Dell Precision™ T7400 Handleiding Model DCDO w w w. d e l l . c o m | s u p p o r t . d e l l .
Opmerkingen, kennisgevingen en waarschuwingen OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer. KENNISGEVING: Een KENNISGEVING duidt potentiële schade aan hardware of potentieel gegevensverlies aan en vertelt u hoe het probleem kan worden vermeden. WAARSCHUWING: Een WAARSCHUWING duidt het risico van schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden aan.
Inhoud 1 Informatie zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 2 Over de computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Vooraanzicht van de computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 . . . . . . . . . . . 24 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Achteraanzicht van de computer Connectoren op het achterpaneel Binnenaanzicht Systeemkaartcomponenten Specificaties 3 . . . . . . . . . . . . . . . 28 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Informatie over RAID-configuraties . . . . . . . . . . . 42 RAID-niveau 0 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 RAID-niveau 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 RAID-niveau 5 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 RAID-niveau 10 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 . . . . . . . 47 . . . . . . . . . . . . . 47 De computer configureren voor RAID RAID-configuratieprogramma . Het RAID-configuratieprogramma openen . . . . . . 47 Door het configuratieprogramma bladeren . .
Gegevens overbrengen naar een nieuwe computer . . . . . . . . ® ® Microsoft Windows XP . . . . . . . . . . . . 60 . . . . . . . . . . . . . 60 . . . . . . . . . . . . 64 . . . . . . . . . . . 65 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Microsoft Windows Vista™ Voedingsbeschermingsapparaten Piekbeveiligers Spanningsstabilisatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 . . . . . . . . . . . . . 67 . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Computeropsporingssoftware . . . . . . . . . . . . . . Als de computer kwijt of gestolen is 6 . . . . . . . . . . 80 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 System Setup . Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . 81 . . . . . . . . . . . . . . . . 82 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 System Setup openen System Setup-opties Boot Menu Instellingsopties . . . . . . . . . . . . . . . . . .
E-mail- en internetproblemen Toetsenbordproblemen . . . . . . . . . . . 104 . . . . . . . . . . . . . . 104 . . . . . . . . . 105 Problemen met geheugen . . . . . . . . . . . . . 107 Problemen met de muiss . Vastlopen en softwareproblemen . . . . . . . . . . . . . 108 Netwerkproblemen . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Voedingsproblemen . . . . . . . . . . . . . . . . 109 . . . . . . . . . . . . . . . . . 110 Printerproblemen . . . . . . . . . . . . . . . . 111 . . . . . . . . .
11 Software opnieuw installeren . Stuurprogramma's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wat is een stuurprogramma? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 Het besturingssysteem herstellen . . . . . . . . . 143 . . . . . . . . . . . 144 Microsoft Windows Systeemherstel gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dell™ PC Restore en Dell Factory Image Restore gebruiken . . . . . . . . . . . . De schijf met het besturingssysteem gebruiken . . . . . . . . . . .
De computerkap en het frontpaneel terugplaatsen . . . . . . . . . . . . Het frontpaneel terugplaatsen . . . . . . . . . . 158 . . . . . . . . . . . 158 . . . . . . . . . . 159 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160 De computerkap terugplaatsen I/O-paneel Componenten I/O-paneel Het I/O-paneel verwijderen . . . . . . . . . . . . . 161 . . . . . . . . . . . . 162 . . . . . . . . . . . 163 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geheugen verwijderen (met optionele opstaande geheugenkaarten) . . . . Kaarten . . . . . . . . 202 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 Ondersteuning voor uitbreidingskaarten . . . . . . 209 Een uitbreidingskaart installeren . . . . . . . . . . 210 Een uitbreidingskaart verwijderen . . . . . . . . . 218 Een PCI Express grafische kaart verwijderen uit een SLI-configuratie . . . . . . . . . . . . . . PCI Express grafische kaarten in een dubbele configuratie gebruiken . . . . .
Mediakaartlezer . . . . . . . . . . 280 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290 Optisch station Systeemkaart De systeemkaart verwijderen De systeemkaart vervangen . . . . . . . . . . . 290 . . . . . . . . . . . . 296 13 Help-informatie weergeven Hulp krijgen . . . . . . . . . 299 299 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Technische ondersteuning en klantenservice On line services AutoTech-service . . . . 300 . . . . . . . . . . .
Inhoud
Informatie zoeken OPMERKING: Sommige functies of media kunnen optioneel zijn en niet bij uw computer zijn geleverd. Sommige kenmerken of media zijn wellicht niet beschikbaar in bepaalde landen. OPMERKING: Mogelijk is er bij uw computer aanvullende informatie geleverd.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • Een diagnostisch programma voor de computer De schijf Drivers and Utilities (stuur- en hulpprogramma's) • Stuurprogramma's voor de computer De documentatie en stuurprogramma's zijn reeds op de computer geïnstalleerd.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • De computer instellen Naslaggids • De computer onderhouden OPMERKING: Dit document kan optioneel • Basisinformatie probleemoplossing zijn en niet worden geleverd met uw computer. • Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uitvoeren • Een printer instellen • De computer openen OPMERKING: Dit document is beschikbaar als PDF-bestand op support.dell.com.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • Serviceplaatje en code voor express-service Serviceplaatje en Microsoft® Windows®licentielabel • Microsoft Windows-licentielabel Deze labels bevinden zich op de computer. • Gebruik het serviceplaatje om de computer te identificeren als u gebruikmaakt van support.dell.com of contact opneemt met de technische ondersteuning. • Voer de code voor de express-service in zodat uw telefonische verzoek naar de juiste medewerker van de ondersteuningsdienst wordt doorgeleid.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • Oplossingen — Hints en tips voor Dell Support-website — support.dell.com probleemoplossing, artikelen van technici, OPMERKING: Selecteer uw regio of on line cursussen en veelgestelde vragen business-segment om bij de juiste • Community — On line discussies met ondersteuningssite te komen.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden • Desktop System Software (DSS) — Als u het besturingsysteem van de computer opnieuw installeert, moet u het DSShulpprogramma ook opnieuw installeren. DSS biedt essentiële updates voor uw besturingssysteem en ondersteuning voor processors, optische stations, USBapparaten en meer. DSS is nodig voor een juiste werking van de Dell-computer.
Waarnaar zoekt u? Hier kunt u het vinden Het besturingssysteem is reeds op de computer geïnstalleerd. Wanneer u het besturingssysteem opnieuw wilt installeren, gebruikt u de schijf met het besturingssysteem (zie "Windows XP of Windows Vista opnieuw installeren" op pagina 150). Nadat u uw besturingssysteem opnieuw hebt geïnstalleerd, gebruikt u de schijf Drivers and Utilities om de stuurprogramma's opnieuw te installeren voor de apparaten die zijn meegeleverd met uw computer.
Informatie zoeken
Over de computer Vooraanzicht van de computer 1 2 3 4 9 10 11 12 5 6 7 8 Over de computer 21
1-3 5,25-inch stationscompartimenten Ondersteunt een optisch station, mediakaartlezer, diskettestation of SATA vaste schijf in een 5,25-inch schijfhouder. De vaste-schijfhouder kan alleen in de 5,25-inch stationscompartimenten worden gebruikt. Het diskettestation of de mediakaartlezer is niet uitwisselbaar met de vaste-schijfhouders.
9 netwerkverbindingslampje Het netwerkverbindingslampje brandt als er een goede verbinding is tussen een 10-Mbps, 100-Mbps of 1000-Mbps (of 1-Gbps) netwerk en de computer. 10 diagnostische lampjes (4) Gebruik deze lampjes om een computerprobleem op te lossen aan de hand van de diagnostische code. Raadpleeg "Diagnostische lampjes" op pagina 113 voor meer informatie.
1 stroomkabelconnector Sluit de stroomkabel aan. 2 kaartsleuven Sleuven 2-6 ondersteunen volle-lengte kaarten. Tot de sleuven behoren één PCI-sleuf, twee PCI Express 2.0 x16 sleuven en twee PCI-X-sleuven. Sleuven 1 en 7 ondersteunen halve-lengte kaarten. Tot deze sleuven behoort één PCI Express x8 (bedrading als x4) en één PCI-X-sleuf.
1 parallelle connector U kunt een parallel apparaat, zoals een printer, op de parallele connector aansluiten. Als u een USB-printer hebt, sluit u deze aan op een USB-connector. OPMERKING: De geïntegreerde parallelle connector wordt automatisch uitgeschakeld als de computer een geïnstalleerde kaart detecteert met een connector die voor hetzelfde adres is geconfigureerd. Raadpleeg "System Setup-opties" op pagina 82 voor meer informatie.
7 connector voor netwerkadapter U sluit de computer aan op een netwerk- of breedbandapparaat door het ene uiteinde van een netwerkkabel aan te sluiten op een netwerkaansluiting of op uw netwerk- of breedbandapparaat. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op de connector voor de netwerkadapter op de computer. Een klikgeluid geeft aan dat de netwerkkabel goed vastzit. Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkconnector.
Binnenaanzicht 1 2 3 4 5 6 7 1 voeding 2 stationscompartiment 3 geheugenopening KENNISGEVING: De geheugenopening houdt de (optionele) opstaande geheugenkaarten op hun plaats; de vingerschroeven moeten stevig worden vastgedraaid om de opstaande kaarten vast te zetten en schade te voorkomen.
Systeemkaartcomponenten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 } 11 12 13 14 } 15 16 17 30 18 19 20 29 28 Over de computer 28 27 26 25 24 23 22 21
1 connector voor primaire processor (CPU_0) 16 ventilator vaste schijf (FAN_HDD) 2 connector voor secundaire processor (CPU_1) 17 ventilator secundaire vaste schijf (FAN_HDD2) 3 connector voorste ventilator (FAN_FRONT) 18 diskettestation (DSKT) 4 kaartframeventilator (FAN_CCAG) 19 connector voorpaneel (FRONTPANEL) 5 interne luidsprekerconnector (INT_SPKR) 20 1394-connector frontpaneel (FP1394) 6 voedingsconnector (POWER2) 21 chassisintrusieheader (INTRUDER) 7 USB (INT_USB) 22 PCI-
Kabelkleuren Apparaat Kleur SATA vaste schijf blauwe kabel Diskettestation zwart treklipje Optisch station oranje kabel frontpaneel geel treklipje Specificaties OPMERKING: Aanbiedingen verschillen per regio. Klik op Start→ Help en ondersteuning en selecteer de optie om meer informatie weer te geven over de configuratie van uw computer.
Geheugen (vervolg) Maximumgeheugen 64 GB met optionele opstaande geheugenkaarten 32 GB standaard BIOS-adres F0000h Systeeminformatie Systeemchipset Intel 5400 Gegevensbusbreedte 64 bits DRAM-busbreedte Quad-channel volledig gebufferde DIMM Busbreedte processoradres 38-bits Flash-EPROM 8-Mbit Grafische bus Twee PCI Express 2.0 x16-sleuven Uitbreiding Kaartondersteuning De middelste vijf connectorsleuven ondersteunen volle-lengte kaarten.
Uitbreiding afmeting connector 188 pins gegevensbreedte connector (maximum) 64 bits bussnelheid 800 MB/s PCI Express x8 (bedrading als x4) connectoren één x8 (ondersteuning van x8, x4 en x1 modi/kaarten; maximale verbindingsbreedte van x4) afmeting connector 98-pins gegevensbreedte connector (maximum) 4 PCI Express lanes bussnelheid 2,5 GB/s/lane/richting (ruwe bandbreedte) PCI Express 2.
Poorten en connectoren (vervolg) Audio twee connectoren voor hoofdtelefoons en microfoon aan de voorzijde; twee connectoren op het achterpaneel voor lijningang en lijnuitgang Systeemkaartconnectoren: Diskettestation 34-pins connector SAS/serieel ATA HDD vier 7-pins connectoren Serieel ATA drie 7-pins connectoren Interne USB één 10-pins connector voor optionele mediakaartlezer (3,5-inch compartiment of veilige opstartbron) Video Videotype PCI Express 2.
Toetsencombinaties voert de ingebouwde diagnostiek uit Schakelaars en lampjes Aan/uit-schakelaar Frontpaneel: drukknop Aan/uit-lampje Frontpaneel: groen lampje — groen knipperen geeft de slaapstand aan; ononderbroken groen geeft aan dat de computer ingeschakeld is oranje lampje — knipperend oranje geeft aan dat er een intern probleem met de voeding is; ononderbroken oranje geeft aan dat er een probleem is met een geïnstalleerd apparaat (zie "Voedingsproblemen" op pagina 109) Lampje van de vaste s
Voeding Gelijkstroom Wattage 1000 W Warmteafgifte 1250 W of 4265 BTU/uur (systeem met voeding) OPMERKING: De warmteafgifte is berekend op basis van het wattage van de voeding.
Omgeving (vervolg) Maximale trilling (met een willekeurig trillingsspectrum dat de gebruikersomgeving nabootst) In bedrijf 5 tot 350 Hz bij 0,0002 G2/Hz Opslag 5 tot 500 Hz bij 0,001 tot 0,01 G2/Hz Maximumimpact In bedrijf 40 G +/- 5% met een interval van 2 msec +/10% (equivalent aan 20 in/sec [51 cm/sec]) Opslag 105 G +/- 5% met een interval van 2 msec +/10% (equivalent aan 50 in/sec [127 cm/sec]) Hoogte (maximum) 36 In bedrijf –15,2 t/m 3048 m Opslag –15,2 t/m 10.
Geavanceerde functies LegacySelect-technologiebeheer LegacySelect aansturingstechnologie biedt legacy-full, legacy-reduced, of legacyfree oplossingen, gebaseerd op algemene platforms, harddiskarchitectuur en helpdeskprocedures. Het beheer wordt aan de beheerder geboden via System Setup, Dell OpenManage™ IT Assistant of Dell Custom Factory Integration.
Waarschuwing Omschrijving Chassis: Chassis open – Het computerchassis is geopend of de storing Fysieke beveiligingsfout / 'chassis open' is verholpen. Chassis open – Fysieke beveiligingsfout verholpen Boot (opstarten): BIOS-fout BIOS bij het initiëren niet volledig geladen. bij het opstarten Wachtwoord: Ongeldig systeemwachtwoord Het systeemwachtwoord is ongeldig (de waarschuwing verschijnt na drie mislukte pogingen). CPU: CPU DOA waarschuwing / De processor werkt niet.
Dell OpenManage™ IT Assistant IT Assistant configureert, beheert en controleert computers en andere apparatuur in een bedrijfsnetwerk. IT Assistant beheert de inventaris, configuraties, events (waarschuwingen) en beveiliging van computers die zijn uitgerust met industrystandard beheersoftware. Het ondersteunt instrumentatie die voldoet aan de SNMP- en CIM-normen. Dell OpenManage Client Instrumentation, gebaseerd op CIM, is beschikbaar voor uw computer.
Energiebeheer U kunt de computer zo instellen, dat deze minder stroom verbruikt als u niet werkt. U beheert het energieverbruik via het besturingssysteem dat op de computer is geïnstalleerd en bepaalde optie-instellingen in System Setup (zie "Energiebeheer" op pagina 40). Deze periodes met lager stroomverbruik worden "slaapstand" genoemd.
Slaapmodus Activeringsmogelijkheden (Windows XP) Stand-by • Op de aan/uit-knop drukken • Auto Power On (automatisch aan) • De muis bewegen of ermee klikken • Op het toetsenbord typen • USB-apparaatactiviteit • Energiebeheergebeurtenis Slaapstand • Op de aan/uit-knop drukken • Auto Power On (automatisch aan) • Energiebeheergebeurtenis Afsluiten • Op de aan/uit-knop drukken • Auto Power On (automatisch aan) • Energiebeheergebeurtenis OPMERKING: Zie voor meer informatie over energiebeheer de documentat
Hoewel veel programma's voordeel kunnen hebben van hyper-threading- en multi-core-technologie, zijn niet alle programma's hiervoor geoptimaliseerd, en is er soms een update van de softwareleverancier vereist. Neem contact op met de softwareleverancier voor updates en informatie over het gebruik van hyper-threading- of multi-core-technologie samen met uw software.
RAID-niveau 0 Bij RAID-niveau 0 wordt een opslagtechniek gebruikt die wordt aangeduid als data striping, om de toegankelijkheid van de gegevens te verhogen. Data striping is een methode waarmee opeenvolgende segmenten, of stripes, van gegevens achtereenvolgens op de fysieke schijven worden geschreven om één grote virtuele schijf te maken. Data striping maakt het mogelijk dat op een van de stations gegevens worden gelezen terwijl op het andere station het volgende blok wordt opgezocht en ingelezen.
