Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 Informatie vinden Uw computer instellen en gebruiken De computer optimaliseren voor een betere prestatie Problemen oplossen Onderdelen verwijderen en installeren Bijlage Woordenlijst Opmerkingen, kennisgevingen en waarschuwingen OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer.
Terug naar inhoudsopgave Bijlage Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 Specificaties Hulp verkrijgen Systeemsetupprogramma Problemen met uw bestelling Vergeten wachtwoorden wissen Productinformatie De CMOS-instellingen wissen Items retourneren voor reparatie of restitutie op basis van de garantievoorwaarden De computer reinigen Voordat u belt FCC-kennisgevingen (alleen V.
Type PCI Express Gen2 x16 Geluidskaart Type HDA 7.1-kanaal Uitbreidingsbus Bustype PCI Express x1, x8, en x16 PCI 32-bits (PCI-specificatie 2.3) PCI Aansluitingen drie Aansluitingsformaat 124 pins Gegevensbreedte aansluiting (maximaal) 32 bits, versie 2.
en S/PDIF (optisch en RCA); twee aansluitingen op het voorpaneel voor koptelefoons/microfoon Aansluitingen op het moederbord: Seriële ATA-aansluiting vijf 7 pins aansluitingen FlexBay USB-header met 2 poorten uDOC USB-header met 1 poort LCD USB-LCD-header van Dell Ventilator twee 5-pins aansluitingen PCI drie 124-pins aansluitingen PCI Express x1 36-pins aansluiting PCI Express x16 164-pins aansluiting PCI Express x4/x8 98-pins aansluiting Bedieningsopties en lampjes Aan/uit-schakelaar dr
Fysieke afmetingen Hoogte 45,03 cm Breedte 187 cm Diepte 450 cm Gewicht 12,7 kg Omgevingsparameters Temperatuur: Bedrijfstemperatuur 10° tot 35° C (50° tot 95° F) Opslagtemperatuur –40° tot 65° C (–40° tot 149° F) Relatieve vochtigheidsgraad 20% tot 80% (niet-condenserend) Schoktolerantie Bedrijfstemperatuur 0,25 G bij 3 tot 200 Hz bij 0,5 octaaf/min Opslagtemperatuur 0,5 G tot 3 bij 200 Hz op 1 octaaf/min Maximumimpact: Bedrijfstemperatuur lage halve sinuspuls met een wijziging van de sn
weergegeven aan de linkerkant van het systeemsetupprogramma. Het veld is een schuifbare lijst die een overzicht biedt van functies die de configuratie van uw computer definiëren, inclusief de geïnstalleerde hardware, energiebesparingsfuncties en beveiligingsfuncties. weergegeven aan de rechterzijde van het systeemsetupprogramma en bevat informatie over elke optie in de optielijst. In dit veld kunt u gegevens over uw computer raadplegen en de huidige instellingen wijzigen.
ongeacht deze instelling herkennen. SATA Drives 0 through 4 (SATA-stations 0 t/m 4) Activeert of deactiveert stations die aangesloten zijn op de SATA-aansluitingen op het moederbord. On (Aan) is de standaardinstelling l l l SMART Reporting Off (Uit) is de standaardinstelling Off (Uit) — Een apparaat dat op de interface is aangesloten is niet bruikbaar. On (Aan) — Een apparaat dat op de interface is aangesloten is bruikbaar.
ingesteld op On (Aan), zal het worden ingeschakeld zodra de computer wordt aangezet. Performance (Prestatie) Multiple CPU Core (Meerdere CPU-cores) Deze optie geeft aan of er meer dan één processorcores zijn geactiveerd. On (Aan) is de standaardinstelling l l Off (Uit) — De ondersteuning voor meerdere CPU-cores is gedeactiveerd. On (Aan) — De ondersteuning voor meerdere CPU-cores is geactiveerd. OPMERKING: De prestatie van sommige toepassingen kan verbeteren als er meerdere cores zijn geactiveerd.
Security (Beveiliging) Admin Password (Beheerderwachtwoord) Not Set (Niet ingesteld) is de standaardinstelling System Password (Systeemwachtwoord) Not Set (Niet ingesteld) is de standaardinstelling Password Changes (Wachtwoordwijzigingen) Deze instelling wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat ongemachtigde gebruikers geen configuratieinstellingen in het systeemsetupprogramma kunnen wijzigen.
Suspend Mode (Uitstelmodus) Met deze instelling bepaalt u de uitstelmodus voor energiebeheer. S3 is de standaardinstelling l l Quick Resume S1 — De computer kan sneller uit de slaapmodus worden gewekt. S3 — De computer bespaart meer stroom wanneer deze niet wordt gebruikt (het systeemgeheugen blijft actief). Met deze functie kunt u de Intel® Viiv™ Quick Resume-technologie activeren of deactiveren. De standaardoptie is Off (Uit).
l Keyboard Errors (Toetsenbordfouten) None (Geen) — Geen van beide berichten wordt weergegeven. Activeert of deactiveert de rapportage van fouten met het toetsenbord wanneer de computer start. Report (Rapporteren) is de standaardinstelling l l Report (Rapporteren) — Geef alle toetsenbordfouten weer. Do Not Report (Niet rapporteren) — Geef geen toetsenbordfouten weer.
