Owners Manual

Verklarende woordenlijst 183
Reismodule — Een plastic apparaat dat binnen het
modulecompartiment van een draagbare computer kan
worden geplaatst om het gewicht van de computer te
reduceren.
Resolutie — De scherpte en helderheid van een beeld dat
door een printer wordt geproduceerd of op een monitor
wordt weergegeven. Hoe hoger de resolutie, hoe scherper
het beeld.
RFI — Radio Frequency Interference — Storing die
wordt gegenereerd op typische radiofrequenties in het
bereik tussen 10 kHz en 100.000 MHz. Radiofrequenties
bevinden zich op het laagste niveau van het
elektromagnetisch frequentiespectrum en veroorzaken
veel waarschijnlijker storing dan hogere frequenties zoals
infrarood en licht.
ROM Read Only Memory Geheugen dat gegevens
en programma's opslaat die niet kunnen worden
verwijderd of waarnaar de computer niet kan schrijven. In
tegenstelling tot het RAM-geheugen behoudt het ROM-
geheugen de inhoud ervan nadat u de computer hebt
uitgezet. Sommige programma's die onmisbaar zijn voor
een goede werking van uw computer zijn in het ROM-
geheugen opgeslagen.
RPM — Revolutions Per Minute — Het aantal
omwentelingen dat per minuut optreedt. De snelheid van
de vaste schijf wordt vaak gemeten in rpm.
RTC — Real Time Clock — Een klok met batterijvoeding
op het moederbord, die de datum en tijd bijhoudt nadat u
de computer hebt uitgezet.
RTCRST — Real Time Clock Reset — Een jumper op
het moederbord van sommige computers die vaak kan
worden gebruikt om problemen op te lossen.
S
ScanDisk — Een hulpprogramma van Microsoft dat
bestanden, mappen en het oppervlak van de vaste schijf
op fouten controleert. ScanDisk wordt vaak uitgevoerd
wanneer u de computer opnieuw start nadat deze gestopt
is met reageren.
SDRAM — Synchronous Dynamic Random Access
Memory — Een type DRAM dat wordt gesynchroniseerd
met de optimale kloksnelheid van de processor.
Seriële ingang — Een I/O-poort die vaak wordt gebruikt
om apparaten zoals digitale handheld-toestellen of
digitale camera's op de computer aan te sluiten.
Serviceplaatje — Een streepjescodelabel op de computer
dat uw computer identificeert wanneer u Dell Support
bezoekt via support.dell.com of wanneer u telefonisch
contact opneemt met de klantenservice of technische
ondersteuning van Dell.
Setupprogramma — Een programma dat wordt gebruikt
om hardware en software te installeren en configureren.
Het programma setup.exe of install.exe wordt met de
meeste Windows-software geleverd. Setupprogramma's
moeten niet worden verward met het
systemsetupprogramma.
Shutdown — Het proces van het sluiten van vensters en
het afsluiten van programma's, het uitschakelen van het
besturingssysteem en het uitzetten van de computer. Er
kan gegevensverlies optreden als u de computer uitzet
voordat het shutdown-proces is voltooid.
SIM Subscriber Identity Module. Een SIM-kaart bevat
een microchip die spraak- en gegevensoverdracht
versleutelt. SIM-kaarten kunnen worden gebruikt in
telefoons of draagbare computers.
Slaapmodus — Een energiebesparingsmodus die alle
items in het geheugen opslaat op een speciaal daartoe
gereserveerde ruimte op de vaste schijf en vervolgens de
computer uitzet. Als u de computer opnieuw start, zal de
informatie uit het geheugen die op de vaste schijf werd
opgeslagen automatisch worden hersteld.
Smart card — Een kaart die is uitgerust met een processor
en geheugenchip. Smart cards kunnen worden gebruikt
om een gebruiker te verifiëren.
Snelkoppeling — Een pictogram dat snelle toegang biedt
tot vaak gebruikte programma's, bestanden, mappen en
stations. Als u een snelkoppeling op het bureaublad van
Windows plaatst en het pictogram dubbelklikt, opent u
daarmee de/het overeenkomstige map, bestand of station
zonder er eerst naar hoeven te zoeken.
Snelkoppelingspictogrammen wijzigen niets aan de
locatie van bestanden, mappen of stations. Als u een
snelkoppeling verwijdert, zal dit geen invloed hebben op
het oorspronkelijke bestand, map of station. Het is ook
mogelijk om de naam van een snelkoppeling te wijzigen.