SATA RAID geconfigureerd voor RAID-niveau 1 segment 1 segment 1 gekopieerd segment 2 segment 2 gekopieerd segment 3 segment 3 gekopieerd segment 4 segment 4 gekopieerd segment 5 segment 5 gekopieerd segment 6 segment 6 gekopieerd vaste schijf 1 vaste schijf 2 Wanneer er een schijfstoring optreedt, worden lees- en schrijfbewerkingen automatisch omgeleid naar het overgebleven station. Vervolgens kan opnieuw een vervangend station worden opgebouwd met de gegevens van het overgebleven station.
Omdat pariteitsgegevens relatief weinig ruimte innemen in vergelijking met de werkelijk opgeslagen gegevens, is één vaste schijf voldoende als pariteitsopslag voor een willekeurig aantal gegevensopslagstations. Niet alle pariteitsgegevens worden echter naar dezelfde schijf geschreven. Bij elk nieuw gegevensblok dat naar de RAID-configuratie wordt geschreven, werken de verschillende stations afwisselend als opslag- of pariteitsschijf.
RAID-niveau 10 OPMERKING: RAID-niveaus 5 en 10 zijn alleen beschikbaar via een optionele PCI Express RAID-controllerkaart. RAID-niveau 10 gebruikt een combinatie van striping- en mirroringmethodes. Voor deze methode zijn vier stations nodig. De stations worden verdeeld in mirroringparen, waarna de gegevens die naar de RAID-configuratie zijn geschreven, over alle vier de stations worden gestriped.
De computer configureren voor RAID De computer kan op een later tijdstip worden geconfigureerd voor RAID, ook als u tijdens de aanschaf van de computer niet voor een RAID-configuratie hebt gekozen. Om een RAID-configuratie te kunnen maken, moeten minimaal twee harde schijven in de computer zijn geïnstalleerd. Zie "Een vaste schijf installeren (vaste-schijfcompartimenten 1-4)" op pagina 251 voor instructies over het installeren van een vaste schijf.
Het scherm sluiten Het is belangrijk om het RAID-configuratieprogramma correct af te sluiten, omdat een aantal wijzigingen pas hierna worden doorgevoerd. Druk in de lijst met adapters op om het scherm te sluiten. Er verschijnt een soortgelijk scherm wanneer u de meeste andere schermen sluit. U kunt dit gebruiken om instellingen op te slaan.
4 Ga met de cursor naar de kolom RAID Disk (RAID-schijf). Wanneer u een vaste schijf aan de RAID-volume wilt toevoegen, verandert u Nee in Ja door op de <+>, <-> of spatiebalk te drukken. Wanneer er een vaste schijf wordt toegevoegd, verandert het veld Virtual Disk Size (virtuele schijfgrootte) om de nieuwe grootte van het RAID-volume weer te geven. KENNISGEVING: Bij het maken van het RAID-volume gaan alle gegevens verloren.
4 Ga met de cursor naar de kolom RAID Disk (RAID-schijf). Wanneer u een vaste schijf aan de RAID-volume wilt toevoegen, verandert u Nee in Ja door op de <+>, <-> of spatiebalk te drukken. Wanneer er een vaste schijf wordt toegevoegd, verandert het veld Virtual Disk Size (virtuele schijfgrootte) om de nieuwe grootte van het RAID-volume weer te geven. KENNISGEVING: Bij het maken van het RAID-volume gaan alle gegevens verloren.
4 Ga verder om een tweede RAID-volume te maken van RAID-niveau 0 of RAID-niveau 1. De RAID-volume-eigenschappen weergeven Volg deze stappen om de eigenschappen weer te geven van de RAID-niveau 1en RAID-niveau 0-configuraties: 1 Selecteer een controller in de lijst met adapters in het configuratieprogramma. 2 Selecteer de optie RAID Properties (RAID-eigenschappen) om het huidige RAID-volume weer te geven.
Een RAID-volume verwijderen KENNISGEVING: Voordat u een RAID-volume verwijdert, moet u ervoor zorgen dat u van alle gegevens op dit volume die u wilt bewaren, op een reservekopie hebt opgeslagen. Volg deze stappen om een geselecteerd RAID-volume te verwijderen: 1 Selecteer Delete Virtual Disk (virtuele schijf verwijderen). 2 Druk op Y om het RAID-volume te verwijderen of druk op N om de verwijdering te annuleren. Na een onderbreking wordt het RAID-volume verwijderd.
Het scherm geeft het RAID-volume weer met de status van “Degraded” (aangetast). 7 Selecteer Add Secondary Disk (secundaire schijf toevoegen) en selecteer een schijf in de lijst met beschikbare schijven. De nieuwe vaste schijf wordt automatisch gesynchroniseerd met de schijf van het aangetaste RAID-niveau 1-volume.
Geavanceerde functies
De computer installeren De computer in een kast installeren Wanneer u de computer in een kast installeert, kunt u de luchtstroom beperken, waardoor de prestaties van de computer kunnen verslechteren en deze mogelijk oververhit raakt. Volg de richtlijnen hieronder wanneer u de computer in een kast installeert: KENNISGEVING: De bedrijfstemperatuur die in deze handleiding is opgegeven, geeft de maximale bedrijfstemperatuur van de werkruimte weer.
• 56 Als de computer in een hoek wordt geplaatst of onder een bureau, moet u ervoor zorgen dat er minstens 5,1 cm tussen de achterkant van de computer en de muur vrij is om te zorgen dat er genoeg lucht kan worden aangezogen voor ventilatie.
KENNISGEVING: Installeer de computer niet in een kast zonder luchtstroom. Als u de luchtstroom tegenhoudt, verslechtert u de prestaties van de computer, waardoor deze oververhit kan raken.
Verbinding maken met internet OPMERKING: Internetaanbieders en hun aanbod verschillen per land. Wanneer u verbinding wilt maken met internet hebt u een modem- of netwerkverbinding nodig en een internetaanbieder (ISP). De internetaanbieder biedt een of meer van de onderstaande internetverbindingsopties: • DSL-verbindingen die snelle internettoegang bieden via uw bestaande telefoonlijn of mobiele telefoondienst. Met een DSL-verbinding kunt u met dezelfde lijn tegelijkertijd internetten en telefoneren.
Als er geen pictogram van een internetaanbieder op het bureaublad staat of als u een internetverbinding met een andere internetaanbieder wilt instellen, voert u de stappen in de onderstaande sectie uit die van toepassing zijn op het besturingssysteem van deze computer. OPMERKING: Als u nu geen verbinding kunt krijgen, maar dit eerder wel is gelukt, is de aanbieder mogelijk tijdelijk uit de lucht. Neem contact op met de internetaanbieder om de servicestatus te controleren of probeer het later opnieuw.
Windows Vista™ OPMERKING: Zorg dat u de gegevens over uw aanbieder bij de hand hebt. Als u geen internetaanbieder hebt, kan de wizard Verbinding met het Internet maken u helpen deze te verkrijgen. 1 Bewaar en sluit alle geopende bestanden, en sluit alle actieve programma's af. 2 Klik op de knop Start van Windows Vista Configuratiescherm. en daarna op 3 Klik onder Netwerk en internet op Verbinding met het Internet maken. Het venster Verbinding met het Internet maken verschijnt.
• Vensterformaten • Internetbladwijzers U kunt de gegevens via een netwerk of seriële verbinding naar de nieuwe computer overbrengen of op een verwisselbaar medium opslaan, zoals een beschrijfbare cd, om ze vervolgens op de nieuwe computer te zetten. OPMERKING: U kunt gegevens van de oude naar de nieuwe computer overzetten door direct op de in-/uitvoerpoorten (I/O) van de twee computers een seriële kabel aan te sluiten.
5 Ga als het scherm Ga nu naar de oude computer verschijnt naar de oude computer. Klik op dit moment niet op Volgende. De gegevens van de oude computer kopiëren: 1 Plaats de schijf met het besturingssysteem van Windows XP in de oude computer. 2 Klik in het scherm Welkom bij Microsoft Windows XP op Andere taken uitvoeren. 3 Klik onder Wat wilt u nu doen? op Bestanden en instellingen overzetten→ Volgende. 4 Klik in het scherm Oude of nieuwe computer? op Oude computer→ Volgende.
De wizard Bestanden en Instellingen overzetten uitvoeren zonder de cd met het besturingssysteem Wanneer u de wizard Bestanden en instellingen overzetten zonder de cd met het besturingssysteem wilt uitvoeren, moet u een wizardschijf maken waarmee u een back-upkopiebestand kunt maken op een verwisselbare medium.
7 Selecteer in het scherm Wat wilt u overzetten? de items die u wilt overzetten en klik op Volgende. Nadat de gegevens zijn gekopieerd, verschijnt het scherm Gegevens verzamelen. 8 Klik op Voltooien. De gegevens overzetten naar de nieuwe computer: 1 Klik op de nieuwe computer in het scherm Ga nu naar de oude computer op Volgende. 2 Selecteer in het scherm Waar bevinden zich de bestanden en instellingen? de gekozen methode voor het overzetten van de instellingen en bestanden en klik op Volgende.
Voedingsbeschermingsapparaten Er zijn een aantal apparaten beschikbaar die beveiligen tegen stroomschommelingen of -storingen: • Piekbeveiligers • Spanningsstabilisatoren • Continue stroomvoorzieningen (UPS) Piekbeveiligers Piekbeveiligers en contactdozen met piekbeveiliging helpen schade aan de computer door spanningspieken voorkomen die kunnen optreden tijdens elektrische stormen of na stroomonderbrekingen. Sommige fabrikanten van piekbeveiligers geven garantie voor bepaalde typen schade.
Continue stroomvoorzieningen KENNISGEVING: Als de stroom uitvalt terwijl de gegevens op de vaste schijf worden opgeslagen, kunnen er gegevens verloren gaan of bestanden beschadigd raken. OPMERKING: Voor een maximale werkingsduur van de batterij moet u alleen de computer op een UPS aansluiten. Sluit andere apparaten, zoals een printer, op een aparte contactdoos die is voorzien van een piekbeveiliging. Een UPS beschermt tegen stroomschommelingen en -onderbrekingen.
De computer beveiligen Open-chassisdetectie WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: Om u te beschermen tegen elektrische schokken, dient u voordat u de computerkap opent altijd eerst de stekker uit het stopcontact te halen.
De chassisintrusieschakelaar terugplaatsen 1 Schuif de schakelaar voorzichtig in de sleuf en sluit de kabel weer aan op de systeemkaart. 2 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 3 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
De chassisintrusieschakelaar opnieuw instellen 1 Schakel de computer in of start deze opnieuw op. 2 Wanneer het blauwe DELL™-logo verschijnt, drukt u direct op . Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt weergegeven, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft® Windows® wordt weergegeven. Sluit de computer vervolgens af (zie "De computer uitschakelen" op pagina 153) en probeer het opnieuw. 3 Open System Setup (zie "System Setup" op pagina 81).
1 2 1 bevestigingspunt voor beveiligingskabel 2 beugel van hangslot Wachtwoorden Info over wachtwoorden OPMERKING: Wachtwoorden zijn bij levering van de computer uitgeschakeld. Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord), een beheerderswachtwoord en een vaste-schijfwachtwoord voorkomen op verschillende manieren onbevoegde toegang tot uw computer. In de volgende tabel staan de typen en functies van de wachtwoorden die op uw computer beschikbaar zijn.
Type wachtwoord Functies Primair wachtwoord (of systeemwachtwoord) • Beveiligt de computer tegen onbevoegde toegang Beheerderswachtwoord • Geeft systeembeheerders of servicetechnici toegang tot computers voor reparatie of nieuwe configuratie • Hiermee beperkt u de toegang tot System Setup op dezelfde manier als een primair wachtwoord toegang tot de computer beperkt • Kan worden gebruikt in plaats van het primaire wachtwoord Vaste schijf • Beveiligt de gegevens op de vaste schijf of externe vaste schi
Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord) gebruiken KENNISGEVING: Wanneer u de computer zonder toezicht aan laat staan en geen systeemwachtwoord hebt toegekend, of als u de computer niet-afgesloten achterlaat zodat iemand het wachtwoord kan wijzigen door een schakelaar om te zetten, kan iedereen zich toegang verschaffen tot de gegevens die op uw vaste schijf zijn opgeslagen.
4 Typ het nieuwe wachtwoord in het veld Nieuw wachtwoord. U kunt maximaal 15 tekens gebruiken. Wanneer u een teken wilt wissen terwijl u typt, drukt u op of op de pijl naar links. Het wachtwoord is niet hoofdlettergevoelig. Sommige toetsencombinaties zijn niet toegestaan. Wanneer u een van die combinaties invoert, hoort u een pieptoon. Elke keer als u een teken intypt (of op de spatiebalk drukt voor een spatie), verschijnt in het veld een vervangende aanduiding. 5 Druk op .
Als u nogmaals een onjuist of onvolledig wachtwoord invoert, verschijnt dezelfde mededeling. Als u een derde keer een onjuist of onvolledig wachtwoord invoert, verschijnt de volgende mededeling: ** Wachtwoord onjuist. ** Aantal onjuiste invoerpogingen: 3 Systeem gestopt! De computer wordt uitgeschakeld. Ook wanneer de computer wordt uitgeschakeld en dan weer ingeschakeld, verschijnt de hiervoor genoemde mededeling telkens wanneer u een onjuist of onvolledig systeemwachtwoord hebt ingevoerd.
8 Controleer of Not Set (niet ingesteld) wordt weergegeven onder de instelling Systeemwachtwoord. Indien Not Set (niet ingesteld) wordt weergegeven, is het systeemwachtwoord verwijderd. Wordt Not Set (niet ingesteld) niet weergegeven, dan herhaalt u stap stap 3 t/m stap 8. 9 Sluit System Setup af.
3 Ga met de pijlen naar het veld Beheerderswachtwoord en druk op . 4 Typ het nieuwe wachtwoord in het veld Nieuw wachtwoord. U kunt maximaal 15 tekens gebruiken. Wanneer u een teken wilt wissen terwijl u typt, drukt u op of op de pijl naar links. Het wachtwoord is niet hoofdlettergevoelig. Sommige toetsencombinaties zijn niet toegestaan. Wanneer u een van die combinaties invoert, hoort u een pieptoon.
Een bestaand beheerderswachtwoord verwijderen of wijzigen U kunt een bestaand beheerderswachtwoord pas wijzigen, als u het kent. Wanneer u het veld wilt verlaten zonder er een systeemwachtwoord aan toe te kennen, drukt u op een willekeurig tijdstip op voordat u stap 5 voltooit. 1 Open System Setup (zie "System Setup" op pagina 81). 2 Ga met de pijlen naar het veld Beheerderswachtwoord en druk op . 3 Typ het nieuwe wachtwoord in het veld Oud wachtwoord.
Trusted Platform Module (TPM) OPMERKING: De TPM-functie ondersteunt codering alleen als het besturingssyteem TPM ondersteunt. Zie de documentatie bij de TPM-software en de Help-bestanden die bij de software zijn geleverd voor meer informatie. TPM is een op hardware-gebaseerde beveiligingsfunctie die gebruikt kan worden om computergegenereerde coderingssleutels te maken en te beheren.
OPMERKING: U hoeft het programma slechts één keer te activeren. d Als het proces voltooid is, wordt de computer automatisch opnieuw opgestart of wordt u gevraagd deze opnieuw op te starten.
Computeropsporingssoftware Met computeropsporingssoftware kunt u de computer opsporen als deze kwijt of gestolen is. De software is optioneel en kan worden aangeschaft bij de aankoop van een Dell™-computer. U kunt ook contact opnemen met uw Dell-vertegenwoordiger voor informatie over deze beveiligingsfunctie. OPMERKING: Computeropsporingssoftware is mogelijk niet in alle landen verkrijgbaar.
System Setup Overzicht Gebruik System Setup voor de volgende taken: • De systeemconfiguratie wijzigen nadat u hardware hebt toegevoegd, gewijzigd of verwijderd • Het instellen of wijzigen van een door de gebruiker te selecteren optie, zoals het gebruikerswachtwoord • Het lezen van de huidige hoeveelheid geheugen of het instellen van het type vaste schijf dat is geïnstalleerd Voordat u System Setup gebruikt, is het verstandig de informatie op het System Setup-scherm te noteren, zodat u deze later ter r
System Setup-opties OPMERKING: Afhankelijk van de computer en de geïnstalleerde apparaten, is het mogelijk dat de items in deze sectie niet worden weergegeven of niet exact zoals in de lijst is aangegeven. Systeem System Info Geeft de computer naam, het BIOS-versie nummer, de BIOS-datum, het serviceplaatje, de code voor express-service en inventaristag weer.