2. Gebruik de pijltoetsen om de menuoptie Boot Sequence (Opstartvolgorde) te markeren en druk op om het menu te openen. OPMERKING: Noteer de huidige opstartvolgorde voor het geval u deze wilt herstellen. 3. Gebruik de pijltoetsen om de lijst met apparaten te doorlopen. 4. Druk op de spatiebalk om een apparaat te activeren of deactiveren (geactiveerde apparaten zijn voorzien van een vinkje). 5.
KENNISGEVING: De stekker van de wachtwoordjumper moet opnieuw op de pinnen van de wachtwoordjumper worden aangesloten om de wachtwoordfunctie te activeren. 10. Zoek naar pin drie en vier van de RTCRST_PSWD-jumper op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord) en sluit de stekker van de jumper opnieuw aan om de wachtwoordfunctie te activeren. 11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen). KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk.
l l Gebruik een schone, licht met water bevochtigde en zachte doek om uw beeldscherm schoon te maken. Gebruik indien mogelijk een speciale beeldschermtissue of een oplossing die geschikt is voor de antistatische coating van de monitor. Wrijf het toetsenbord, de computer en het plastic frame van de monitor schoon met een zachte, met water bevochtigde doek. Zorg ervoor dat de niet doordrenkt raakt en dat er geen water binnen de computer of het toetsenbord sijpelt.
Klasse A Op basis van tests is vastgesteld dat deze apparatuur voldoet aan de grenswaarden die voor een digitaal apparaat van klasse B zijn opgesteld conform deel 15 van de FCC-regelgeving. Deze grenswaarden zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing in een zakelijke omgeving.
OPMERKING: Sommige van de onderstaande diensten zijn mogelijk niet beschikbaar in locaties buiten de Verenigde Staten. Bel uw plaatselijke Dellvertegenwoordiger voor informatie over beschikbaarheid van deze diensten. Technische ondersteuning en klantenservice De technische ondersteuning van Dell staat klaar voor al uw vragen met betrekking tot hardware van Dell™.
Als u de bestellingsstatus van Dell-producten wilt raadplegen, kunt u terecht op support.dell.com. U kunt ook gebruik maken van de geautomatiseerde bestellingsstatusdienst. Een opgenomen boodschap zal u vragen om de informatie in te voeren die nodig is om uw order en de status daarvan te vinden. Zie Contact opnemen met Dell voor het telefoonnummer dat u voor uw regio moet bellen.
Uitbreidingskaarten: Bent u op een netwerk aangesloten? Ja Nee Netwerk, versie en netwerkadapter: Programma's en versies: Raadpleeg de documentatie die bij uw besturingssysteem werd geleverd om de inhoud van de opstartbestanden van de computer te bepalen. Als de computer op een printer is aangesloten, dient u elk bestand afzonderlijk af te drukken. Als dit niet het geval is, dient u de inhoud van elk bestand te noteren alvorens u telefonisch contact met Dell opneemt.
Terug naar inhoudsopgave Informatie vinden Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 OPMERKING: Sommige functies en cd's zijn optioneel en mogelijk niet met uw computer meegeleverd. Sommige functies en cd's zijn in bepaalde landen mogelijk niet beschikbaar. OPMERKING: Mogelijk werd er bij uw computer bijkomende informatie geleverd.
l Voer de code voor express-service, zodat uw gesprek naar de juiste medewerker wordt doorverbonden wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning. OPMERKING: Als extra veiligheidsmaatregel is het nieuwe licentielabel van Microsoft Windows voorzien van een ontbrekend gedeelte of "gat" om het verwijderen van het label te ontmoedigen.
Terug naar inhoudsopgave Woordenlijst Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 De termen in deze woordenlijst worden alleen verstrekt ter informatie en kunnen functionaliteit beschrijven die al dan niet op uw specifieke computer toepassing is. A AC — Alternating Current (wisselstroom) — Het type elektriciteit dat uw computer van stroom voorziet wanneer u de netadapter aansluit op een stopcontact.
CD-RW — Cd Rewritable — Een overschrijfbare versie van een cd. Gegevens kunnen naar een cd-rw-schijf worden weggeschreven en vervolgens worden gewist of overschreven. CD-RW-station — Een station dat in staat is om cd's te lezen en gegevens naar cd-rw-schijven (overschrijfbare cd's) en cd-r-schijven (beschrijfbare cd's) te schrijven. U kunt verschillende malen gegevens naar cd-rw-schijven schrijven, maar u kunt slechts één keer gegevens naar een cd-r-schijf schrijven.
ECC — Error Checking and Correction — Een type geheugen dat is uitgerust met speciale schakelingen voor het testen van de nauwkeurigheid van gegevens terwijl deze zich in en uit het geheugen bewegen. ECP — Extended Capabilities Port — Een parallelle aansluiting die verbeterde bidirectionele gegevensoverdracht biedt. ECP maakt gebruik van directe geheugentoegang om gegevens te overdragen en verbetert daardoor in veel gevallen de prestatie, op een manier die vergelijkbaar is met EPP.
