de Windows taakbalk met pictogrammen voor snelle toegang tot programma’s en functies, zoals de klok, het volumebeheer en de afdrukstatus.
UPS — Uninterruptible Power Supply — Een extra voedingsbron die wordt gebruikt wanneer er een stroomstoring optreedt of wanneer het voltage daalt tot een onacceptabel laag niveau. Een UPS zorgt ervoor dat een computer voor een beperkte tijdsduur blijft functioneren wanneer er geen stroomtoevoer is. UPS-systemen bieden stroomstootonderdrukking en mogelijk ook voltageregulatie. Kleine UPS-systemen leveren batterijvoeding voor een aantal minuten, zodat u uw computer kunt afsluiten.
Videomodus — Een modus die aangeeft hoe tekst en beeld worden weergegeven op een monitor. Op beelden gebaseerde software, zoals de besturingssystemen van Windows, werkt in videomodi die kunnen worden gedefinieerd als x horizontale pixels bij y verticale pixels bij z kleuren. Op tekens gebaseerde software, zoals teksteditors, werkt in videomodi die kunnen worden gedefinieerd als x kolommen bij y rijen tekens. Videoresolutie — Zie resolutie.
X XGA — eXtended Graphics Array — Een videonorm voor videokaarten en -controllers die resoluties tot 1024 x 768 ondersteunt. Z ZIF — Zero Insertion Force — Een type socket of connector die een soepele, probleemloze plaatsing of verwijdering van een computerchip mogelijk maakt. Zip — Een populaire indeling voor gegevenscompressie. Bestanden die zijn gecomprimeerd met de zip-indeling worden zip-bestanden genoemd en hebben normaliter de extensie .zip.
Index A C aan/uit-lampje indicaties, 64 cd Drivers and Utilities, 83 audio.
D Dell contact opnemen, 185, 191 ondersteuningsbeleid, 182 Support-website, 13 Dell Diagnostics, 77 starten vanaf de cd Drivers and Utilities, 78 starten vanaf de vaste schijf, 77 DellConnect, 186 diagnoseprogramma Dell, 77 geluidscodes, 73 diskettestation plaatsen, 128 verwijderen, 126 documentatie ergonomie, 11 garantie, 11 informatie vinden, 11 licentieovereenkomst voor eindgebruikers, 11 on line, 13 Productinformatiehandleiding, 11 setupdiagram, 11 veiligheid, 11 wet- en regelgeving, 11 Drivers and Util
geluid problemen, 67 volume, 67 geluidscodes, 73 internetverbinding info, 48 instellen, 49 opties, 48 inzetstuk stationspaneel terugplaatsen, 131 H IRQ-conflicten, 85 hardware conflicten, 85 Dell Diagnostics, 77 geluidscodes, 73 K Help en ondersteuning, 14 help-bestand Help en ondersteuning van Windows, 14 I I/O-paneel vervangen, 152 informatie omtrent ergonomie, 11 informatie omtrent garantie, 11 informatie omtrent weten regelgeving, 11 informatie vinden, 11 kaarten ondersteunde types, 109 PCI, 109
M O mediakaartlezer gebruik, 32 plaatsen, 132-133 problemen, 60 verwijderen, 132 onderdelen installeren aanbevolen hulpmiddelen, 93 voordat u begint, 93 modem problemen, 54 moederbord, 98 moederbord.
problemen algemeen, 58 batterij, 51 beleid technische ondersteuning, 182 blauw scherm, 59 cd-rw-station, 53 cd-station, 53 computer loopt vast, 58-59 computer reageert niet, 58 conflicten, 85 Dell Diagnostics, 77 dvd-station, 53 e-mail, 54 foutmeldingen, 56 geheugen, 61 geluid en luidsprekers, 67 geluidscodes, 73 indicaties aan/uit-lampje, 64 internet, 54 leeg scherm, 69 mediakaartlezer, 60 modem, 54 monitor is leeg, 69 monitor is moeilijk te lezen, 70 muis, 62 netwerk, 63 printer, 65 programma loopt vast,
sluimerstand, 38 software conflicten, 85 problemen, 58-59 specificaties audio, 168 computergegevens, 167 connectoren, 169 fysieke, 171 geheugen, 167 knoppen en lampjes, 170 omgeving, 171 processor, 167 stations, 169 technische, 167 uitbreidingsbus, 168 video, 167 voeding, 170 stand-bymodus, 37 stations, 119 cd/dvd installeren, 136, 138 cd/dvd verwijderen, 135 diskette verwijderen, 126 diskettestation installeren, 128 problemen, 52 seriële ATA, 121 tweede vaste schijf, 124 vast schijven verwijderen, 121 vast
V W vaste schijf plaatsen, 123 problemen, 54 tweede installeren, 124 verwijderen, 121 wachtwoord jumper, 177 wissen, 177 veiligheidsinstructies, 11 voeding beheer, geavanceerd, 40 beheren, 36 besparen, 36 knop, 17 problemen, 64 sluimerstand, 38 stand-bymodus, 37 volume aanpassen, 68 Vorig stuurprogramma gebruiken, 82 Windows Vista Bestanden en Instellingen overbrengen, 46 Help en ondersteuning, 14 netwerk instellen, wizard, 48 opnieuw installeren, 86 Probleemoplosser voor hardware, 85 programmacompatib
Index