Stations SAS Controller Schakelt een SAS-station in (On) of uit (Off). Diskettestation Schakelt diskettestations in en uit en stelt de leestoestemming voor het interne diskettestation in. Off (uit) schakelt alle diskettestations uit. USB schakelt het interne diskettestation en het USB-geheugenmedium uit, als de USB-controller is ingeschakeld en een USB-geheugenmedium is aangesloten. Internal schakelt het interne diskettestation in.
Integrated Audio (On is standaard) Schakelt een ingebouwde audiocontroller in (On) of uit (Off). U kunt ook Auto selecteren om de invoegtoepassing Audio controller te gebruiken. 1394 Controller Schakelt een 1394-controller in (On) of uit (Off). USBcontroller Schakelt de interne USB-controller in- of uit. Met Niet opstarten schakelt u de controller in, maar schakelt u de mogelijkheid om vanaf een USB-apparaat op te starten uit.
PS/2 Mouse Port Schakelt de geïntegreerde legacy PS/2-compatible muiscontroller in of uit. (On is standaard) Video Primary Video (Option 1 is standaard) Met dit veld kunt u opgeven welke als primaire videocontroller moet fungeren en wat de volgorde is wanneer er twee of meer controllers in het systeem beschikbaar zijn. Deze selectie is alleen noodzakelijk als er twee of meer videocontrollers aanwezig zijn.
Limit CPUID Value (Off is standaard) HDD Acoustic Mode Beperkt de maximale waarde die door de standaard CPUID-functie van de processor wordt ondersteund. Sommige besturingssystemen voltooien de installatie niet, wanneer de maximaal ondersteunde CPUID-functie hoger is dan 3. Optimaliseert de prestaties en akoestische niveaus van het station.
Admin Password (Not Set is standaard) System Password (Not Set is standaard) Password Changes (Unlocked is standaard) Chassis Intrusion (On-Silent is standaard) Hiermee geeft u de huidige status van de wachtwoordbeveiliging voor System Setup weer en kunt u een nieuw beheerderswachtwoord verifiëren en toewijzen. Hiermee geeft u de huidige status van de wachtwoordbeveiligingsfunctie voor het systeem weer en kunt u een nieuw systeemwachtwoord toewijzen en verifiëren.
Energiebeheer AC Recovery (Off is standaard) Hiermee bepaalt u hoe het systeem reageert wanneer de wisselstroom wordt hersteld na een stroomonderbreking. Off het systeem blijft uitgeschakeld nadat de stroomvoorziening is hersteld. Druk op de aan/uit-knop aan de voorkant van de computer om de computer in te schakelen. On de computer wordt ingeschakeld zodra de stroomvoorziening is hersteld. Last het systeem keert terug naar de laatste toestand waarin het zich bevond toen het werd uitgezet.
Remote Wakeup (Off is standaard) Suspend Mode Met deze optie is het mogelijk de computer op te starten wanneer de netwerkinterfacecontroller (NIC) of een geschikte modem een ontwaaksignaal ontvangt. Off is de standaardinstelling. On w/ Boot to NIC laat de computer eerst proberen op te starten vanaf het netwerk, alvorens de gewone opstartprocedure wordt gestart. OPMERKING: Gewoonlijk kan het systeem op afstand worden opgestart vanuit de uitstelmodus, de slaapstand en de uit-stand.
Onderhoud Service Tag Geeft het serviceplaatje voor uw computer weer. ASF Mode Regelt het ASF-beheer. • On = Alle ASF 2.0-functies (RMCP) zijn ingeschakeld • Alert Only - Verstuur ASF-berichten bij een gebeurtenis of een fout • Off - Alle ASF-functies zijn uitgeschakeld SERR Message (On is standaard) Voor sommige grafische kaarten is vereist dat het SERRbericht wordt uitgeschakeld. Load Defaults Hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen van de System Setup-opties.
OS Install (Off is standaard) Bepaalt hoeveel geheugen er maximaal voor het besturingssysteem beschikbaar is. Als Off is ingesteld, is het hele systeemgeheugen beschikbaar voor het besturingssysteem. Is On ingesteld, dan is er voor het besturingssysteem maximaal 256 MB geheugen beschikbaar. OPMERKING: Sommige besturingssystemen voltooien de installatie niet bij een systeemgeheugen van meer dan 2 GB.
• Onboard or USB CD-ROM Drive — De computer probeert op te starten vanaf het cd-rom-station. Als geen cd in het station is geplaatst of als op de cd geen besturingssysteem staat, verschijnt een foutmelding. • USB Device — Steek het geheugenapparaat in een USB-poort en start de computer opnieuw op. Wanneer er in de rechterbovenhoek van het scherm F12 = Boot Menu verschijnt, drukt u op . Het BIOS detecteert het medium en voegt de USB-optie toe aan het opstartmenu.
7 Druk op om het apparaat te selecteren. Als u bijvoorbeeld vanaf een USB-geheugensleutel opstart, markeert u USB Device en drukt u op . OPMERKING: Wanneer u vanaf een USB-medium wilt opstarten, moet dit medium opstartbaar zijn. Als u zeker wilt weten of een apparaat opstartbaar is, raadpleegt u de documentatie bij het apparaat. De opstartvolgorde voor toekomstige opstartprocedures wijzigen 1 Open System Setup (zie "System Setup" op pagina 81).
Diskettestation 1 Open System Setup en stel de optie Diskettestation in op USB. 2 Sla de wijzigingen op en verlaat System Setup. 3 Sluit het USB-diskettestation aan, plaats opstartbare media en start het systeem opnieuw op. 4 Zie "De opstartbron selecteren voor de huidige opstartprocedure" op pagina 92.
Vergeten wachtwoorden wissen WAARSCHUWING: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. KENNISGEVING: Dit proces wist zowel het systeem- als het beheerderswachtwoord. 1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. Onderbreker Instelling PSWD Omschrijving Wachtwoordfuncties zijn ingeschakeld (standaardinstellingen). Wachtwoordfuncties zijn uitgeschakeld.
3 Zoek de 2-pins wachtwoordjumper (PSWD) op de systeemkaart en verwijder de jumperplug; leg deze terzijde. Zie "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28 voor hulp bij het zoeken naar de jumper. OPMERKING: De computer wordt geleverd met de jumperplug op de wachtwoordjumper. 4 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). 5 Sluit uw computer en monitor aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
CMOS-instellingen wissen WAARSCHUWING: Raadpleeg, voordat u begint met de procedures in dit gedeelte, de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids. 1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. 2 Verwijder de computerkap (zie "De computerkap verwijderen" op pagina 155). 3 De huidige CMOS-instellingen resetten: a Zoek de wachtwoord- en CMOS-jumpers (RTCRST) op de systeemkaart (zie "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28). b Verwijder de wachtwoordjumperplug van de pinnen.
5 Klik op Dit programma opslaan op schijf en daarna op OK. Het venster Opslaan in verschijnt. 6 Klik op de pijl-omlaag om het menu van Opslaan in weer te geven, selecteer Bureaublad en klik daarna op Opslaan. Het bestand wordt op het bureaublad gedownload. 7 Klik op Sluiten wanneer het venster Het downloaden is voltooid verschijnt. Het bestandspictogram verschijnt op het bureaublad. Dit heeft dezelfde naam als het gedownloade BIOS-updatebestand.
De computer reinigen WAARSCHUWING: Voordat u aan een van de procedures in deze sectie begint, dient u de veiligheidsinstructies te volgen die u vindt in de Productinformatiegids. Computer, toetsenbord en monitor WAARSCHUWING: Haal de stekker uit het stopcontact voordat u de computer schoonmaakt. Maak uw computer schoon met een zachte, met water bevochtigde doek. Gebruik geen vloeibare reinigingsmiddelen of reinigingsmiddelen uit een spuitbus die ontvlambare stoffen kunnen bevatten.
2 Gebruik een zachte, pluisvrije doek en veeg de onderkant van de schijf (de kant zonder label) schoon met rechte vegen van binnen naar buiten. Voor hardnekkig vuil kunt u water of een oplossing van water en een milde zeep gebruiken. Er zijn ook producten in de winkel verkrijgbaar die schijven reinigen en enige bescherming bieden tegen stof, vingerafdrukken en krassen. Reinigingsproducten voor cd's kunt u ook gebruiken voor dvd's.
Problemen oplossen Problemen oplossen Raadpleeg deze tips wanneer u problemen hebt met uw computer: • Als u een onderdeel hebt toegevoegd of verwijderd voordat het probleem begon, neemt u de installatieprocedures nogmaals door en controleert u of het onderdeel correct is geïnstalleerd. • Als een randapparaat niet werkt, controleert u of het apparaat correct is aangesloten. • Als er een foutmelding op het scherm verschijnt, schrijft u deze exact over.
Problemen met stations WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. ZORG ERVOOR DAT MICROSOFT® WINDOWS® HET STATION HERKENT — Windows XP: • Klik op Start en daarna op Deze computer. Windows Vista™: • Klik op de knop Starten van Windows Vista en klik op Computer. Als het station niet wordt vermeld, moet u een volledige scan uitvoeren met uw antivirussoftware om te controleren op virussen en deze te verwijderen.
STEL DE WINDOWS-VOLUMEREGELING BIJ — • Klik op het luidsprekerpictogram in de rechteronderhoek van het scherm. • Zorg ervoor dat het volume omhoog is bijgesteld door op de schuifbalk te klikken en deze omhoog te slepen. • Ga na of het geluid niet is gedempt door op een of meer ingeschakelde vakjes te klikken. Problemen met schrijven naar een optisch station S L U I T A N D E R E P R O G R A M M A ' S — Het optische station moet tijdens het schrijven een continue stroom gegevens ontvangen.
E-mail- en internetproblemen WAARSCHUWING: Voordat u aan een van de procedures in deze sectie begint, dient u de veiligheidsinstructies te volgen die u vindt in de Productinformatiegids. CONTROLEER DE BEVEILIGINGSINSTELLINGEN IN MICROSOFT OUTLOOK® E X P R E S S — Als u geen e-mailbijlagen kunt openen: 1 Klik in Outlook Express op Extra→ Opties→ Beveiliging. 2 Klik indien nodig op Geen bijlagen toestaan om het vinkje te verwijderen.
TE S T H E T T O E T S E N B O R D — Sluit een correct werkend toetsenbord aan op de computer en probeer het toetsenbord uit. V O E R D E P R O B L E E M O P L O S S E R V O O R H A R D W A R E U I T — Zie "Problemen met software en hardware oplossen in de besturingssystemen van Microsoft® Windows® XP en Microsoft Windows Vista™" op pagina 143. Vastlopen en softwareproblemen WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte.
Er is een programma dat is ontwikkeld voor een eerdere versie van het Microsoft Windows-besturingssysteem VO E R D E W I Z A R D P R O G R A M M A C O M P A T I B I L I T E I T U I T — Windows XP: De wizard Programmacompatibiliteit configureert een programma op zodanige wijze dat het in een omgeving wordt uitgevoerd die lijkt op andere dan XP-besturingssysteemomgevingen. 1 Klik op Start→ Alle programma's→ Bureau-accessoires→ Wizard Programmacompatibiliteit→ Volgende. 2 Volg de instructies op het scherm.
MAAK DIRECT EEN RESERVEKOPIE VAN UW BESTANDEN GEBRUIK EEN VIRUSSCANNER OM DE VASTE SCHIJF, DISKETTES, CD'S OF DVD'S TE SCANNEN BEWAAR EN SLUIT ALLE GEOPENDE BESTANDEN OF PROGRAMMA'S EN SLUIT DE COMPUTER AF VIA HET MENU START Problemen met geheugen WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte.
Problemen met de muiss WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. CONTROLEER DE MUISKABEL — • Controleer of de kabel is beschadigd of getwist en controleer de connectoren op gebroken of verbogen pinnen. Maak eventueel verbogen pinnen recht. • Verwijder alle muisverlengkabels en sluit de muis direct aan op de computer. • Ga na of de muiskabel is aangesloten zoals in het setupdiagram voor de computer wordt weergegeven.
Netwerkproblemen WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. CONTROLEER DE NETWERKKABELCONNECTOR — Controleer of de netwerkkabel stevig in de netwerkconnector aan de achterkant van de computer en de netwerkaansluiting is gestoken.
A L S H E T A A N / U I T - L A M P J E O R A N J E K N I P P E R T — De computer krijgt stroom, maar er is een probleem met de interne stroom. • Ga na of de stroomselectieschakelaar zo is ingesteld dat deze overeenkomt met de netstroom op uw locatie (indien toepasbaar). • Ga na of alle componenten en kabels correct zijn geïnstalleerd en aangesloten op de systeemkaart (zie "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28).
CONTROLEER OF WINDOWS DE PRINTER HERKENT — Windows XP: 1 Klik op Start→ Configuratiescherm→ Printers en andere hardware→ Reeds geïnstalleerde printers en faxprinters weergeven. 2 Als de printer wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het printerpictogram. 3 Klik op Eigenschappen→ Poorten. Zorg er bij een parallele printer voor dat de instelling voor Afdrukken naar de volgende poort(en): LPT1 (Printerpoort) is.
Windows Vista: 1 Klik op Start → Configuratiescherm→ Hardware en geluiden→ Scanners en camera's. 2 Als de scanner wordt vermeld, herkent Windows de scanner. I N S T A L L E E R H E T S C A N N E R S T U U R P R O G R A M M A O P N I E U W — Raadpleeg de documentatie bij de scanner voor instructies. Geluids problemen WAARSCHUWING: Voordat u aan een van de procedures in deze sectie begint, dient u de veiligheidsinstructies te volgen die u vindt in de Productinformatiegids.
Hulpprogramma's voor probleemoplossing Diagnostische lampjes WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. Om u te helpen bij het oplossen van een probleem beschikt uw computer over vier lampjes op het voorpaneel genummerd "1," "2," "3," en "4". De lampjes kunnen "uit" of groen zijn. Wanneer de computer normaal opstart, knipperen de lampjes.
Diagnosecodes vóór POST Diagnostische lampjes Aan/uitlampje Probleembeschrijving Mogelijke oplossing uit De computer is in een normale uit-stand of in de Windowsslaapstand. Druk op de aan-/uit-knop om de computer in te schakelen. Als de computer niet inschakelt, controleert u of het aan/uit-lampje op het frontpaneel brandt. Als het lampje niet brandt, gaat u na of de computer is aangesloten op een werkend stopcontact en drukt u op de aan/uit-knop.
Diagnostische lampjes Aan/uitlampje Probleembeschrijving Mogelijke oplossing groen Geen. De systeemhardware werkt normaal. Eventuele problemen kunnen betrekking hebben op het besturingssysteem of de software. oranje De BIOS is niet actief. Controleer of de processor correct is geplaatst en start de computer opnieuw op (zie "Processor" op pagina 164).
Diagnostische lampjes Aan/uitlampje Probleembeschrijving Mogelijke oplossing oranje Er is een probleem gevonden met de opstaande geheugenkaarten of de opstaande grafische kaart. (knipperend) Ga na of de opstaande geheugenkaarten en/of opstaande grafische kaart goed in de juiste connector zijn geplaatst. Ga na of de voedingskabels goed zijn aangesloten op de opstaande geheugenkaarten en opstaande grafische kaart. Raadpleeg "Geheugen" op pagina 187 voor meer informatie.
Diagnostische lampjes Aan/uitlampje Probleembeschrijving Mogelijke oplossing oranje Er is mogelijk een Neem contact op met Dell fout in de systeemkaart voor technische opgetreden. ondersteuning (zie "Contact opnemen met Dell" op pagina 305). oranje De processorcombinatie is niet juist. Zie "Problemen oplossen" op pagina 101 en vervolgens "Processor" op pagina 164. oranje De voedingskabels zijn niet goed aangesloten. Controleer of beide voedingskabels op de systeemkaart zijn aangesloten.
Lampjespatroon Probleembeschrijving Er is mogelijk een fout opgetreden met een uitbreidingskaart. 118 Hulpprogramma's voor probleemoplossing Mogelijke oplossing 1 Ga na of er een conflict bestaat door een kaart te verwijderen (geen grafische kaart) en de computer opnieuw op te starten (zie "Kaarten" op pagina 209). 2 Als het probleem aanhoudt, plaatst u de verwijderde kaart terug, verwijdert u een andere kaart en start u de computer opnieuw op. 3 Herhaal dit proces bij elke kaart.
Lampjespatroon Probleembeschrijving Er is mogelijk een fout opgetreden met een grafische kaart. Mogelijke oplossing 1 Als de computer een grafische kaart heeft, verwijdert u deze kaart, installeert u deze opnieuw en start u de computer opnieuw op (zie "Kaarten" op pagina 209). 2 Als het probleem hiermee nog niet is opgelost, installeert u een grafische kaart en start u de computer opnieuw op.