H HTTP — HyperText Transfer Protocol — Een protocol voor het uitwisselen van bestanden tussen computers die met internet zijn verbonden. Hyperthreading — Hyperthreading is een technologie van Intel die de algemene computerprestatie kan verbeteren door een enkele fysieke processor in staat te stellen om als twee logische processors te fungeren die in staat zijn om bepaalde taken tegelijkertijd uit te voeren. Hz — hertz — Een eenheid om frequenties te meten en overeenkomt met 1 cyclus per seconde.
Mb — megabit — Een meeteenheid voor de capaciteit van de geheugenchip. Een megabit komt overeen met 1.024 Kb. Mbps — megabits per seconde — Een miljoen bits per seconde. Deze meeteenheid wordt vaak gebruikt voor overdrachtssnelheden tussen netwerken en modems. MB — megabyte — Een meeteenheid voor gegevensopslag die overeenkomt met 1.048.576 bytes. 1 MB komt overeen met 1.024 KB. Wanneer de term wordt gebruikt om naar opslagcapaciteit op de vaste schijf te verwijzen, wordt 1 MB vaak afgerond op 1.000.
Het is niet mogelijk om netwerkverbindingen met behulp van piekbeschermers te beveiligen. Tijdens onweer moet u altijd de stekker van de netwerkkabel uit de netwerkaansluiting verwijderen. PIO — Programmed Input/Output — Een methode voor gegevensoverdracht tussen twee apparaten via de processor als onderdeel van het gegevenspad. Pixel — Een enkel punt op een beeldscherm. Pixels worden in rijen en kolommen gerangschikt zodat een beeld ontstaat.
Smart card — Een kaart die is uitgerust met een processor en geheugenchip. Smart cards kunnen worden gebruikt om de identiteit van een gebruiker te verifiëren. Snelkoppeling — Een pictogram dat snelle toegang biedt tot vaak gebruikte programma's, bestanden, mappen en stations. Als u een snelkoppeling op het bureaublad van Windows plaatst en het pictogram dubbelklikt, opent u daarmee de/het overeenkomstige map, bestand of station zonder er eerst naar hoeven te zoeken.
UXGA — Ultra Extended Graphics Array — Een standaard voor grafische kaarten en controllers die ondersteuning biedt voor resoluties tot 1600 x 1200. V V — volt — Een meeteenheid voor elektrische lading of elektromotorische kracht. Eén V gaat door een weerstand van 1 ohm wanneer een lading van 1 ampère door die weerstand gaat. Vaste schijf — Een station dat gegevens op een vaste schijf leest en naar de vaste schijf schrijft. De term vaste schijf en vaste schijf worden veelal door elkaar gebruikt.
Terug naar inhoudsopgave Onderdelen verwijderen en installeren Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 Voordat u begint Mediakaartlezer De computerkap verwijderen Cd-/dvd-station Binnenaanzicht van de computerI Luchtstroomkap voor de processor Onderdelen van het moederbord Ventilators Geheugen Processor Kaarten Moederbord Stationspanelen Stroomtoevoer Stations I/O-voorpaneel Vaste schijf Knoopcelbatterij Diskettestation De computerkap opnieuw aanbrengen Voordat u begint Dit hoofdstu
KENNISGEVING: Alleen een bevoegde onderhoudsmonteur mag reparaties aan uw computer uitvoeren. Schade als gevolg van onderhoudswerkzaamheden die niet door Dell zijn goedgekeurd, valt niet onder de garantie. KENNISGEVING: Maak kabels los door aan de aansluiting of aan de kabelontlastingslus te trekken en niet aan de kabel zelf. Sommige kabels zijn voorzien van een connector met vergrendelingsklemmen.
5. Zoek naar de drie scharnierlipjes aan de onderrand van de computer. 6. Pak de zijkanten van de computerkap vast en draai de kap omhoog. 7. Til de kap van de computer en zet deze op een veilige locatie neer. Binnenaanzicht van de computerI LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven.
1 aansluiting voor 2 geheugenmodules (1, 2, 3, 4) batterijcontact (BATTERY) 3 SATA-aansluitingen (2) (SATA0, SATA1) 4 I/O-aansluiting voorpaneel 5 primaire stroomaansluiting (POWER) 6 SATA-aansluitingen (3) (SATA2, SATA3, SATA4) 7 FlexBay USB-aansluiting (9 pinnen) 8 jumper voor het wissen van de CMOS (RTCRST) 9 wachtwoord-jumper (PSWD) 10 aansluiting voor PCI Express x16-kaart 11 PCI Express x8 kaartaansluiting (x4 elektrisch) 12 PCI Express x1kaartaansluiting 13 aansluitingen voor PCI-
OPMERKING: Installeer geheugenmodules altijd in de volgorde die op het moederbord wordt aangegeven.
1 sleuf voor geheugenkaart op moederbord 5. 2 sleuf voor geheugenkaart Lijn de inkeping aan de onderkant van de module uit met de horizontale streep in de aansluiting. 1 uitsparingen (2) 2 geheugenkaart 3 inkeping 4 horizontale streep KENNISGEVING: Druk de geheugenmodule met gelijke druk aan de uiteinden recht naar beneden in de aansluiting om schade aan de module te voorkomen. 6. Druk de module in de aansluiting totdat deze vastklikt.
