Users Guide

Wachtwoordbeveiliging
Systeemwachtwoord
Instellingen
U kunt geen nieuw systeemwachtwoord invoeren of een bestaand systeemwachtwoord wijzigen als een van de twee volgende opties wordt weergegeven:
l Set (Ingesteld) Er is een systeemwachtwoord ingesteld.
l Disabled (Gedeactiveerd) Het systeemwachtwoord is gedeactiveerd met behulp van een jumperinstelling op het moederbord.
U kunt alleen een systeemwachtwoord instellen als de volgende optie wordt weergegeven:
l Not Set (Niet ingesteld) Er is geen systeemwachtwoord ingesteld, en de wachtwoordjumper op het moederbord is ingeschakeld (de
standaardinstelling).
Een systeemwachtwoord instellen
1. Open het systeemsetupprogramma en controleer of Password Status (Wachtwoordstatus) is ingesteld op Unlocked (Onvergrendeld).
2. Markeer System Password (Systeemwachtwoord) en druk vervolgens op pijl-links of pijl-rechts.
De optietitel wordt gewijzigd in Enter Password (Wachtwoord invoeren), gevolgd door een veld tussen vierkante haken dat ruimte aan maximaal 32
tekens biedt.
3. Voer uw nieuwe systeemwachtwoord in.
U kunt maximaal 32 tekens gebruiken. Als u tijdens het invoeren van uw wachtwoord een teken wilt wissen, drukt u op <Backspace> of pijl-links. Het
wachtwoord is niet hoofdlettergevoelig.
Bepaalde toetsencombinaties zijn niet geldig. Als u een van deze toetsencombinaties invoert, zal de luidspreker een pieptoon laten horen.
Als u op de toets voor elk teken drukt (of de spatiebalk voor elke spatie), zal er een vervangend symbool in het veld verschijnen.
4. Druk op <Enter>.
Als het nieuwe systeemwachtwoord uit minder dan 32 tekens bestaat, zal het hele veld met plaatshouders worden opgevuld. De optietitel wordt
gewijzigd in Verify Password (Wachtwoord controleren), gevolgd door een nieuw leeg veld tussen vierkante haken dat ruimte biedt aan maximaal 32
tekens.
5. Voer uw wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen en druk op <Enter>.
De wachtwoordinstelling zal worden gewijzigd in Set (Ingesteld).
6. Sluit het systeemsetupprogramma af.
De wachtwoordbeveiliging zal van kracht gaan wanneer u de computer opnieuw opstart.
Uw systeemwachtwoord invoeren
Als u de computer start of opnieuw start, zal het volgende bericht op het scherm verschijnen.
Als Password Status (Wachtwoordstatus) is ingesteld op Locked (Vergrendeld):
Voer het wachtwoord in en druk op <Enter>.
Als u een beheerderwachtwoord hebt ingesteld, zal de computer uw beheerderwachtwoord accepteren als een alternatief systeemwachtwoord.
Als u een verkeerd of onvolledig systeemwachtwoord opgeeft, verschijnt de volgende melding op het scherm:
KENNISGEVING: Hoewel u met wachtwoorden de gegevens op uw computer kunt beveiligen, zijn wachtwoorden alleen niet voldoende. Als uw
gegevens een hogere mate van beveiliging vereisten, is het uw verantwoordelijkheid om voor additionele vormen van bescherming te zorgen,
bijvoorbeeld in de vorm van encryptiesoftware.
KENNISGEVING: Als u uw computer onbeheerd achterlaat zonder deze uit te zetten en zonder een systeemwachtwoord te hebben ingesteld, of als u
uw computer niet hebt vergrendeld met een wachtwoord zodat men in staat is om uw wachtwoord te deactiveren door het wijzigen van een
jumperinstelling, is in principe iedereen in staat om zich toegang tot de gegevens op de vaste schijf te verschaffen.