Lampjespatroon Probleembeschrijving Er zijn geen geheugenmodules gevonden. 120 Hulpprogramma's voor probleemoplossing Mogelijke oplossing 1 Druk de geheugenmodules stevig vast om ervoor te zorgen dat de computer ermee kan communiceren (zie "Geheugen" op pagina 187). 2 Start de computer opnieuw op. 3 Als het probleem hiermee nog niet is opgelost, verwijdert u alle geheugenmodules en installeert u één geheugenmodule in de geheugenmoduleconnect or DIMM_1. 4 Start de computer opnieuw op.
Lampjespatroon Probleembeschrijving Mogelijke oplossing 7 Als de geheugenmodule binnenkomt, schakelt u de computer uit (zie "De computer uitschakelen" op pagina 153), verwijdert u de geheugenmodule en herhaalt u het proces met de resterende geheugenmodules, totdat er een geheugenfout optreedt tijdens het opstarten of de diagnostische test. Als de eerste geteste geheugenmodule defect blijkt, moet u de procedure wel herhalen met de overige modules, om te controleren of die wel in orde zijn.
Lampjespatroon 122 Probleembeschrijving Mogelijke oplossing Er zijn wel geheugenmodules opgespoord, maar er bestaat een fout met een geheugenconfiguratie of compatibiliteit. • Controleer of er geen speciale eisen zijn voor het plaatsen van geheugenmodules/connec toren (zie "Geheugen" op pagina 187). • Controleer of de geheugenmodules die u installeert, compatibel zijn met de computer (zie "Geheugen" op pagina 187). • Installeer de geheugenmodules opnieuw en start de computer opnieuw op.
Lampjespatroon Probleembeschrijving Er is mogelijk een fout opgetreden met een uitbreidingskaart. Mogelijke oplossing 1 Ga na of er een conflict bestaat door een kaart te verwijderen (geen grafische kaart) en de computer opnieuw op te starten (zie "Kaarten" op pagina 209). 2 Als het probleem aanhoudt, plaatst u de verwijderde kaart terug, verwijdert u een andere kaart en start u de computer opnieuw op. 3 Herhaal dit proces bij elke kaart.
Aan/uit-lampjes WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. Het lampje van de aan/uit-knop (tweekleurig) op de voorkant van de computer licht op en knippert of brandt ononderbroken om verschillende toestanden aan te geven: • • • • 124 Als het aan/uit-lampje uit is, is de computer uitgeschakeld of krijgt deze geen stroom.
• Als het aan/uit-lampje ononderbroken oranje is, is er een stroomprobleem of is een intern apparaat defect. – Controleer of alle voedingskabels goed zijn aangesloten op de systeemkaart (zie "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28). – Controleer of de hoofdvoedingskabel en de kabel van het frontpaneel goed op de systeemkaart zijn aangesloten (zie "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28).
Code Oorzaak 3-1-1 Registerfout slave-DMA 3-1-2 Registerfout master-DMA 3-1-3 Fout in het master interrupt mask register 3-1-4 Fout in het slave interrupt mask register 3-2-2 Interrupt vector loading-fout 3-2-4 Testfout toetsenbordcontroller 3-3-1 Stroomuitval NVRAM 3-3-2 Ongeldige NVRAM-configuratie 3-3-4 Testfout videogeheugen 3-4-1 Initialisatiefout beeldscherm 3-4-2 Screen retrace failure 3-4-3 Zoeken naar video-ROM mislukt 4-2-1 Geen timer tick 4-2-2 Afsluitfout 4-2-3 Gat
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. Als het bericht niet wordt vermeld, raadpleegt u de documentatie bij het besturingssysteem of het programma dat werd uitgevoerd toen het bericht verscheen. A FILENAME CANNOT CONTAIN ANY OF THE FOLLOWING CHARACTERS (DE VOLGENDE TEKENS MOGEN NIET VOORKOMEN IN EEN BESTANDSNAAM): \ / : * ? “ < > | — Gebruik deze tekens niet in bestandsnamen. A REQUIRED .
A L E R T ! P R E V I O U S A T T E M P T S A T B O O T I N G T H I S S YS T E M H A V E F A I L E D A T C H E C K P O I N T [ N N N N ]. F O R H E L P I N R E S O L V I N G T H I S P R O B L E M , P L E A S E N O T E T H I S C H E C K P O I N T A N D C O N T A C T D E L L TE C H N I C A L S U P P O R T ( W A A R S C H U W I N G ! E E R D E R E P O G I N G E N O M D I T S YS T E E M O P T E S T A R T E N Z I J N M I S L U K T B I J CONTROLEPUNT [NNNN].
A L E R T ! S YS T E M B A T T E R Y V O L T A G E I S L O W ( W A A R S C H U W I N G ! S P A N N I N G S YS T E E M B A T T E R I J T E L A A G ) — Vervang de batterij. Zie "De batterij vervangen" op pagina 186. ALERT! MEMORY CONFIGURATION MISMATCH. PLEASE ENTER SETUP FOR MEMORY INFORMATION DETAILS. (WAARSCHUWING! GEHEUGENCONFIGURATIE K O M T N I E T O V E R E E N . O P E N S E T U P V O O R G E H E U G E N G E G E V E N S .
C O N T R O L L E R H A S F A I L E D ( C O N T R O L L E R W E R K T N I E T ) — Zie "Problemen met stations" op pagina 102. D A T A E R R O R ( G E G E V E N S F O U T ) — Zie "Problemen met stations" op pagina 102. DECREASING AVAILABLE MEMORY (AFNEMEND BESCHIKBAAR GEHEUGEN) — Zie "Vastlopen en softwareproblemen" op pagina 105. DISKETTE DRIVE 0 SEEK FAILURE (ZOEKFOUT DISKETTESTATION) — Zie "Problemen met stations" op pagina 102.
I N S E R T B O O T A B L E M E D I A ( P L A A T S E E N O P S T A R T B A A R M E D I U M ) — Plaats een opstartdiskette of -cd, of een ander opstartbaar medium. INVALID CONFIGURATION INFORMATION - PLEASE RUN SETUP PROGRAM (ONJUISTE CONFIGURATIE-INFORMATIE - DRAAI HET SETUP-PROGRAMMA) — Open System Setup (zie "System Setup" op pagina 81) en corrigeer de computerconfiguratiegegevens. K E Y B O A R D F A I L U R E ( T O E T S E N B O R D W E R K T N I E T ) — Zie "Toetsenbordproblemen" op pagina 104.
NO BOOT DEVICE AVAILABLE (GEEN OPSTARTAPPARAAT BESCHIKBAAR) — • Als het diskettestation uw opstartapparaat is, controleert u of het opstartbare medium in het station zit. • Is de vaste schijf uw opstartapparaat, dan controleert u of de kabels zijn aangesloten en of het station juist is geïnstalleerd en als opstartapparaat is gepartitioneerd. • Open System Setup (zie "System Setup" op pagina 81) en ga na of de opstartvolgorde-informatie correct is.
O P E R A T I N G S YS T E M N O T F O U N D ( B E S T U R I N G S S YS T E E M N I E T G E V O N D E N ) — Neem contact op met Dell (zie "Contact opnemen met Dell" op pagina 305).
TI M E - O F - D A Y C L O C K S T O P P E D ( D A G T I J D K L O K I S G E S T O P T ) — TI M E - O F - D A Y N O T S E T ( T I J D N I E T I N G E S T E L D ) — Open System Setup (zie "System Setup" op pagina 81) en corrigeer de datum of de tijd. Als het probleem aanhoudt, moet u de batterij vervangen (zie "Batterij" op pagina 183). T I M E R C H I P C O U N T E R 2 F A I L E D ( F O U T I N T I M E R C H I P T E L L E R 2) — Voer Delldiagnostics (Dell-diagnostiek) uit.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. Wanneer u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) moet gebruiken Als er zich een probleem voordoet met uw computer, moet u eerst de controles beschreven in "Vastlopen en softwareproblemen" op pagina 105 doen en Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uitvoeren voordat u contact opneemt met Dell voor technische ondersteuning.
4 Als het hoofdmenu van Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) verschijnt (zie "Hoofdmenu Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 137), selecteert u de test die u wilt uitvoeren. Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de Drivers and Utilities media 1 Plaats de Drivers and Utilities media. 2 Zet de computer uit en start deze opnieuw op. Wanneer het DELL-logo verschijnt, drukt u direct op .
Hoofdmenu Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) 1 Nadat het Dell-diagnostiek is geladen en het scherm met het hoofd menu wordt weergegeven, klikt u op de knop voor de gewenste optie. Optie Functie Express Test (Snelle test) Hiermee wordt een snelle test uitgevoerd van apparaten. Deze test neemt normaliter 10 tot 20 minuten in beslag en vereist geen interactie van uw kant. Als u de snelle test eerst uitvoert, vergroot u de kans om het probleem snel op te sporen.
Tabblad Functie Results (Resultaten) Hier worden de resultaten van de test weergegeven, samen met eventuele foutcondities die zijn aangetroffen. Errors (Fouten) Geeft de aangetroffen foutcondities weer en een beschrijving van het probleem. Help Hier wordt de test beschreven en worden eventuele vereisten voor het uitvoeren van de test vermeld. Configuration (Configuratie) Hier wordt de hardwareconfiguratie beschreven voor het geselecteerde apparaat.
Diagnostische checklist Naam: Datum: Adres: Telefoonnummer: Serviceplaatje (streepjescode op de achterkant van de computer): Code voor express-service: Machtigingsnummer voor het retourneren van materiaal (mits geleverd door een medewerker van de technische ondersteuning van Dell): Besturingssysteem en versie: Apparaten: Uitbreidingskaarten: Bent u aangesloten op een netwerk? Ja Nee Netwerk, versie en netwerkadapter: Programma's en versies: Zie de documentatie van het besturingssysteem om achter de inhoud v
Hulpprogramma's voor probleemoplossing
Software opnieuw installeren Stuurprogramma's Wat is een stuurprogramma? Een stuurprogramma is een programma waarmee een apparaat, zoals een printer, muis of toetsenbord, wordt bestuurd. Voor alle apparaten is een stuurprogramma nodig. Een stuurprogramma fungeert als een vertaler voor het apparaat en de andere programma's die gebruikmaken van het apparaat. Elk apparaat beschikt over een eigen reeks speciale opdrachten die alleen door het bijbehorende stuurprogramma worden herkend.
Microsoft® Windows® XP 1 Klik op Start→ Configuratiescherm. 2 Klik onder Kies een categorie op Prestaties en onderhoud en klik op Systeem. 3 Klik in het venster Systeemeigenschappen op het tabblad Hardware en daarna op Apparaatbeheer. Microsoft Windows Vista™ 1 Klik op de knop Starten van Windows Vista rechtermuisknop op Computer. en klik daarna met de 2 Klik op Eigenschappen→ Apparaatbeheer. OPMERKING: Het venster User Account Control (Gebruikersaccountbeheer) kan verschijnen.
Windows Vista: 1 Klik op de knop Starten van Windows Vista rechtermuisknop op Computer. en klik daarna met de 2 Klik op Eigenschappen→ Apparaatbeheer. OPMERKING: Het venster User Account Control (Gebruikersaccountbeheer) kan verschijnen. Als u een beheerder op de computer bent, klikt u op Doorgaan; anders neemt u contact op met de beheerder om Apparaatbeheer te openen. 3 Klik met de rechtermuisknop op het apparaat waarvoor u een nieuw stuurprogramma hebt geïnstalleerd en klik op Eigenschappen.
Windows Vista: 1 Klik op de knop Starten van Windows Vista ondersteuning. en klik op Help en 2 Typ probleemoplosser voor hardware in het zoekveld en druk op om de zoekactie te starten. 3 Selecteer in de zoekresultaten de optie die het probleem het beste omschrijft en volg de overige stappen voor probleemoplossing.
Microsoft Windows Systeemherstel gebruiken De Windows-besturingssystemen bieden Systeemherstel, waarmee u uw computer kunt terugzetten naar een oudere toestand (zonder dat er gegevensbestanden worden verwijderd) als wijzigingen van de hardware, software of andere systeeminstellingen de computer in een ongewenste toestand hebben gebracht. Alle wijzigingen die Systeemherstel op uw computer maakt, kunnen ongedaan worden gemaakt. KENNISGEVING: Maak regelmatig een reservekopie van uw gegevensbestanden.
Het laatste systeemherstel ongedaan maken KENNISGEVING: Bewaar en sluit alvorens het laatste systeemherstel ongedaan te maken alle geopende bestanden, en sluit alle actieve programma's af. Wijzig, open en verwijder geen bestanden of programma's voordat het systeemherstel voltooid is. Windows XP: 1 Klik op Start→ Alle programma's→ Bureau-accessoires→ Systeemwerkset→ Systeemherstel. 2 Klik op Laatste herstelbewerking ongedaan maken en vervolgens op Volgende. Windows Vista: 1 Klik op Start .
Gebruik Dell PC Restore (Windows XP) of Dell Factory Image Restore (Windows Vista) alleen als laatste methode om uw besturingssysteem te herstellen. Met deze opties wordt uw vaste schijf teruggezet naar de toestand waarin deze verkeerde toen u de computer kocht. Alle programma's en bestanden die zijn toegevoegd sinds u de computer hebt ontvangen, inclusief gegevensbestanden, worden permanent van de vaste schijf verwijderd.
7 Klik, nadat de computer opnieuw is opgestart, op OK. U verwijdert PC Restore als volgt: KENNISGEVING: Als u Dell PC Restore van de vaste schijf verwijderd, wordt dit hulpprogramma permanent van de vaste schijf verwijderd. Nadat u Dell PC Restore hebt verwijderd, kunt u het niet meer gebruiken om het besturingssysteem van uw computer te herstellen. Met Dell PC Restore kunt u de vaste schijf terugzetten naar de oorspronkelijke status; de status op het moment dat u de computer kocht.
Windows Vista: Dell Factory Image Restore 1 Schakel de computer in. Druk enkele malen op wanneer het Delllogo verschijnt om toegang te krijgen tot het venster Vista Advanced Boot Options (geavanceerde opstartopties Vista). 2 Selecteer Repair Your Computer (uw computer repareren). Het venster System Recovery Options (opties voor systeemherstel) verschijnt. 3 Selecteer een toetsenbordindeling en klik op Volgende. 4 Om toegang te krijgen tot de herstelopties moet u zich als lokale gebruiker aanmelden.
De schijf met het besturingssysteem gebruiken Voordat u begint Als u van plan bent om het Windows-besturingssysteem opnieuw te installeren om een probleem met een pas geïnstalleerd stuurprogramma te verhelpen, moet u eerst Windows Vorig stuurprogramma gebruiken. Zie "Windows Vorig stuurprogramma gebruiken" op pagina 142.
3 Klik op Afsluiten als het bericht Windows installeren verschijnt. 4 Start de computer opnieuw op. Wanneer het DELL-logo verschijnt, drukt u direct op . OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt weergegeven, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft® Windows® wordt weergegeven. Daarna sluit u de computer af en probeert u het opnieuw. OPMERKING: Met de volgende stappen wordt de opstartvolgorde slechts eenmalig gewijzigd.
Software opnieuw installeren
Onderdelen toevoegen en vervangen Voordat u begint Dit hoofdstuk bevat procedures voor het verwijderen en installeren van de componenten in de computer. Tenzij anders vermeld, wordt voor elke procedure uitgegaan van de volgende condities: • U hebt de stappen van "De computer uitschakelen" op pagina 153 en "Voordat u aan de onderdelen in de computer gaat werken" op pagina 154 uitgevoerd. • U hebt de veiligheidsinstructies in de Dell™ Productinformatiegids gelezen.
Klik in het besturingssysteem Microsoft Windows Vista™ op de knop Start van Windows Vista en vervolgens op de pijl rechtsonder van het menu Start, zoals hieronder wordt weergegeven, en klik ten slotte op Afsluiten. De computer schakelt uit zodra het afsluitproces van het besturingssysteem is voltooid. 2 Ga na of de computer en alle aangesloten apparaten zijn uitgeschakeld.
1 Zorg ervoor dat het werkoppervlak vlak is en schoon om te voorkomen dat er krassen ontstaan op de computerkap. 2 Schakel de computer uit (zie "De computer uitschakelen" op pagina 153). KENNISGEVING: Wanneer u een netwerkkabel wilt ontkoppelen, moet u deze eerst van de computer loskoppelen en daarna pas van het netwerkapparaat. 3 Koppel alle telefoon- of netwerkkabels los van de computer.
3 Plaats de computer op een vlak oppervlak met de kap aan de bovenkant. 4 Trek de vergrendeling naar achteren. 1 2 3 1 kapvergrendeling 2 computerkap 3 scharnieren van de kap 5 Kijk waar de drie scharnierlipjes aan de rand van de computer zich bevinden. 6 Pak beide zijden van de kap van de computer beet en draai deze aan de scharnieren omhoog. 7 Maak de kap los van de scharnierpunten leg deze op een veilige plaats terzijde.