Geheugen verwijderen LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. KENNISGEVING: U kunt schade aan onderdelen binnen de computer ten gevolge van statische elektriciteit voorkomen door de statische elektriciteit in uw lichaam te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het computerchassis aan te raken. 1.
1 ontgrendellipjes (2) 2 kaartvergendelingsdeur 4 uitlijningsgeleider 5 vulbeugel 3. 3 uitlijningsstreep Druk op de twee ontgrendellipjes aan de binnen kant van de kaartvergrendelingsdeur om de deur open te draaien. Omdat de deur voorzien is van scharnieren, zal deze open blijven staan. 1 ontgrendelingslipje 2 kaartvergrendelingsmechanisme 3 kaartvergendelingsdeur 4.
1 volledig geïnstalleerde kaart 2 niet volledig geïnstalleerde kaart 3 beugel binnen sleuf 4 beugel buiten de sleuf 9. 5 uitlijningsstreep 6 uitlijningsgeleider Voordat u de kaartvergrendelingsdeur sluit, moet u controleren of: l De bovenzijden van alle kaarten en vulbeugels zich op één lijn bevinden met de uitlijningsstreep. l De inkeping bovenin de kaart of vulbeugel om de uitlijningsgeleider past. 1 kaartvergendelingsdeur 2 ontgrendellipjes (2) 10.
b. 17. Als u een add-in-netwerkadapter hebt geïnstalleerd en de ingebouwde netwerkadapter wilt deactiveren: a. b. 18. Sluit externe audio-apparaten aan op de aansluitingen op de geluidskaart. Sluit geen externe audio-apparaten aan op de microfoonaansluiting, luidspreker/koptelefoon-aansluiting of line-in- aansluitingen op het achterpaneel. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated NIC Controller (Ingebouwde NIC-controller), en wijzig de instelling in Off (Uit).
1 kaartvergendelingsdeur 2 ontgrendellipjes (2) 3 hefboom op de chassiswand (mogelijk niet op alle computers aanwezig) 4 vulbeugel 6 uitlijningsstreep 5 uitlijningsgeleider 2. Als de uitlijningsstreep niet op de computer aanwezig is, moet u de hefboom op de chassiswand omhoog draaien. 3. Duw de twee ongrendellipjes op de kaartvergrendelingsdeur naar elkaar toe en draai de deur open. Omdat de deur is vergrendeld, zal deze open blijven staan. 4.
1 PCI Express x16-kaartsleuf 2 PCI Express x16-kaart 4 PCI Express x1-kaart 5 PCI Express x1-kaartsleuf 8. 3 bevestigingslipje Maak de kaart gereed voor installatie. Zie de documentatie die met de kaart is meegeleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of andere aanpassingen voor uw computer. LET OP: Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze met een netwerk verbonden zijn.
1 ontgrendelingslipje 2 kaartvergrendelingsmechanisme 3 kaartvergendelingsdeur KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid kunnen er voor zorgen dat de computerbehuizing niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat. KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel aansluiten op het netwerkcontact en vervolgens op de computer. 13.
3. Als de uitlijningsstreep niet op de computer aanwezig is, moet u de hefboom op de chassiswand omhoog draaien. 4. Duw de twee ongrendellipjes op de kaartvergrendelingsdeur naar elkaar toe en draai de deur open. Omdat de deur van scharnieren is voorzien, zal deze open blijven. 1 ontgrendelingslipje 5.
13. a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated Audio Controller (Ingebouwde audiocontroller) en wijzig de instelling in On (Aan). b. Sluit externe audio-apparaten aan op de ingebouwde audio- aansluitingen op het achterpaneel van de computer. Als u een add-in-netwerkaansluiting hebt verwijderd: a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated NIC Controller (Ingebouwde NIC-controller) en wijzig de instelling in On (Aan). b.
1 stationspaneel 2 lipje inzetstuk stationspaneel 3 inzetstuk voor het stationspaneel 1. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen). 2. Draai het stationspaneel rond om beide zijkanten van het inzetstuk voor het stationspaneel te vinden en vast te pakken. Trek het paneel naar binnen om het uit de vergrendelingen los te maken die het paneel vasthouden. 3. Bewaar het inzetstuk voor het stationspaneel op een veilige locatie.
1 schuifplaat 2 hefboom schuifplaat 3 stationspaneel 3. Lijn de lipjes op het stationspaneel uit met de deurscharnieren. 4. Draai het stationspaneel naar de computer toe totdat de hefboom van de schuifplaat vastklikt en het stationspaneel op het voorpaneel vastklikt. 5. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. LET OP: Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen voordat u de computerkap openmaakt. KENNISGEVING: Om schade aan het station te voorkomen mag u deze niet op een hard oppervlak plaatsen.
