Users Guide

254
| Scannen
3 Vul de velden als volgt in:
Naam Voer een naam naar keuze in. Deze wordt weergegeven als naam
voor het serveradres in het adresboek.
Server-type Selecteer Computer om documenten met behulp van Server
Message Block (SMB) te verzenden naar een gedeelde map op uw
computer.
Selecteer Server om documenten te verzenden naar een FTP-server.
Servernaam/IP-adres Voer de naam of het IP-adres van de server of computer in.
Voorbeeld:
Voor Computer (SMB):
Computernaam: myhost
IP-adres: 192.0.2.1
Voor Server (FTP):
Servernaam: abc.example.com
(abc: hostnaam, example.com: domeinnaam)
IP-adres: 192.0.2.1
Gedeelde naam Voer de naam van de gedeelde map in. Zie “Een gedeelde map
maken (alleen voor SMB)”. Alleen voor SMB.
Voorbeeld: Share, Sharefolder
Pad Voer het pad in naar de submap in de gedeelde map. Als u geen
submap aangemaakt hebt, kunt u dit leeglaten.
Wanneer u het pad naar de submap invoert, moet u ervoor zorgen
dat de submap reeds aangemaakt is. Voer niet de naam van de
gedeelde map in.
Voorbeeld:
Naam gedeelde map: MyShare, mapnaam onder MyShare: MyPic
VoerMyPic” in.
Als u binnen een submap nog een submap aangemaakt hebt, moet u
elke submapnaam scheiden met een backslash (SMB) of slash (FTP).
Voorbeeld:
Naam gedeelde map: MyShare, mapnaam onder MyShare: MyPic,
mapnaam onder MyPic: John
Voer voor SMB “MyPic\John” in.
Voer voor FTP “MyPic/John” in.
Inlognaam Voer de naam van de gebruikersaccount in om toegang te verlenen
tot een gedeelde map op uw computer (SMB) of tot een FTP-server.
Voor Computer (SMB): de inlognaam voor Windows
®
die u
opgegeven hebt in procedure 1.
Voor Server (FTP): neem contact op met uw systeembeheerder.