Het frontpaneel verwijderen WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent.
De computerkap en het frontpaneel terugplaatsen WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent.
2 Trek aan de ontgrendelingshendel van het frontpaneel en schuif het paneel naar rechts om dit vast te zetten. De computerkap terugplaatsen KENNISGEVING: De koeling van de computer kan niet correct werken als de kap is verwijderd. Probeer niet de computer op te starten voordat de kap is teruggeplaatst. 1 Controleer of alle kabels zijn aangesloten en haal kabels uit de weg. Trek de voedingskabels voorzichtig naar u toe, zodat ze niet onder de stations vast komen te zitten.
1 computerkap 2 onderkant van de computer KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 4 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. 5 Nadat u de kap geopend en gesloten hebt, geeft de chassis-open-detector, indien ingeschakeld, de eerstvolgende keer dat de computer wordt opgestart, de volgende schermmelding: WAARSCHUWING! De kap is geopend geweest.
Componenten I/O-paneel 1 2 6 3 4 5 Onderdelen toevoegen en vervangen 161
1 IEEE 1394-connector 2 USB-poorten (2) 3 diagnose-, vaste-schijftoegangs- en netwerkintegriteitlampjes 4 microfoonconnector 5 hoofdtelefoonconnector 6 connector luchttemperatuursensor in frontpaneel KENNISGEVING: De kabel van de luchttemperatuursensor in het frontpaneel moet altijd op deze connector aangesloten zijn terwijl de computer werkt om oververhitting te voorkomen. Het I/O-paneel verwijderen 1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153.
5 Draai de bevestigingsvingerschroeven los waarmee de geheugenopening vastzit en til deze uit de computer. 6 Koppel de luidsprekerkabel los van de systeemkaart. 7 Koppel de voorste ventilator en de kaartventilator los van de systeemkaart. 8 Draai de twee schroeven los die de processor- en kaartventilatorkast op zijn plaats houden en til deze uit de computer. 9 Maak de controlepaneelkabel los van de connector op het I/O-paneel door aan de kabellus te trekken.
11 Verwijder de montageschroeven uit het I/O-paneel. 12 Til het I/O-paneel uit de computer. Het I/O-paneel terugplaatsen KENNISGEVING: Zorg ervoor dat u alle kabels weer aansluit die oorspronkelijk aan het I/O-paneel waren bevestigd, anders kan uw computer problemen veroorzaken. Volg de verwijderingsprocedure ("Het I/O-paneel verwijderen" op pagina 162) in omgekeerde volgorde.
3 Draai de bevestigingsvingerschroeven los waarmee de geheugenopening vastzit en til deze uit de computer. 4 Til de geheugenventilator uit de computer om bij de koelplaatschroeven te kunnen komen. 2 1 3 1 geheugenopening 2 vingerschroeven (2) 3 geheugenventilator (alleen aanwezig in computers met opstaande geheugenkaarten) OPMERKING: Voor het losdraaien van de twee kopschroeven aan beide zijden van de koelplaat hebt u een lange Phillips-schroevendraaier nodig.
1 2 1 koelplaat 2 kopschroefbehuizing (4) KENNISGEVING: Als u een processorupgradekit van Dell installeert, moet u de oorspronkelijk koelplaat weggooien. Als u geen processor-upgradekit van Dell installeert, moet u de oorspronkelijke koelplaat weer gebruiken als u de nieuwe processor installeert. 7 Open de processorbehuizing door de hendel vanonder de middelste vergrendeling op de socket weg te schuiven. Trek de hendel dan naar achteren om de proceessor vrij te maken.
1 2 3 4 1 behuizing van de processor 2 processor 3 socket 4 ontgrendelingshendel KENNISGEVING: Raak bij het vervangen van de processor de pinnen in de socket niet aan en voorkom dat er iets op de pinnen in de socket valt. 8 Verwijder voorzichtig de processor van de socket. 9 Als u een nieuwe processor installeert, laat dan de vergrendelingshendel in de uitgetrokken stand staan, zodat u de nieuwe processor op de socket kunt plaatsen. Zie "De processor installeren" op pagina 168.
10 Verwijder de geheugenopening en de geheugenventilator. Draai de vingerschroeven vast totdat de geheugenopening stevig vastzit, zodat deze niet kan gaan schuiven wanneer de computer wordt verplaatst. 11 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten. 12 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). De processor installeren KENNISGEVING: Aard uzelf door een ongeverfd metalen oppervlak aan de achterkant van de computer aan te raken.
1 2 3 1 geheugenopening 2 vingerschroeven (2) 3 geheugenventilator (alleen aanwezig in computers met opstaande geheugenkaarten) 4 Als u een processor vervangt, moet u de bestaande processor verwijderen (zie "De processor verwijderen" op pagina 164). 5 Pak de nieuwe processor uit; pas op dat u de onderkant van de processor niet aanraakt. KENNISGEVING: U moet de processor goed in de socket plaatsen om te voorkomen dat de processor en de computer blijvende schade oplopen wanneer u de computer aanzet.
1 2 3 4 1 behuizing van de processor 2 processor 3 socket 4 ontgrendelingshendel 7 Breng de inkepingen aan de voor- en achterkant van de processor op één lijn met de inkepingen voor en achter op de socket. 8 Breng de pin-1-hoeken van de processor en de socket op één lijn.
1 7 2 3 4 5 6 1 lipje 2 processorsocket 3 middelste kapvergrendeling 4 ontgrendelingshendel socket 5 voorste inkeping 6 socket en processorpin-1-indicator 7 achterste inkeping KENNISGEVING: U voorkomt schade door de processor goed op één lijn te brengen met de socket en niet te veel kracht te gebruiken wanneer u de processor installeert. 9 Plaats de processor lichtjes in de socket en controleer of deze in de goede positie staat.
11 Draai de ontgrendelingshendel van de socket naar de socket toe en klik deze op zijn plaats om de processor vast te zetten. 12 Verwijder de koelpasta van de onderkant van de koelplaat. 13 Breng de nieuwe koelpasta aan op de bovenkant van de processor. KENNISGEVING: Als u geen processorupgradekit van Dell installeert, moet u de oorspronkelijk koelplaat opnieuw gebruiken wanneer u de processor vervangt.
1 2 1 koelplaat 2 kopschroefbehuizing (4) KENNISGEVING: De geheugenopening houdt de (optionele) opstaande geheugenkaarten op hun plaats; de vingerschroeven moeten stevig worden vastgedraaid om de opstaande kaarten vast te zetten en schade te voorkomen. 15 Plaats de geheugenopening en de geheugenventilator terug. Draai de vingerschroeven vast totdat de geheugenopening stevig vastzit, zodat deze niet kan gaan schuiven wanneer de computer wordt verplaatst.
18 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. 19 Druk op om System Setup te openen en controleer onder Processor Info of de nieuwe processor goed is geïnstalleerd.
Gelijkstroomconnector P1 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Pinnummer Signaalnaam Draadkleur Draadgrootte 1 3,3 V Oranje 18 AWG 2 3,3 V Oranje 18 AWG 3 3,3 V Oranje 18 AWG 4 COM Zwart 18 AWG 5 POK Grijs 18 AWG 6 5 VSB Paars 18 AWG 7 COM Zwart 18 AWG 8 M12 Blauw 18 AWG 9 12 VD Geel/wit 18 AWG 10 5V Rood 18 AWG 11 5V Rood 18 AWG 12 COM Zwart 18 AWG 13 COM Zwart 18 AWG 14 3,3 V Oranje 18 AWG 3,3 V SE Oranje 22 A
Pinnummer Signaalnaam Draadkleur Draadgrootte 21 FAN FAULT Bruin 18 AWG 22 5V Rood 18 AWG 23 5V Rood 18 AWG 24 COM Zwart 18 AWG Gelijkstroomconnectoren P2 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 12 VC Blauw/wit 2 12 VC Blauw/wit 3 COM Zwart 4 COM Zwart 5 12 VA Geel 6 12 VA Geel 7 COM Zwart 8 COM Zwart 9 12 VB Wit 10 12 VB Wit 11 12 VC Blauw/wit 12 COM Zwart 13 COM Zwart 14 COM Zwart 15
Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 16 COM Zwart 17 COM Zwart 18 COM Zwart 19 12 VB Wit 20 OPEN Gelijkstroomconnector P5 4 5 6 1 2 3 Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 12 VD Geel/wit 2 12 VD Geel/wit 3 12 VD Geel/wit 4 COM Zwart 5 COM Zwart 6 COM Zwart Gelijkstroomconnector P7 4 3 2 1 Onderdelen toevoegen en vervangen 177
Pinnummer Signaalnaam 18-AWGdraad 1 12 VCDC Blauw/wit 2 GND Zwart 3 GND Zwart 4 +5 V Rood Gelijkstroomconnectoren P10, P11 5 4 3 2 1 Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 +3,3 VDC Oranje 2 COM Zwart 3 +5 VDC Rood 4 COM Zwart 5 +12 VB Wit Gelijkstroomconnectoren P12, P13, P14, P15, P16, P17 Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 +3,3 VDC Oranje 2 COM Zwart 3 +5 VDC Rood 178 Onderdelen toevoegen en vervangen
Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 4 COM Zwart 5 +12 VC Blauw/wit Gelijkstroomconnector P18 4 5 6 1 2 3 Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 12 VE Blauw/geel 2 12 VE Blauw/geel 3 12 VE Blauw/geel 4 COM Zwart 5 COM Zwart 6 COM Zwart Gelijkstroomconnector P19 5 6 7 8 1 2 3 4 Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 COM Zwart 2 12 VD Geel/wit 3 12 VD Geel/wit 4 3,3 V Oranje Onderdelen toevoegen en vervangen 179
Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 5 COM Zwart 6 COM Zwart 7 COM Zwart 8 3,3 V Oranje Gelijkstroomconnector P22, P23 1 2 Pinnummer Signaalnaam 20-AWG-draad 1 12 VA Geel 2 COM Zwart Gelijkstroomconnector P24 5 6 7 8 1 2 3 4 Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 12 VE Blauw/geel 2 12 VE Blauw/geel 3 12 VE Blauw/geel 4 COM Zwart 5 COM Zwart 6 COM Zwart 7 COM Zwart 8 COM Zwart 180 Onderdelen toevoegen en vervangen
Gelijkstroomconnector FDD Pinnummer Signaalnaam 18-AWG-draad 1 5V Rood 2 COM Zwart 3 COM Zwart 4 12 VC Blauw/wit De voeding verwijderen WAARSCHUWING: Voordat u de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent.
1 1 bevestigingsschroeven van de voeding (4) 5 Schuif de voeding ongeveer 2,5 cm naar de voorkant van de computer. 6 Til de voeding uit de computer.
De voeding terugplaatsen 1 Schuif de voeding op zijn plaats. 2 Maak de vier schroeven weer vast waarmee de voeding tegen de achterkant van het chassis is bevestigd. 3 Sluit de gelijkstroomkabels weer aan. 4 Sluit op de computer de voedingskabels weer aan op de zijkant van de vaste schijf. 5 Geleid de kabels onder de lipjes door en druk op de lipjes om ze boven de kabels te sluiten. 6 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159).
Informatie over de batterij Een knoopcelbatterij handhaaft informatie over computerconfiguratie, datum en tijd. De batterij gaat enkele jaren mee.
Dee batterij verwijderen 1 Noteer de configuratiegegevens in System Setup (zie "System Setup" op pagina 81) als u dat nog niet hebt gedaan. 2 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. WAARSCHUWING: De computer is zwaar (hij weegt minimaal ongeveer 24,9 kg) en kan daardoor moeilijk te hanteren zijn. Vraag om hulp voordat u de pc wilt tillen, verplaatsen of kantelen; hiervoor zijn bij deze computer twee personen nodig.
1 2 4 3 1 systeembatterij 2 batterijsocketlipje 3 pluskant van de batterijconnector 4 batterijsocket 7 Doe de oude batterij bij het chemisch afval. Raadpleeg voor meer informatie uw Productinformatiegids. De batterij vervangen 1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. WAARSCHUWING: De computer is zwaar (hij weegt minimaal ongeveer 24,9 kg) en kan daardoor moeilijk te hanteren zijn.
KENNISGEVING: U voorkomt schade aan de batterijconnector door deze goed te ondersteunen terwijl u de batterij vervangt. 5 Ondersteun de batterijconnector door stevig op de pluskant te drukken. 6 Houd de batterij met de "+" naar boven en schuif deze dan onder de bevestigingslipjes aan de pluskant van de connector. 7 Druk de batterij recht omlaag in de connector, tot deze op zijn plaats klikt. 8 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap verwijderen" op pagina 155).
FBD in een set van vier kan bijvoorbeeld staan: 1G 2R x8, waarin 1G staat voor de grootte van het geheugenmodule, 2R staat voor het aantal ranks en x8 de organisatie weergeeft. KENNISGEVING: Warmteverspreiders op volle lengte (FLHS) zijn voor alle geheugens vereist. 1 1 2 volledig gebufferde DIMM 2 informatielabel Geheugen installeren Volledig gebufferde DDR2-geheugenmodules kinnen ook in paren van twee worden geïnstalleerd, de computer werkt dan ook, maar levert iets lagere prestaties.
Geheugen adresseren bij configuraties met 4 GB of meer (alleen 32-bits besturingssystemen) Deze computer ondersteunt maximaal 32 GB geheugen wanneer er acht 4-GB DIMM's zijn geïnstalleerd. Huidige 32-bit besturingssystemen, zoals Microsoft® Windows® XP en Windows Vista kunnen maximaal 4 GB adresruimte gebruiken; de hoeveelheid geheugen die beschikbaar is voor het besturingssysteem is echter geringer dan wat is geïnstalleerd.
Geheugen verwijderen zonder opstaande geheugenkaarten WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent.
1 2 3 1 geheugenopening 3 geheugenventilator 2 vingerschroeven (2) 4 Let op de positie van de geheugenventilator, til deze van de ventilatorondersteuningsconstructie af en leg deze terzijde.
1 2 1 geheugenventilator 2 ondersteuningsconstructie geheugenventilator WAARSCHUWING: Volledig gebufferde geheugenmodules kunnen erg heet worden bij normaal gebruik. Zorg dat de geheugenmodules voldoende zijn afgekoeld voordat u deze aanraakt. 5 Druk de borgklemmen aan de uiteinden van de geheugenmoduleconnector naar buiten. 6 Pak de module beet en trek deze omhoog. Als de module moeilijk te verwijderen is, beweegt u deze voorzichtig heen en weer om deze uit de connector te verwijderen.
2 1 3 1 geheugenopening 3 geheugenventilator 2 vingerschroeven (2) KENNISGEVING: De geheugenopening houdt de (optionele) opstaande geheugenkaarten op hun plaats; de vingerschroeven moeten stevig worden vastgedraaid om de opstaande kaarten vast te zetten en schade te voorkomen. 8 Plaats de geheugenopening terug. Draai de vingerschroeven vast totdat de geheugenopening stevig vastzit, zodat deze niet kan gaan schuiven wanneer de computer wordt verplaatst.
Geheugen installeren (met optionele opstaande geheugenkaarten) KENNISGEVING: De geheugenopening houdt de (optionele) opstaande geheugenkaarten op hun plaats; de vingerschroeven moeten stevig worden vastgedraaid om de opstaande kaarten vast te zetten en schade te voorkomen. De vier opstaande geheugenkaart die u bij uw computer hebt ontvangen, zijn in paren aan elkaar gekoppeld. Probeer niet de opstaande geheugenkaarten van elkaar los te koppelen.
Installeer geheugenmodules in de volgorde van hun labels op de systeemkaart; bijeenhorende sets van vier moeten eerst in DIMM_1 op elke kaart worden geïnstalleerd en daarna in DIMM_2 op elke kaart, enzovoort. KENNISGEVING: Installeer geen niet-ECC, ongebufferde of niet volledig gebufferde geheugenmodules. Dan start de computer mogelijk niet meer op.
2 1 1 geheugenopening 2 vingerschroeven (2) 3 Draai de bevestigingsvingerschroeven los waarmee de geheugenopening vastzit en til deze uit de computer. WAARSCHUWING: Volledig gebufferde geheugenmodules kunnen erg heet worden bij normaal gebruik. Zorg dat de geheugenmodules voldoende zijn afgekoeld voordat u deze aanraakt.