OPMERKING: Het verdient de aanbeveling om de vaste schijf aan te sluiten op de aansluiting op het moederbord die is aangeduid met "SATA0". Sluit additionele vaste schijven aan op de aansluitingen die zijn aangeduid met SATA1 en SATA2. 1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint. 2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen). 3. Haal de vervangende vaste schijf uit de verpakking en maak deze gereed voor installatie. 4.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. LET OP: Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen voordat u de computerkap openmaakt. KENNISGEVING: Om schade aan het station te voorkomen mag u deze niet op een hard oppervlak plaatsen.
gedeelte "Drives" (Stations) en stel onder SATA 0 through 4 (SATA 0 t/m 4) de SATA-poort voor de vaste schijf die u zojuist hebt geïnstalleerd in op ON (AAN). Hierdoor wordt de schijf geactiveerd. Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is voor een juiste werking van het station.
1 vaste schijf 2 hefboom schuifplaat 1. Volg de instructies in Voordat u begint. 2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen). 3. Verwijder de schijf- en stroomkabels uit de achterzijde van de schijf. 4. Trek de schuifplaat naar beneden en houd deze op zijn plaats vast. 5. Schuif de vaste schijf uit de FlexBay. KENNISGEVING: . Als dit niet het geval is, kan de knop worden beschadigd. 6. Draai de FlexBay-knop in de standaardpositie.
1 stroomkabel 2 kabel diskettestation 3 diskettestation 4 hefboom schuifplaat 5 schuifplaat 6 luchtstroomkap voor de processor 6. Trek de schuifplaat naar beneden en houd deze op zijn plaats vast. 7. Schuif het diskettestation uit het stationscompartiment. 8. Als u het station niet vervangt, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen (zie Het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen). 9.
1 diskettestation 2 cilinderschroeven (4) 7. Schuif het diskettestation in het stationscompartiment totdat de schuifplaat op zijn plaats vastklikt en het station eveneens op zijn plaats vastklikt. 8. Sluit de stroomkabel en kabel van het diskettestation op het diskettestation aan. 9. Controleer alle kabelaansluitingen en haal kabels uit de weg om te zorgen voor voldoende luchtstroom voor de ventilator en de ventilatieopeningen. 10.
1 Mediakaartlezer (niet bij alle computers geleverd) 5. 2 USB-kabel Verwijder de USB-kabel uit de achterzijde van de mediakaartlezer. Verwijder het andere uiteinde van de kabel uit de USB-aansluiting op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord). Verwijder de kabel uit eventuele klemmen en til deze uit de computer. 1 schuifplaat 2 hefboom schuifplaat 3 mediakaartlezer (niet bij alle computers geleverd) 6. Trek de schuifplaat naar de onderzijde van de computer en houd deze daar vast.
1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint. 2. Leg de computer op zijn zijde, zodat het moederbord zich aan de onderkant van de binnenkant van de computer bevindt. 3. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen). 4. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen). 5. Verwijder het inzetstuk voor het stationspaneel (zie Het inzetstuk van het stationspaneel verwijderen). 6. Verwijder de mediakaartlezer uit de verpakking. 7.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. LET OP: Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen voordat u de computerkap openmaakt. Een cd-/dvd-station verwijderen 1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint. 2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen). 3.
9. Als u dit station niet door een ander station vervangt, moet u het station deactiveren in de BIOS-instellingen. Roep tijdens het opnieuw starten het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga naar het gedeelte "Drives" (Stations) en selecteer onder SATA 0 through 4 de juiste configuratie voor de SATA-poorten. Een cd-/dvd-station installeren 1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint. 2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen). 3.
11. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan. 12. Roep tijdens het opnieuw starten het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga naar het gedeelte "Drives" (Stations) en activeer onder SATA 0 through 4 de SATA-poort voor dit station. Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is voor een juiste werking van het station. 13.
3. Lijn de scharniersleuven op de luchtstroomkap van de processor uit met de scharniergeleidingen op het moederbord. 4. Lijn de andere zijde van de luchtstroomkap voor de processor uit met de ventilator en zet de twee borgschroeven vast. 5. Sluit de ventilatorkabel aan op de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord). 6. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen). KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk.
De processorventilator verwijderen 1. Volg de instructies in Voordat u begint. 2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen). 3. Verwijder de stekker van de ventilatorkabel uit de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord). 4. Verwijder de luchtstroomkap voor de processor (zie De luchtstroomkap voor de processor verwijderen). 5. Verwijder de processorventilatorkast uit de behuizing (zie De behuizing van de processorventilator verwijdering). 6.
4. Verwijder de ventilatorkabel uit de FAN_CARD_CAGE-aansluiting op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord). 5. Til het lipje aan de onderzijde van de ventilatorbehuizing omhoog en houd deze op zijn plaats. Druk op de bovenkant van de behuizing en schijf de behuizing voorzichtig uit de groef. 1 ventilatorbehuizing 6. 1 2 lipje Trek een voor een aan elke hoek van de ventilator om de vier rubberen dichtingsringen los te maken waarmee de ventilator aan de ventilatorkast is bevestigd.
Processor LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. KENNISGEVING: Voer de onderstaande stappen alleen uit als u ervaring hebt met het verwijderen en opnieuw aanbrengen van hardware. Als u deze stappen niet op juiste wijze uitvoert, kan het moederbord beschadigd raken. De processor verwijderen 1. Volg de instructies in Voordat u begint. 2.