1 2 3 1 voedingskabelconnectoren (4) 2 geheugenconnectoren (4) 3 borgklemmen (2) 4 Koppel de voedingskabel los van de opstaande geheugenkaarten 1 en 2. 5 Pak de opstaande geheugenkaart 1 bij de hoeken vast en til deze samen met de daaraan bevestigde kaart 2 uit de sleuven DIMM_1 en DIMM_2 op de systeemkaart. Als de kaart moeilijk te verwijderen is, beweegt u deze voorzichtig heen en weer om deze uit de connector te verwijderen.
1 2 1 opstaande geheugenkaarten 1 en 2 2 opstaande geheugenkaarten 3 en 4 6 Koppel de voedingskabels los van de opstaande geheugenkaarten 3 en 4. 7 Pak de opstaande geheugenkaart 3 bij de hoeken vast en til deze samen met de daaraan bevestigde kaart 4 uit de geheugenmoduleconnectoren DIMM_3 en DIMM_4 op de systeemkaart. Als de kaart moeilijk te verwijderen is, beweegt u deze voorzichtig heen en weer om deze uit de connector te verwijderen.
OPMERKING: Breng de geheugenmodule voorzichtig op één lijn om ervoor te zorgen dat deze in de juiste richting wijst; FDB's op opstaande geheugenkaarten 1 en 2 moeten in een andere richting wijzen dan die op opstaande kaarten 3 en 4. 9 Breng de inkeping aan de onderkant van de module op één lijn met de horizontale streep in de connector.
11 Zorg ervoor dat opstaande geheugenkaart 3 boven connector DIMM_3 op de systeemkaart en opstaande geheugenkaart 4 boven connector DIMM_4 op de systeemkaart komt te zitten. Lijn de inkeping aan de onderkant van elke opstaande kaart uit met de horizontale streep in elke connector op de systeemkaart. 12 Steek de opstaande kaarten in de connectoren totdat beide opstaande kaarten op hun plaats klikken.
15 Steek de opstaande kaarten in de connectoren totdat beide opstaande kaarten op hun plaats klikken. OPMERKING: Als de voedingskabel van een opstaande geheugenkaart niet is aangesloten, start de computer niet op. 16 Sluit de voedingskabels weer aan op de opstaande geheugenkaarten 1 en 2.
19 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. 20 Druk op om System Setup te openen en controleer de waarden die worden vermeld onder Memory Info (geheugeninfo). De waarde bij Installed Memory (geïnstalleerd geheugen) moet zijn gewijzigd en ook het nieuw geïnstalleerde geheugen weergeven. Controleer de nieuwe totale waarde. Als deze correct is, gaat u naar stap 22.
WAARSCHUWING: De computerstandaard moet altijd geïnstalleerd zijn om voor een maximale stabiliteit te zorgen. Als de standaard niet wordt geïnstalleerd, kan de computer omvallen, wat kan leiden tot lichamelijk letsel of beschadiging van de computer. 2 Verwijder de computerkap (zie "De computerkap verwijderen" op pagina 155). 2 1 1 geheugenopening 2 vingerschroeven (2) 3 Draai de bevestigingsvingerschroeven los waarmee de geheugenopening vastzit en til deze uit de computer.
1 2 3 1 voedingskabelconnectoren (4) 2 geheugenmoduleconnectoren (4) 3 borgklemmen (2) 5 Pak de opstaande geheugenkaart 1 bij de hoeken vast en til deze samen met de daaraan bevestigde kaart 2 uit de geheugenmoduleconnectoren DIMM_1 en DIMM_2 op de systeemkaart. Als de kaart moeilijk te verwijderen is, beweegt u deze voorzichtig heen en weer om deze uit de connector te verwijderen.
1 2 1 opstaande geheugenkaarten 1 en 2 2 opstaande geheugenkaarten 3 en 4 6 Koppel de voedingskabels los van de opstaande geheugenkaarten 3 en 4.
1 2 3 1 voedingskabelconnectoren (4) 2 geheugenmoduleconnectoren (4) 3 borgklemmen (2) 7 Pak de opstaande geheugenkaart 3 bij de hoeken vast en til deze samen met de daaraan bevestigde kaart 4 uit de geheugenmoduleconnectoren DIMM_3 en DIMM_4 op de systeemkaart. Als de kaart moeilijk te verwijderen is, beweegt u deze voorzichtig heen en weer om deze uit de connector te verwijderen. WAARSCHUWING: Volledig gebufferde geheugenmodules kunnen erg heet worden bij normaal gebruik.
10 Zorg ervoor dat opstaande geheugenkaart 3 boven connector DIMM_3 op de systeemkaart en opstaande geheugenkaart 4 boven connector DIMM_4 op de systeemkaart komt te zitten. Lijn de inkeping aan de onderkant van elke opstaande kaart uit met de horizontale streep in elke connector op de systeemkaart. 11 Steek de opstaande kaarten in de connectoren totdat beide opstaande kaarten op hun plaats klikken.
14 Steek de opstaande kaarten in de connectoren totdat beide opstaande kaarten op hun plaats klikken. OPMERKING: Als de voedingskabel van een opstaande geheugenkaart niet is aangesloten, start de computer niet op. 15 Sluit de voedingskabels aan op de opstaande geheugenkaarten 1 en 2. KENNISGEVING: De geheugenopening houdt de (optionele) opstaande geheugenkaarten op hun plaats; de vingerschroeven moeten stevig worden vastgedraaid om de opstaande kaarten vast te zetten en schade te voorkomen.
18 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. Kaarten WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent.
Als u een PCI-, PCI Express- of PCI-X-kaart wilt installeren of vervangen, raadpleegt u "Een uitbreidingskaart installeren" op pagina 210. Als u een PCI-, PCI Express- of PCI-X-kaart wilt verwijderen zonder deze te vervangen, raadpleegt u "Een uitbreidingskaart verwijderen" op pagina 218.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje 4 Druk het lipje op de bovenkant van de kaartvasthouder in de juiste kaartsleuf omhoog en draai de kaartvasthouder terug via de chassiswand.
1 2 1 ontgrendellipje 2 kaartvasthouder 5 Als u een nieuwe kaart installeert, verwijdert u eerst de beugels om een kaartsleuf te openen. Ga vervolgens verder met stap 7. KENNISGEVING: Vergeet niet het vergrendelingslipje te ontgrendelen om de kaart los te maken. Als de kaart niet op de juiste wijze wordt verwijderd, kan de systeemkaart worden beschadigd.
7 Maak de kaart gereed voor installatie. Zie de documentatie die met de kaart is meegeleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of andere aanpassingen voor uw computer. WAARSCHUWING: Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze zijn verbonden met een netwerk. U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u een kaart installeert.
4 1 3 2 1 beugel binnen de sleuf 2 beugel buiten de sleuf 3 correct geplaatste kaart 4 kaart niet volledig geplaatst 11 Voordat u de kaartvasthouder weer naar zijn plaats draait, moet u controleren of: • De bovenkant van alle kaarten en beugels zich op één lijn bevindt met de uitlijningsstreep. • De inkeping boven in de kaart of beugel goed op de geleider aansluit.
2 3 1 4 1 kaartvasthouder 2 uitlijningsstreep 3 uitlijningsgeleider Voor extra veiligheid kunt u de uitlijningsgeleider verwijderen (een schroef ondersteboven) en deze met de rechterkant omhoog vastschroeven om de kaart vast te zetten. 4 beugel 12 Draai de kaartvasthouder totdat deze op zijn plaats klikt. KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten achter de kaarten. Kabels die achter de kaarten lopen kunnen de apparatuur beschadigen.
1 2 1 ontgrendellipje 2 kaartvasthouder 13 Sluit alle kabels aan die verbonden moeten zijn met de kaart. Raadpleeg de documentatie die bij de kaart werd geleverd voor informatie over de kabelaansluitingen op de kaart. 14 Druk de kaartvasthouder terug in zijn oorspronkelijke positie en druk deze omlaag totdat deze op zijn plaats klikt.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje 15 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten. KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het netwerkapparaat en vervolgens op de computer. 16 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159) en steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan.
17 Als u een geluidskaart hebt geïnstalleerd: a Open System Setup, selecteer Integrated Audio (geïntegreerde audio) en wijzig de instelling in Off (uit). b Sluit externe audioapparaten aan op de connectoren van de geluidskaart. Sluit geen externe audioapparaten aan op de microfoon-, speaker/hoofdtelefoon- of line in-connectoren op het achterpaneel.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje 3 Druk de lipjes aan de uiteinden van de kaartvasthouder in en til deze uit de computer. 4 Druk het lipje op de bovenkant van de kaartvasthouder in de juiste kaartsleuf omhoog en draai de kaartvasthouder terug via de chassiswand.
1 2 1 ontgrendellipje 2 kaartvasthouder KENNISGEVING: Vergeet niet het vergrendelingslipje te ontgrendelen om de kaart los te maken. Als de kaart niet op de juiste wijze wordt verwijderd, kan de systeemkaart worden beschadigd. 5 Verwijder de kaart: a Koppel indien nodig alle op de kaart aangesloten kabels los. b Als de kaart een volle-lengte kaart is, drukt u het ontgrendellipje aan het uiteinde van de uitleidingsgeleiders op de ventilatorbeugel in.
7 Voordat u de kaartvasthouder weer naar zijn plaats draait, moet u controleren of: • De bovenkant van alle kaarten en beugels zich op één lijn bevindt met het de uitlijningsstreep. • De inkeping boven in de kaart of beugel goed op de geleider aansluit. OPMERKING: Voor extra veiligheid kunt u de uitlijningsgeleider verwijderen (een schroef ondersteboven) en deze met de rechterkant omhoog vastschroeven om de kaart vast te zetten.
KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten achter de kaarten. Kabels die achter de kaarten lopen kunnen de apparatuur beschadigen. 8 Sluit alle kabels aan die verbonden moeten zijn met de kaart. Raadpleeg de documentatie die bij de kaart werd geleverd voor informatie over de kabelaansluitingen op de kaart. 9 Draai de kaartvasthouder terug naar zijn oorspronkelijke positie en druk het uiteinde in totdat het lipje op zijn plaats klikt.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het netwerkapparaat en vervolgens op de computer. 14 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159) en steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. 15 Deïnstalleer het stuurprogramma van de verwijderde kaart. Raadpleeg de documentatie die bij de kaart werd geleverd.
a Open System Setup, selecteer Integrated NIC (geïntegreerde NIC) en wijzig de instelling in On (aan). b Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkadapterconnector op het achterpaneel van de computer. Een PCI Express grafische kaart verwijderen uit een SLI-configuratie Dit gedeelte heeft alleen betrekking op systemen waarbij de grafische kaarten zijn geconfigureerd om in de SLI-modus te werken.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje 3 Druk de lipjes aan de uiteinden van de kaartvasthouder in en til deze uit de computer. 4 Houd beide grafische kaarten voorzichtig met één hand vast en verwijder met uw andere hand de grafische-kaartbrug (indien aanwezig) door deze omhoog en uit de computer te trekken. Leg de brug terzijde.
1 2 3 1 grafische-kaartbrug (niet aanwezig bij sommige configuraties met dubbele grafische kaart) 3 dual-PCI Express grafische kaarten 2 voedingskabelconnectoren (2) 5 Koppel alle op de kaart aangesloten kabels los. 6 Druk het lipje op de bovenkant van de kaartvasthouder in de juiste kaartsleuf omhoog en draai de kaartvasthouder terug via de chassiswand.
1 2 1 ontgrendellipje 2 kaartvasthouder 7 Verwijder de kaart: a Koppel indien nodig alle op de kaart aangesloten kabels los. b Als de kaart een volle-lengte kaart is, drukt u het ontgrendellipje aan het uiteinde van de uitleidingsgeleiders op de ventilatorbeugel in. c Als de connector is voorzien van een ontgrendellipje, houdt u dit lipje ingedrukt waarna u de kaart aan de bovenste hoeken beetpakt en deze voorzichtig uit de connector trekt.
1 2 3 1 PCI Express x16-kaart 3 PCI Express x16-kaartsleuf 2 borglipje 8 Als u de kaart vervangt, raadpleegt u "PCI Express grafische kaarten in een dubbele configuratie gebruiken" op pagina 232. Plaats een vulbeugel in de lege kaartsleufopening als u de kaart niet vervangt. OPMERKING: Het plaatsen van vulbeugels voor lege kaartsleufopeningen is nodig in verband met het FCC-certificaat van de computer. De beugels houden ook stof en vuil tegen.
4 1 3 2 1 beugel binnen de sleuf 2 beugel buiten de sleuf 3 kaart correct geplaatst 4 kaart niet volledig geplaatst KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten achter de kaarten. Kabels die achter de kaarten lopen kunnen de apparatuur beschadigen. 10 Sluit alle kabels aan die verbonden moeten zijn met de kaart. Raadpleeg de documentatie die bij de kaart werd geleverd voor informatie over de kabelaansluitingen op de kaart.
1 2 1 ontgrendellipje 2 kaartvasthouder 12 Druk de kaartvasthouder terug in zijn oorspronkelijke positie en druk deze omlaag totdat deze op zijn plaats klikt.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 13 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159) en steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan.
PCI Express grafische kaarten in een dubbele configuratie gebruiken OPMERKING: Als u wilt upgraden naar of downgraden vanaf een configuratie met dubbele grafische kaart, hebt u aanvullende onderdelen nodig die u bij Dell kunt bestellen. Zie "Contact opnemen met Dell" op pagina 305. Dit gedeelte is alleen van toepassing op dubbele configuraties met PCI Express grafische kaarten.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje 3 Druk de lipjes aan de uiteinden van de kaartvasthouder in en til deze uit de computer. 4 Druk het lipje op de bovenkant van de kaartvasthouder in de juiste kaartsleuf omhoog en draai de kaartvasthouder terug via de chassiswand.
1 2 1 ontgrendellipje 2 kaartvasthouder 5 Als u een kaart vervangt, raadpleegt u "Een PCI Express grafische kaart verwijderen uit een SLI-configuratie" op pagina 224. 6 Maak de kaart gereed voor installatie. Zie de documentatie die met de kaart is meegeleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of andere aanpassingen voor uw computer. 7 Als de kaart een volle-lengte kaart is, lijnt u deze uit tussen de plastic kaartgeleiders op de kaartventilator.
1 2 3 1 PCI Express x16-kaart 3 PCI Express x16-kaartsleuf 2 borglipje KENNISGEVING: Vergeet niet het vergrendelingslipje te ontgrendelen voordat u de kaart plaatst. Als de kaart niet correct wordt geïnstalleerd, kan de systeemkaart beschadigd raken. 9 Trek voorzichtig aan het vergrendelingslipje (indien aanwezig) en plaats de kaart in de connector. Druk de kaart stevig aan totdat deze volledig in de sleuf vastzit.
4 1 3 2 1 beugel binnen de sleuf 2 beugel buiten de sleuf 3 kaart correct geplaatst 4 kaart niet volledig geplaatst KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten achter de kaarten. Kabels die achter de kaarten lopen kunnen de apparatuur beschadigen. 11 Sluit alle kabels aan die verbonden moeten zijn met de kaart. Raadpleeg de documentatie die bij de kaart werd geleverd voor informatie over de kabelaansluitingen van de kaart.
1 2 1 ontgrendellipje 2 kaartvasthouder 13 Druk de kaartvasthouder terug in zijn oorspronkelijke positie en druk deze omlaag totdat deze op zijn plaats klikt.
1 2 1 kaartvasthouder 2 lipje KENNISGEVING: Een verkeerd aangesloten voedingskabel op de grafische kaart kan leiden tot slechtere grafische prestaties. 14 Sluit de voedingskabel aan op de voedingskabelconnector op de kaart. Raadpleeg de documentatie die bij de kaart werd geleverd voor informatie over de kabelaansluitingen op de kaart.
1 2 3 1 grafische-kaartbrug (niet aanwezig bij sommige configuraties met dubbele grafische kaart) 3 dual-PCI Express grafische kaarten 2 voedingskabelconnectoren (2) KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 16 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159) en steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan.
1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. WAARSCHUWING: De computer is zwaar (hij weegt minimaal ongeveer 24,9 kg) en kan daardoor moeilijk te hanteren zijn. Vraag om hulp voordat u de pc wilt tillen, verplaatsen of kantelen; hiervoor zijn bij deze computer twee personen nodig. Til de pc correct op om letsel te voorkomen; buig niet voorover bij het optillen. Zie de Productinformatiegids voor andere belangrijke veiligheidsinformatie.
1 2 1 schroeven 2 opstaande grafische kaart De optionele opstaande grafische kaart vervangen OPMERKING: Als u wilt upgraden naar of downgraden vanaf een configuratie met dubbele grafische kaart (met de opstaande grafische kaart), hebt u aanvullende onderdelen nodig die u bij Dell kunt bestellen. Zie "Contact opnemen met Dell" op pagina 305. Volg de stappen voor het verwijderen van de opstaande grafische kaart in omgekeerde volgorde.