1 afdichting processor 2 processor 4 contactontgrendelingshefboom 5 pin-1-indicator contact 3 contact KENNISGEVING: Contactpinnen zijn uiterst kwetsbaar. Om schade te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de processor op juiste wijze is uitgelijnd met het contact. Oefen geen overmatige kracht uit wanneer u de processor installeert. Zorg ervoor dat u de pinnen op het moederbord niet aanraakt of verbuigt. 4.
KENNISGEVING: Als u het moederbord vervangt, moet u het vervangende moederbord visueel vergelijken met het bestaande moederbord om te controleren of u over het juiste onderdeel beschikt. 8. Verwijder de acht schroeven waarmee het moederbord aan het chassis is bevestigd, schuif het moederbord naar de voorzijde van de computer en til deze vervolgens uit de computer omhoog.
Toewijzingen van de pinnen van de gelijkstroomaansluiting van de stroomvoorziening (PSU) Gelijkstroomaansluiting P1 Stroomvoorziening (375 W) Stroomvoorziening (425 W) Pin-nummer Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel 1 +3.3 VDC Oranje +3.3 VDC Oranje 2 +3.3 VDC Oranje +3.
23 +5 VDC Rood +5 VDC Rood 24 COM Zwart COM Zwart Gelijkstroomaansluiting P2 Stroomvoorziening (375 W) Stroomvoorziening (425 W) Pin-nummer Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel 1 COM Zwart COM Zwart 2 COM Zwart COM Zwart 3 +12 VA DC Geel +12 VA DC Geel 4 +12 VA DC Geel +12 VA DC Geel Wisselstroomaansluitingen P3 en P5 Stroomvoorziening (375 W) Stroomvoorziening (425 W) Pin-nummer Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel 1 +3.
Pin-nummer Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel 1 +5 V DC Rood +5 V DC Rood 2 COM Zwart COM Zwart 3 COM Zwart COM Zwart 4 +12 VADC Geel +12 VADC Geel Gelijkstroomaansluitingen P8, P9, P13, en P14 Stroomvoorziening (375 W) Stroomvoorziening (425 W) Pin-nummer Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel 1 +3.3 VDC Oranje +3.
Pin-nummer Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel 1 +12 VB DC Wit +12 VC DC Blauw/wit 2 +12 VB DC Wit +12 VC DC Blauw/wit 3 +12 VB DC Wit +12 VC DC Blauw/wit 4 COM Zwart COM Zwart 5 COM Zwart COM Zwart 6 COM Zwart COM Zwart Gelijkstroomaansluiting P15 (alleen voor 425 W) Pin-nummer Signaalnaam Kleur 18-AWG-kabel 1 +12 VC DC Blauw/wit 2 +12 VC DC Blauw/wit 3 +12 VC DC Blauw/wit 4 COM Zwart 5 COM Zwart 6 COM Zwart OPMERKING: De P15-aanslu
1 schroeven voor stroomvoorziening (4) De stroomvoorziening installeren 1. Sluit de stroomvoorziening aan. Zorg daarbij dat de sleuf aan de onderzijde van de eenheid is uitgelijnd met de lipjes op het chassis. Schuif de eenheid vervolgens naar de achterzijde van de computer totdat deze vastklikt. 2. Breng de vier schroeven opnieuw aan om de stroomvoorziening aan de achterzijde van het computerchassis te bevestigen. 3. Sluit alle verwijderde gelijkstroomkabels opnieuw aan.
Het I/O-paneel aan de voorzijde verwijderen LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. 1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint. 2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
4. Sluit de kabel om de aan/uit-knop en het I/O-paneel te verbinden opnieuw aan. 5. Sluit de 1394-kabel en audiokabel opnieuw aan (indien van toepassing). 6. Sluit de kabel van het bedieningspaneel opnieuw op de aansluiting van het I/O-paneel aan. 7. Breng het voorste montagekader opnieuw aan door de zes lipjes op de overeenkomstige sleuven op het voorchassis uit te lijnen en het montagekader vast te klikken.
1 knoopcel 2 lipje 3 batterijcompartiment KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel op het netwerkcontact aansluiten en vervolgens de kabel op de computer aansluiten. 8. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan. 9. Open het systeemsetupprogramma en herstel de instellingen die u hebt vastgelegd tijdens stap 1 (zie Het systeemsetupprogramma openen). 10.
Terug naar inhoudsopgave De computer optimaliseren voor een betere prestatie Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 Hoe de Intel™ SpeedStep®-technologie werkt Hoe de Intel™ SpeedStep®-technologie werkt De SpeedStep-technologie bewaakt automatisch de prestaties van de processor van uw computer en past op dynamische wijze de werkingsfrequentie en het stroomniveau aan de uit te voeren taak aan.
Terug naar inhoudsopgave Uw computer instellen en gebruiken Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 Aanzichten van de computer Een mediakaartlezer gebruiken Uw computer binnen een besloten ruimte installeren Hoe de optionele Xcelerator™ werkt Een monitor aansluiten Windows ® SideShow™ en het MiniView- beeldscherm Meer over uw RAID-configuratie Een printer instellen Dell DataSafe (optioneel) Een internetverbinding maken Intel® Viiv™-technologie (optioneel) Wizard Netwerk instellen Multimedia
geblokkeerd. KENNISGEVING: Zorg ervoor dat er minimaal vijf centimeter ruimte tussen alle luchtopeningen en tussen eventuele objecten en de luchtopeningen aanwezig is. KENNISGEVING: Houd het gebied van de luchtopeningen schoon en vrij van stof om ervoor te zorgen dat de computer op adequate wijze worden geventileerd. Gebruik alleen een droge doek om het ventilatiegebied te reinigen om te voorkomen dat er water in de computer binnendringt.