Stations Deze computer ondersteunt: • Maximaal vier SAS (serial-attached SCSI) vaste schijven en één seriële ATA (SATA) vaste schijf, of maximaal vijf SATA vaste schijven • Maximaal drie optische stations (als er geen diskettestation, mediakaartlezer of vaste schijf is geïnstalleerd in een 5,25-inch compartiment) • Eén diskettestation • Eén mediakaartlezer 3 1 2 242 Onderdelen toevoegen en vervangen
1 vier 5,25-inch stationscompartimenten (kunnen een optische station, diskettestation, mediakaartlezer of SATA vaste schijf in een speciale stationshouder bevatten) 2 speciaal stationspaneel en -inzetstuk voor een diskettestation/mediakaartlezer OPMERKING: De 5,25-inch houder voor een mediakaartlezer/diskettestation is niet uitwisselbaar met de vasteschijfhouder.
Voedingskabelconnectoren 2 1 1 voedingskabel 2 voedingskabelconnector Pak voor het aansluiten van een SAS- of SATA-kabel de kabel aan de connectoren aan de uiteinden vast en duw deze met kracht in de connector. Wanneer u een seriële SAS- of SATA-kabel loskoppelt, houd u de kabel vast aan de connector aan elk uiteinde en trekt u tot de kabel loskomt.
SAS-gegevenskabelconnectoren 2 1 3 4 5 1 voedingskabel 2 SAS-gegevenskabel 3 interposer 4 SAS-station 5 HDD-connector Onderdelen toevoegen en vervangen 245
Gegevenskabelconnectoren op controllerkaart 5 2 1 3 6 4 1 SAS-gegevenskabelconnector 2 voedingskabelconnector 3 interposer 4 SAS-station 5 SAS-connector 6 optionele PCI Express SAScontrollerkaart Vaste schijf KENNISGEVING: Probeer geen SAS vaste schijf in een 5,25-inch stationscompartiment te installeren. Deze stationscompartimenten ondersteunen alleen een SATA vaste schijf, een optisch station, een diskettestation of een mediakaartlezer.
Een vaste schijf verwijderen (vaste-schijfcompartimenten 1-4) WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent. 1 Als u een vaste schijf vervangt die gegevens bevat die u wilt bewaren, maak dan een reservekopie van uw bestanden voordat u daarmee begint.
2 1 3 248 1 voedingskabel 3 HDD-connector 2 Onderdelen toevoegen en vervangen gegevenskabel
2 3 1 4 1 voedingskabel 2 gegevenskabel 3 SAS Interposer connector 4 HDD-connector 7 Druk de blauwe lipjes aan beide zijden van de vaste-schijfbeugel naar elkaar toe en schuif de schijf omhoog uit het vaste-schijfcompartiment.
1 2 3 1 blauwe lipjes (2) 3 vaste-schijfcompartiment 2 vaste schijf 8 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten. 9 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 10 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan.
Een vaste schijf installeren (vaste-schijfcompartimenten 1-4) WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent. 1 Pak de vervangende vaste schijf uit en maak deze klaar voor installatie.
4 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. WAARSCHUWING: De computer is zwaar (hij weegt minimaal ongeveer 24,9 kg) en kan daardoor moeilijk te hanteren zijn. Vraag om hulp voordat u de pc wilt tillen, verplaatsen of kantelen; hiervoor zijn bij deze computer twee personen nodig. Til de pc correct op om letsel te voorkomen; buig niet voorover bij het optillen. Zie de Productinformatiegids voor andere belangrijke veiligheidsinformatie.
1 2 1 vaste schijf 2 vasteschijfcompartiment 8 Sluit de voedingskabel aan op de schijf. 9 Sluit een uiteinde van de gegevenskabel aan op de vaste schijf. 10 Als u een controllerkaart voor add-in opslag gebruikt, moet u het andere uiteinde aansluiten op de add-in opslag controllerkaart. Sluit anders de gegevenskabel aan op een HDD-connector op de systeemkaart. KENNISGEVING: Zorg ervoor dat u vaste schijven alleen aansluit op de connectoren op de systeemkaart met de aanduiding HDD.
2 1 3 254 1 voedingskabel 3 HDD-connector 2 Onderdelen toevoegen en vervangen gegevenskabel
2 3 1 4 1 voedingskabel 2 gegevenskabel 3 SAS Interposer connector 4 HDD-connector 11 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten. 12 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer.
13 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. Raadpleeg de documentatie die bij de schijf wordt geleverd voor instructies voor het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van de vaste schijf. 14 Als u zojuist de primaire schijf hebt geïnstalleerd, plaatst u een opstartbare diskette in station A. 15 Schakel de computer in. 16 Open System Setup en werk de juiste optie voor Drive (station) bij (zie "System Setup" op pagina 81).
2 Verwijder de computerkap (zie "De computerkap verwijderen" op pagina 155). 3 Verwijder het stationspaneel (zie "Het stationspaneel verwijderen" op pagina 264). 4 Koppel de voedingskabel aan de achterkant van de vaste schijf los. 5 Koppel de gegevenskabel los van de achterkant van de vaste schijf en van de connector op de systeemkaart.
1 gegevenskabel 2 voedingskabel 3 gegevenskabel 4 SATA-connector op systeemkaart 5 optionele SATA vaste schijf OPMERKING: De optionele vijfde SATA vaste schijf kan in elk van de 5,25-inch stationscompartimenten worden geïnstalleerd. 6 Verschuif de schuifplaathendel om de borstschroef vrij te maken en schuif de vaste-schijfhouder uit het onderste 5,25-inch stationscompartiment.
1 schuifplaathendel 2 optionele vijfde vaste schijf OPMERKING: De optionele vijfde SATA vaste schijf kan in elk van de 5,25-inch stationscompartimenten worden geïnstalleerd. 7 Druk de blauwe lipjes aan beide zijden van de vaste-schijfbeugel naar elkaar toe en schuif de schijf omhoog uit de vaste-schijfhouder. 8 Leg de schijf en de houder op een veilige plaats terzijde. 9 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten.
2 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. WAARSCHUWING: De computer is zwaar (hij weegt minimaal ongeveer 24,9 kg) en kan daardoor moeilijk te hanteren zijn. Vraag om hulp voordat u de pc wilt tillen, verplaatsen of kantelen; hiervoor zijn bij deze computer twee personen nodig. Til de pc correct op om letsel te voorkomen; buig niet voorover bij het optillen. Zie de Productinformatiegids voor andere belangrijke veiligheidsinformatie.
7 Schuif de vaste schijf met de beugel in de vaste-schijfhouder. 1 2 1 vaste-schijfhouder 2 vaste schijf in vaste-schijfbeugel 8 Schuif de vaste-schijfhouder in het 5,25-inch compartiment tot deze stevig vastzit.
1 2 1 schuifplaathendel 2 vaste-schijfhouder met vaste schijf OPMERKING: De optionele vijfde SATA vaste schijf kan in elk van de 5,25-inch stationscompartimenten worden geïnstalleerd. 9 Sluit de voedingskabel aan op de vaste schijf. 10 Sluit de gegevenskabel aan op de achterkant van het station en op de connector op de systeemkaart.
1 2 3 4 1 gegevenskabel 2 voedingskabel 3 gegevenskabel 4 SATA2-connector op systeemkaart 11 Controleer alle connectoren om er zeker van te zijn dat de kabels stevig vastzitten. 12 Plaats het stationspaneel terug (zie "Het stationspaneel vervangen" op pagina 268). 13 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159).
KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 14 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. Raadpleeg de documentatie die bij de schijf wordt geleverd voor instructies voor het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van de vaste schijf.
2 Verwijder de computerkap (zie "De computerkap verwijderen" op pagina 155). 3 Druk de hendel van de schuifplaat naar de onderkant van de computer tot het paneel openspringt. 1 2 4 3 1 schuifplaathendel 2 schuifplaat 3 stationspaneel 4 lipjes stationspaneel 4 Draai het stationspaneel naar buiten en til het uit de scharnieren. 5 Leg het stationspaneel op een veilige plaats terzijde.
Een stationspaneelinzetstuk verwijderen KENNISGEVING: Stationspaneelinzetstukken kunnen schroeven aan de binnenkant hebben. U kunt deze schroeven aan nieuwe schijven bevestigen die geen schroeven hebben. 1 Verwijder het stationspaneel (zie "Het stationspaneel verwijderen" op pagina 264). KENNISGEVING: U voorkomt dat het lipje van het stationspaneelinzetstuk afbreekt door het inzetstuk niet verder dan ongeveer 1 cm van het stationspaneel vandaan te trekken voordat u het lipje uit de sleuf schuift.
1 2 1 stationspaneelinzetstuk 2 ontgrendelingslipjes stationspaneelinzetstuk (2) 3 Schuif het lipje van het stationspaneelinzetstuk uit de sleuf. 4 Leg het inzetstuk op een veilige plaats terzijde. Een stationspaneelinzetstuk vervangen 1 Schuif het lipje van het inzetstuk in de sleuf.
1 2 4 3 1 stationspaneel 2 stationspaneelinzetstuk 3 ontgrendelingslipjes stationspaneelinzetstuk (2) 4 lipje stationspaneelinzetstuk in sleuf 2 Knijp de lipjes van het stationspaneelinzetstuk samen en draai het stationspaneelinzetstuk op zijn plaats. 3 Zorg ervoor dat het stationspaneelinzetstuk goed op zijn plaats zit. Het stationspaneel vervangen 1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153.
2 Lijn de tabs van het stationspaneel uit met de scharnieren van de zijdeur. 2 1 3 1 schuifplaathendel 3 stationspaneel 2 schuifplaat 3 Draai het stationspaneel naar de computer totdat dit op zijn plaats klikt. 4 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). Raadpleeg de documentatie die bij de schijf wordt geleverd voor instructies voor het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van de vaste schijf.
Diskettestation WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de procedures in dit gedeelte. WAARSCHUWING: U voorkomt elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te halen voordat u de kap opent. KENNISGEVING: U voorkomt schade door statische elektriciteit aan de onderdelen in de computer door uw lichaam van statische elektriciteit te ontdoen voordat u een van de elektronische onderdelen van de computer aanraakt.
2 1 3 1 voedingskabel 2 3 diskettestationconnector (DSKT) gegevenskabel 6 Schuif de schuifplaathendel naar rechts om de borstschroef vrij te maken en schuif de stationshouder uit het stationscompartiment.
1 1 diskettestation 2 2 diskettehouder 7 Druk de hendel aan de kant van de stationshouder omlaag en trek het station naar buiten. 8 Als u geen ander station in het compartiment plaatst: a Installeer de lege stationshouder door deze terug te schuiven in het stationscompartiment totdat deze op zijn plaats klikt. Als u later een andere diskette of mediakaartlezer in die stationshouder wilt installeren, kunt u dit in de stationshouder plaatsen zonder de houder uit het compartiment te halen.
9 Zie de juiste installatie-instructies als u een extra station in het stationscompartiment installeert. 10 Plaats het stationspaneel terug (zie "Het stationspaneel vervangen" op pagina 268). 11 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 12 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan.
1 2 1 diskettestation 2 schroeven (4) 7 Als een lege 3,5-inch stationshouder in het stationscompartiment is geïnstalleerd, schuift u het diskettestation in de stationshouder totdat deze op zijn plaats klikt. Anders: 274 a Schuif de diskette in de 3,5-inch stationshouder totdat deze op zijn plaats klikt. b Schuif de stationshouder daarna in het stationscompartiment totdat deze op zijn plaats klikt, terwijl u de hendel aan de linkerkant van de stationshouder omlaag drukt.
1 1 diskettestation 2 2 diskettehouder 8 Sluit de voedings- en de gegevenskabel aan op het diskettestation. 9 Sluit het andere uiteinde van de gegevenskabel aan op de connector van de systeemkaart genaamd "DKST". Raadpleeg "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28 voor de locatie van de connector op de systeemkaart.
2 1 3 1 voedingskabel 3 diskettestationconnector (DSKT) 2 gegevenskabel 10 Controleer alle kabelaansluitingen en leg de kabels uit de weg om te voorkomen dat ze de ventilator en de koelventilatieopeningen blokkeren. 11 Plaats het stationspaneel terug (zie "Het stationspaneel vervangen" op pagina 268). 12 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159).
13 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan. Raadpleeg de documentatie die bij de schijf wordt geleverd voor instructies voor het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van de vaste schijf. 14 Open System Setup en selecteer het juiste diskettestation (zie "System Setup" op pagina 81). 15 Controleer of de computer goed werkt door Dell Diagnostics (Delldiagnostiek) uit te voeren (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 135).
3 Verwijder het stationspaneel (zie "Het stationspaneel verwijderen" op pagina 264). 4 Koppel de interfacekabel aan de achterkant van de geheugenkaartlezer los. 5 Koppel het andere uiteinde van de interfacekabel los van de connector van de systeemkaart genaamd "USB". Raadpleeg "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28 voor de locaties van de connectoren op de systeemkaart.
1 1 Mediakaartlezer 2 2 houder diskettestation/mediakaartlezer 7 Druk de hendel aan de kant van de stationshouder omlaag en trek de mediakaartlezer naar buiten. 8 Als u geen ander station in het compartiment plaatst: a Installeer de lege stationshouder door deze terug te schuiven in het stationscompartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
9 Zie de juiste installatie-instructies als u een extra station in het stationscompartiment installeert. 10 Plaats het stationspaneel terug (zie "Het stationspaneel vervangen" op pagina 268). 11 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 12 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan.
1 2 1 Mediakaartlezer 2 schroeven (4) 7 Als een lege 3,5-inch stationshouder in het stationscompartiment is geïnstalleerd, schuift u de mediakaartlezer in de stationshouder totdat deze op zijn plaats klikt. Anders: a Schuif de mediakaartlezer in de 3,5-inch stationshouder totdat deze op zijn plaats klikt. b Schuif de stationshouder daarna in het stationscompartiment totdat deze op zijn plaats klikt, terwijl u de hendel aan de linkerkant van de stationshouder omlaag drukt.
1 1 Mediakaartlezer 2 2 houder diskettestation/mediakaartlezer 8 Koppel de interfacekabel aan de achterkant van de geheugenkaartlezer. 9 Sluit het andere uiteinde van de interfacekabel aan op de connector van de systeemkaart genaamd "USB". Raadpleeg "Systeemkaartcomponenten" op pagina 28 voor de locatie van de connector op de systeemkaart.
1 2 1 interfacekabel 2 Connector mediakaartlezer (USB) 10 Controleer alle kabelaansluitingen en leg de kabels uit de weg om te voorkomen dat ze de ventilator en de koelventilatieopeningen blokkeren. 11 Plaats het stationspaneel terug (zie "Het stationspaneel vervangen" op pagina 268). 12 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159).
13 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan. Raadpleeg de documentatie die bij de schijf wordt geleverd voor instructies voor het installeren van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van de vaste schijf. 14 Open System Setup en selecteer de juiste optie USB voor FlexBay (zie "System Setup" op pagina 81).
4 Koppel de voedings- en de gegevenskabels aan de achterzijde van het optische station los. 5 Als u het enige optische IDE-station verwijdert en op dit moment niet vervangt, moet u de gegevenskabel loskoppelen van de systeemkaart en opbergen. Als u een optische SATA schijf verwijdert en niet vervangt, moet u de SATA-gegevenskabel van de systeemkaart loskoppelen.
6 Schuif de hendel van het schuifplaatje opzij om de bevestigingsschroef vrij te maken en schuif dan het station uit het compartiment. 1 2 1 schuifplaathendel 2 optisch station 7 Als u geen ander station in het compartiment voor het optische station gaat installeren, moet u een stationspaneelinzetstuk gebruiken (zie "Een stationspaneelinzetstuk vervangen" op pagina 267).
KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer. 11 Steek de stekkers van de computer en de apparaten in het stopcontact en zet ze aan. Een optisch station installeren 1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 153. WAARSCHUWING: De computer is zwaar (hij weegt minimaal ongeveer 24,9 kg) en kan daardoor moeilijk te hanteren zijn.
8 Schuif het station voorzichtig op zijn plaats totdat u een klik hoort of voelt dat het station stevig vastzit.
9 Sluit de voedings- en de gegevenskabel aan op het diskettestation. KENNISGEVING: Sluit geen optische SATA-schijf aan op een HDD-connector op de systeemkaart; anders functioneert dit niet. Sluit optische SATA-schijven aan op de connectoren met de aanduiding "SATA" op de systeemkaart. 10 Als u een SATA-schijf installeert, sluit dan het andere uiteinde van de gegevenskabel aan op een SATA-connector op de systeemkaart.