1 microfoonaansluiting U kunt de microfoonaansluiting gebruiken om een pc-microfoon aan te sluiten voor spraak- of muziekinvoer naar een geluids- of telefonietoepassing. 2 koptelefoonaansluiting Gebruik de koptelefoonaansluiting om de koptelefoon aan te sluiten. 3 USB-aansluitingen (2) Gebruik de USB-aansluitingen aan de voorzijde voor apparaten die u zo nu en dan aansluit, zoals geheugensticks, camera's of opstartbare USB-apparaten.
ondersteuning voor kaarten met een volledige lengte. 7 IEEE 1394 Gebruik de IEEE 1394-aansluiting voor gegevensapparaten met een hoge snelheid, zoals digitale camera's en externe opslagapparaten. 8 aansluiting voor netwerkadapter KENNISGEVING: Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkaansluiting. Gebruik deze aansluiting om de computer aan te sluiten op een netwerk of breedbandapparaat.
bedrading, moet u de netwerksnelheid naar 10 Mbps forceren om een betrouwbare werking te garanderen. 7 netwerkactiviteitslampje Licht geel op als de computer netwerkgegevens verzendt of ontvangt. Als gevolg van een hoog netwerkvolume kan het lijken of dit lampje aanhoudend brandt. 8 aansluiting voor surround sound Gebruik de (zwarte) aansluiting voor surround sound voor luidsprekers met ondersteuning voor meerdere kanalen. Op computers met een geluidskaart moet u de aansluiting op de kaart gebruiken.
l Als de computer op of onder een bureau staat opgesteld, moet u minimaal 5,1 centimeter tussen de achterzijde van de computer en de muur vrijlaten om een luchtstroom te bieden die een afdoende ventilatie mogelijk maakt. l Stel uw computer niet op binnen een besloten ruimte waar de luchtstroom wordt geblokkeerd. Als gevolg van een blokkade van de luchtstroom wordt de prestatie van de computer nadelig beïnvloed en kan deze oververhit raken.
1 DVI-aansluiting (wit) 2 TV-OUT-aansluiting 3 VGA-aansluiting (blauw) Een monitor zonder adapter aansluiten LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. 1. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af. 2.
1 DVI-aansluiting (wit) 2 DVI-naar-VGA-adapter (optioneel) 3 TV-OUT-aansluiting Twee of meer monitors aansluiten LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. OPMERKING: De grafische kaart van uw computer is uitgerust met een witte DVI-poort, een zwarte DVI-I-poort en een blauwe VGA-poort. 1. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af. 2.
1. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af. 2. Sluit het besturingssysteem af: l Klik in Windows Vista op Start , klik op de pijl linksonder in het menu Start (hieronder afgebeeld) en klik op Afsluiten. De computer schakelt uit nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten. 3. Zorg ervoor dat de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld.
Een ander voordeel van een RAID Level 0-configuratie is dat deze de volledige opslagcapaciteit van de schijven benut. Zo zullen twee schijven met een capaciteit van 120 GB samen 120 GB aan schijfruimte voor het opslaan van gegevens bieden. OPMERKING: In een RAID Level 0-configuratie is de capaciteit van de configuratie gelijk aan de capaciteit van het kleinste station, vermenigvuldigd met het aantal schijven binnen de configuratie.
3. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets in SATA Operation (SATA-functionaliteit) te markeren, en druk op . 4. Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-rechtstoets om RAID On (RAID aan) te markeren, druk op en druk vervolgens op . OPMERKING: Zie Opties van het systeemsetupprogramma voor meer informatie over RAID-opties. 5.
5. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om RAID1 (Mirror) te selecteren, en druk op . 6. Als er meer dan twee vaste schijven beschikbaar zijn, drukt u op de pijl- omhoogtoets en pijl-omlaagtoets en spatiebalk om de twee schijven voor het RAID-volume te selecteren, en drukt u op . 7. Selecteer de gewenste volumecapaciteit en druk op . De standaardwaarde is de maximale beschikbare grootte. 8. Druk op om het station te maken. 9.
Om een derde vaste schijf aan het volume met RAID-niveau 0 toe te voegen, klikt u op de rechterpijl en klikt u op de derde schijf totdat er drie schrijven worden weergegeven in het venster Selected. Klik vervolgens op Next. 6. In het venster Specify Volume Size klikt u op het gewenste Volume Size (volumeformaat) en op Next. 7. Klik op Finish om het volume te creëren, of klik op Back om de configuratie te wijzigen.
4. Klik op Volgende in het venster van de migratiewizard. 5. Geef een naam voor het RAID-volume op of accepteer de standaard naam. 6. Selecteer in het vervolgkeuzemenu RAID 0 als het RAID-niveau. 7. Selecteer de gewenste stripgrootte in het vervolgkeuzemenu en klik op Next. OPMERKING: Selecteer de stripgrootte die het dichtst ligt bij de grootte van het gemiddelde bestand dat u op het RAID-station wilt opslaan. Kies 128 KB als uw stripgrootte als u de gemiddelde bestandsgrootte niet weet. 8.