11 Controleer alle kabelaansluitingen en leg de kabels uit de weg om te voorkomen dat ze de ventilator en de koelventilatieopeningen blokkeren. 12 Plaats het stationspaneel terug (zie "Het stationspaneel vervangen" op pagina 268). 13 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 159). KENNISGEVING: Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer.
WAARSCHUWING: De computer is zwaar (hij weegt minimaal ongeveer 24,9 kg) en kan daardoor moeilijk te hanteren zijn. Vraag om hulp voordat u de pc wilt tillen, verplaatsen of kantelen; hiervoor zijn bij deze computer twee personen nodig. Til de pc correct op om letsel te voorkomen; buig niet voorover bij het optillen. Zie de Productinformatiegids voor andere belangrijke veiligheidsinformatie. WAARSCHUWING: De computerstandaard moet altijd geïnstalleerd zijn om voor een maximale stabiliteit te zorgen.
4 Til de opstaande geheugenkaarten op om ze te verwijderen, indien geïnstalleerd. 5 Als er een opstaande grafische kaart is geïnstalleerd, verwijdert u deze als volgt: a Verwijder de vier schroeven. b Koppel de voedingskabel los. c Verplaats de kaart iets omhoog en naar rechts om deze vrij te maken van de kaartventilator en de ondersteuningsconstructie van de opstaande geheugenkaart. d Leg de opstaande kaart terzijde.
6 Als er geen opstaande geheugenkaarten zijn geïnstalleerd, tilt u de geheugenventilator uit de ventilatorondersteuningsconstructie om deze te verwijderen. 7 Verwijder de ventilatorondersteuningsconstructie of de ondersteuningsconstructie voor opstaande geheugenkaarten: a Draai de vier schroeven los waarmee de systeemkaart is bevestigd en verwijder ze. b Haal de kaart uit de computer.
10 Draai de twee schroeven los die de processor- en kaartventilatorkast op zijn plaats houden en til deze uit de computer. Met deze schroeven wordt de systeemkaart op zijn plaats gehouden. 1 2 1 schroeven (2) 2 processor en kaartventilatorkast 11 Verwijder alle componenten die de toegang tot de systeemkaart belemmeren. 12 Maak alle kabels los van de systeemkaart.
2 1 1 systeemkaart 2 achterkant van de computer Onderdelen toevoegen en vervangen 295
1 2 1 lipje 2 systeemkaart 15 Schuif de systeemkaart tegen de voorkant van het chassis om de lipjes op het chassis uit de sleuven op de systeemkaartpan vrij te geven. 16 Verwijder de systeemkaart uit de computer. 17 Leg de zojuist verwijderde systeemkaart naast de vervangende systeemkaart.
WAARSCHUWING: De processor en de koelplaat kunnen heet worden. Laat de processor en de koelplaat lang genoeg afkoelen voordat u ze aanraakt om te voorkomen dat u brandwonden oploopt. b Verwijder de geïnstalleerde koelplaat en de processors van de oude systeemkaart en breng ze over naar de vervangende systeemkaart. Raadpleeg "De processor verwijderen" op pagina 164 voor meer informatie.
Onderdelen toevoegen en vervangen
Help-informatie weergeven Hulp krijgen WAARSCHUWING: Als u de computerkap moet verwijderen, moet u eerst de stroom naar de computer onderbreken en de modemkabels uit de stopcontacten halen. Als er zich een probleem voordoet met uw computer, kunt u de onderstaande stappen volgen om het probleem te achterhalen en op te lossen: 1 Zie "Problemen oplossen" op pagina 101 voor informatie en procedures voor het probleem dat uw computer ondervindt.
Zie "Technische ondersteuning en klantenservice" op pagina 300 voor instructies over het gebruik van Dell Support. OPMERKING: Sommige van de onderstaande diensten zijn niet altijd overal buiten de Verenigde Staten beschikbaar. Bel uw plaatselijke Dell-vertegenwoordiger voor informatie hierover. Technische ondersteuning en klantenservice Dell's ondersteuningsdienst is beschikbaar om uw vragen over de Dell™hardware te beantwoorden.
• E-mailadressen van Dell Support mobile_support@us.dell.com support@us.dell.com la-techsupport@dell.com (Latijns-Amerikaanse landen en landen in het Caribisch zeegebied) apsupport@dell.com (alleen voor Azië en Pacific) • E-mailadressen Dell-marketing en verkoop apmarketing@dell.com (alleen voor Azië en Pacific) sales_canada@dell.com (alleen voor Canada) • Anonieme bestandsoverdracht (FTP) ftp.dell.
Problemen met de bestelling Als er sprake is van een probleem met uw order, zoals ontbrekende of verkeerde onderdelen of een onjuiste factuur, kunt u contact opnemen met Dell voor advies. Houd uw factuur of pakbon bij de hand wanneer u belt. Zie "Contact opnemen met Dell" op pagina 305 voor het telefoonnummer dat u moet bellen in uw regio. Productinformatie Als u informatie wenst over andere producten die door Dell worden geleverd, of wanneer u iets wilt bestellen, gaat u naar de Dell-website www.dell.com.
De verzendkosten komen voor uw rekening. U dient alle te retourneren producten afdoende te verzekeren en u aanvaardt het risico van verlies tijdens de verzending naar Dell. Rembourszendingen worden niet geaccepteerd. Geretourneerde pakketten die niet aan één of meer van de hierboven genoemde eisen voldoen, worden bij het laadperron geweigerd en naar u teruggezonden. Voordat u belt OPMERKING: Zorg dat u de code voor express-service bij de hand hebt wanneer u belt.
Diagnostische checklist Naam: Datum: Adres: Telefoonnummer: Serviceplaatje (streepjescode op de achter- of onderkant van de computer): Code voor express-service: Retourzendings-autorisatienummer (indien verstrekt door een Dell-technicus): Besturingssysteem en versie: Apparaten: Uitbreidingskaarten: Bent u met een netwerk verbonden? Ja Nee Netwerk, versie en netwerkadapter: Programma's en versies: Zie de documentatie van het besturingssysteem om achter de inhoud van de opstartbestanden van het systeem te kom
Contact opnemen met Dell Klanten in de Verenigde Staten kunnen 800-WWW.DELL (800-999-3355) bellen. OPMERKING: Als u geen actieve internetverbinding hebt, kunt u contactgegevens ook vinden op uw factuur, pakbon, rekening of productcatalogus van Dell. Dell biedt diverse on line telefonische ondersteunings- en servicemogelijkheden. De beschikbaarheid hiervan verschilt echter per land en product, en sommige zijn mogelijk niet in uw regio beschikbaar.
Help-informatie weergeven
Bijlage FCC-kennisgeving (alleen VS) FCC klasse B Deze apparatuur kan radiofrequentie-energie genereren, gebruiken en uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt in overeenstemming met de instructiehandleiding van de fabrikant, radio- en televisieontvangst verstoren. Deze apparatuur is getest en geschikt bevonden binnen de grenzen van Klasse B digitale apparatuur, in overeenstemming met Deel 15 van de FCC-richtlijnen. Dit apparaat voldoet aan de FCC-richtlijnen, deel 15.
De volgende informatie wordt geleverd op het apparaat of de apparaten die in dit document worden beschreven in overeenstemming met de FCC-regels: • Productnaam: Dell™ Precision™ T7400 • Modelnummer: DCDO • Bedrijfsnaam: Dell Inc. Worldwide Regulatory Compliance & Environmental Affairs One Dell Way Round Rock, TX 78682 USA 512-338-4400 OPMERKING: Zie de Productinformatiegids voor meer informatie over regelgeving.
Woordenlijst De termen in deze termenlijst worden alleen ter informatie gegeven en kunnen functies beschrijven die op uw specifieke computer beschikbaar zijn. A AC — wisselstroom — De elektriciteitsvorm die de computer voedt wanneer u de netadapterkabel in een stopcontact steekt. Achtergrond — Het patroon of de afbeelding op de achtergrond van het bureaublad van Windows. Verander uw achtergrond via het Configuratiescherm in Windows. U kunt ook een afbeelding inscannen en deze instellen als achtergrond.
apparaat — Hardware zoals een schijfstation, printer of toetsenbord die in de computer is geïnstalleerd of erop is aangesloten. apparaatstuurprogramma — Zie stuurprogramma. ASF — alert standards format (indeling waarschuwingsstandaarden) — Een standaard voor het definiëren van een mechanisme voor het melden van hardware- en softwarewaarschuwingen aan een beheerconsole. ASF is platform- en besturingssysteemonafhankelijk.
C C — Celsius — Een temperatuurseenheid waarbij 0° het vriespunt is en 100° het kookpunt van water. cache — Een speciaal mechanisme voor snelle opslag in de vorm van een speciale locatie van het hoofdgeheugen of een onafhankelijk apparaat voor snelle opslag. Het cachegeheugen vergroot de efficiëntie van processorbewerkingen. L1-cache — Primaire cache opgeslagen in de processor. L2-cache — Secundaire cache die zich buiten de processor kan bevinden of is ingebouwd in de processorarchitectuur.
CRIMM — continuity rambus in-line memory module (in-line continuïteits- en geheugenmodules van rambus — Een speciale module zonder geheugenchips die wordt gebruikt om ongebruikte RIMM-sleuven op te vullen. cursor — De markering op een beeldscherm of scherm die aangeeft waar de volgende toetsenbord-, touchpad- of muisactie zal plaatsvinden. Vaak is dit een knipperende rechte lijn, een liggend streepje of een kleine pijl.
dual display mode (dubbele-weergavemodus) — Een beeldscherminstelling waarmee u een tweede monitor kunt gebruiken als een uitbreiding van het huidige beeldscherm. Dit wordt ook wel dubbele schermmodus genoemd. dual-core — Een technologie waarin twee fysieke rekeneenheden bestaan in een enkel processorpakket, waardoor de rekenefficiëntie en het vermogen tot multitasking wordt vergroot. Dvd+rw — herschrijfbare dvd — Een herschrijfbare versie van een dvd.
EPP — enhanced parallel port (verbeterde parallelle poort) — Een parallel connectorontwerp dat bidirectionele gegevensoverdracht biedt. ESD — electrostatic discharge (elektrostatische ontlading) — Een snelle ontlading van statische elektriciteit. ESD kan geïntegreerde circuits in computer- en communicatieapparatuur beschadigen. ExpressCard — Een verwijderbare I/O-kaart die voldoet aan de PCMCIA-standaard. Modems en netwerkadapters zijn gangbare types expresskaart.
G G — zwaartekracht — Een eenheid van gewicht en kracht. GB — gigabyte — Een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan 1024 MB (1.073.741.824 bytes). Bij verwijzing naar opslag op een harde schijf wordt dit vaak afgerond naar 1.000.000.000 bytes. Geheugen – Een ruimte voor tijdelijke gegevensopslag in uw computer. De gegevens in het geheugen zijn niet blijvend.
H HTTP — hypertext transfer protocol (HyperText-overdrachtsprotocol) — Een protocol voor het uitwisselen van bestanden tussen computers met een internetverbinding. Hyper-Threading — Hyper-Threading is een Intel-technologie die de algehele computerprestatie kan verbeteren door toe te staan dat één fysieke processor als twee logische processors functioneert, in staat om bepaalde taken gelijktijdig uit te voeren. Hz — hertz — Een frequentie-eenheid die gelijk is aan 1 cyclus per seconde.
IRQ — interrupt request (interruptaanvraag) — Een elektronisch pad dat is toegewezen aan een specifiek apparaat en het apparaat met de processor laat communiceren. Aan elke apparaatverbinding moet een IRQ worden toegewezen. Hoewel dezelfde IRQ aan twee apparaten kan worden toegewezen, kunt u niet op hetzelfde moment met beide apparaten werken.
M map — Een term die gebruikt wordt om de ruimte op de schijf of op het station te beschrijven waarin bestanden worden georganiseerd en gegroepeerd. Bestanden in een map kunnen worden weergegeven en geordend op verschillende manieren, bijvoorbeeld alfabetisch, op datum of op grootte. Mb — Megabit — Een eenheid van geheugenchipcapaciteit die gelijk is aan 1024 Kb. MB — Megabyte — Een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan 1.048.576 bytes. 1 MB is gelijk aan 1024 KB.
N Netwerkadapter – Een chip die netwerkmogelijkheden biedt. Een computer kan een systeemkaart of een PC-kaart hebben met een netwerkadapter. Een netwerkadapter wordt ook wel een NIC (Network Interface Controller, netwerkinterfacekaart) genoemd. Netwerkverbindingen worden niet beschermd door een piekstroombeveiliging. Ontkoppel de netwerkkabel tijdens onweer altijd van de netwerkconnector. NIC — Zie netwerkadapter. ns – Nanoseconde – Een eenheid van tijd die gelijk is aan een miljardste van een seconde.
PCI Express — Een aanpassing aan de PCI-interface waardoor de overdrachtsnelheid van gegevens tussen de processor en de erop aangesloten apparaten wordt vergroot. PCI Express kan gegevens overbrengen met snelheden van 250 MB/sec tot 4 GB/sec. Als de PCI Express-chipset en het apparaat met verschillende snelheden kunnen werken, werken ze met de lagere snelheid. Pc-kaart — Een verwijderbare I/O-kaart die voldoet aan de PCMCIA-norm. Modems en netwerkadapters zijn gangbare types pc-kaart.
R RAID — Redundant Array of Independent Disks — Een methode voor gegevensredundantie. Sommige algemene toepassingen van RAID omvatten RAID 0, RAID 1, RAID 5, RAID 10 en RAID 50. RAM — Random-Access Memory — De primaire tijdelijke opslagruimte voor programmainstructies en gegevens. De informatie die in RAM is opgeslagen, wordt gewist zodra u de computer uitschakelt. Readme-bestand — Een tekstbestand bij een softwarepakket of hardwareproduct.
S SAS — serial attached SCSI (serieel aangesloten SCSI) — Een snellere, seriële versie van de SCSI-interface (in tegenstelling tot de oorspronkelijke parallelle SCSIarchitectuur). SATA — Serial ATA — Een snellere, seriële versie van de ATA (IDE)-interface. ScanDisk — Een programma van Microsoft dat bestanden, mappen en de vaste schijf op fouten controleert. ScanDisk wordt vaak uitgevoerd wanneer u de computer opnieuw opstart als deze niet meer reageert.
Smart card — Een kaart met een processor en een geheugenchip. Smart cards kunnen worden gebruikt voor het verifiëren van een gebruiker op computers die zijn uitgerust voor smart cards. Snelkoppeling — Een pictogram die snelle toegang tot vaak gebruikte programma's, bestanden, mappen en stations mogelijk maakt. Wanneer u een snelkoppeling op het bureaublad van Windows maakt en op het pictogram dubbelklikt, opent u het corresponderende item zonder het eerst te hoeven zoeken.
toegang tot programma’s en functies, zoals de klok, het volumebeheer en de afdrukstatus. Dit wordt ook de systeemlade genoemd. T TAPI — Telephony Application Programming Interface — Deze interface stelt Windows programma’s in staat te werken met een grote diversiteit aan telefonieapparaten, waaronder spraak, gegevens, fax en video. Teksteditor — Een programma voor het maken en bewerken van bestanden met alleen tekst. Windows Kladblok gebruikt bijvoorbeeld een teksteditor.
USB — Universal Serial Bus — Een hardware-interface voor apparaten met een lage snelheid, zoals een USB-compatibel toetsenbord, muis, joystick, scanner, speakerset, printer, breedbandapparaten (DSL- en kabelmodems), beeldapparaten of opslagapparaten. Apparaten worden rechtstreeks op een 4 pins socket op uw computer aangesloten, of op een hub met meerdere poorten die op uw computer is aangesloten. USB-apparaten kunnen worden aangesloten en ontkoppeld terwijl de computer aanstaat.
vingerafdruklezer — Een stripsensor die uw unieke vingerafdruk gebruikt om uw gebruikersidentiteit te verifiëren, met als doel de computer te helpen beveiligen. Virus — Een programma dat voor ongemak en irritatie zorgt of gegevens vernietigt die op uw computer zijn opgeslagen. Een virusprogramma kan van de ene computer op een andere overgaan via een geïnfecteerde diskette, van internet gedownloade software, of emailbijlagen.
Z ZIF — Zero Insertion Force — Een type socket of connector die een soepele, probleemloze plaatsing of verwijdering van een computerchip mogelijk maakt. Zip — Een populaire indeling voor gegevenscompressie. Bestanden die zijn gecomprimeerd met de zip-indeling worden zip-bestanden genoemd en hebben normaliter de extensie .zip. Een speciaal soort zip-bestand is een zelfuitpakkkend bestand, dat de extensie .exe heeft. U kunt een zelfuitpakkend bestand uitpakken door erop te dubbelklikken.
Verklarende woordenlijst