U markeert een schijf als volgt als reserveschijf: 1. Klik op de knop Start en wijs Programma's® Intel(R) Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de Intel® Storage Utility te starten. 2. Klik met de rechtermuisknop op de vaste schijf die u als reserveschijf wilt gebruiken. 3. Klik op Mark as Spare. U kunt als volgt een schijf als reserveschijf verwijderen: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de reserveschijf. 2. Klik op Reset Hard Drive to Non-RAID.
3. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om de optie Quick Resume te markeren, en druk op om het menu te openen. 4. Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-rechtstoets om de optie On (Aan) te markeren, en druk op om de Quick Resume-functie te activeren. De QRT-functie in het besturingssysteem activeren 1. Klik op de knop Start en klik op Configuratiescherm. 2. Klik op het tabblad Afwezig. 3.
Naar de volgende track Een dvd-speler heeft de volgende basisknoppen: Stopzetten Het huidige hoofdstuk opnieuw starten Afspelen Snel vooruitspoelen Pauzeren Snel achteruitspoelen Ga tijdens de pauzemodus een frame verder Naar volgende titel of hoofdstuk Huidige titel of hoofdstuk continu afspelen Naar vorige titel of hoofdstuk De schijf uitwerpen Mogelijk zijn deze bedieningsopties niet binnen alle spelers op de computer aanwezig.
Een Blu-ray Disc™ (bd)-schijf kopiëren Raadpleeg voor het gebruik van de bd-schijf de handleiding die bij het product werd geleverd. Lege cd's en dvd's gebruiken Cd-rw-stations kunnen alleen naar cd-opnamemedia schrijven (inclusief zeer snelle cd-rw-schijven), terwijl dvd-writable schijven zowel naar cd- als dvdopnamemedia kunnen schrijven. Gebruik lege cd-r's om muziek op te nemen of gegevens permanent op te slaan.
Gebruik de mediakaartlezer om gegevens direct naar uw computer over te zetten.
Help en ondersteuning opent u door te klikken op Start® Help en ondersteuning. OPMERKING: De Dell Xcelerator is een optionele functie en zal niet op uw computer aanwezig zijn als u deze niet speciaal hebt besteld. Windows ® SideShow™ en het MiniView- beeldscherm Het MiniView-beeldscherm bevindt zich bovenop de computer. Het MiniView-beeldscherm wordt ondersteund door Windows Sideshow-technologie en biedt snelle toegang tot de gegevens die op computers met Windows Vista aanwezig zijn.
Het menu van het MiniView-beeldscherm bevat een lijst met alle gadgets die bij de computer werden geleverd. Daarnaast stelt het menu u in staat om bestaande gadgets uit de lijst te verwijderen of opnieuw aan de lijst toe te voegen. Alle gadgets die in het MiniView-beeldscherm aanwezig zijn, kunnen worden weergegeven met behulp van de menuknop en worden geactiveerd met behulp van de navigatieknoppen. U kunt als volgt nieuwe gadgets aan het MiniView-beeldscherm toevoegen 1.
4. Het besturingssysteem biedt een printerwizard die u begeleidt tijdens het installeren van het stuurprogramma voor de printer: Klik op de knop Start van Windows Vista™ 5. en klik op netwerk® Een printer toevoegen om de Wizard Printer toevoegen te starten. Installeer zo nodig het printerstuurprogramma. Zie Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren en de documentatie die bij de printer werd geleverd. Een internetverbinding maken OPMERKING: Internetproviders en hun aanbod variëren per land.
Wizard Netwerk instellen Microsoft Windows biedt de wizard Netwerk instellen om u te helpen bij het delen van bestanden, printers of een internetverbinding maken tussen computers in een kantoor aan huis of een klein kantoor. 1. Klik op Start en klik op Verbinding maken met® Verbinding of netwerk instellen. 2. Selecteer een optie onder Kies een verbindingsoptie. 3. Klik op Volgende, en volg de instructies van de wizard.
Ctrl+Shift+Enter. U kunt de QuickSet Energiebeheer-wizard of energiebeheerinstellingen van Windows gebruiken om de energiebeheerinstellingen voor uw computer te beheren. U kunt de Energiebeheer-instellingen van Windows gebruiken om de energiebeheerinstellingen van uw computer te configureren. Om de Energiebeheer-instellingen te openen, klikt u op Start Terug naar inhoudsopgave ® Configuratiescherm® Systeem en onderhoud® Energie-opties.
Terug naar inhoudsopgave Problemen oplossen Eigenaarshandleiding voor de Dell™ XPS™ 420 Problemen oplossen Dell Diagnostics Stroomlampjes Stuurprogramma's Controlelampjes Problemen met hardware of software oplossen in Windows Vista™ Pieptooncodes Het besturingssysteem herstellen Systeemmeldingen Problemen met het MiniView-beeldscherm oplossen Problemen oplossen Gebruik de volgende tips voor het oplossen van problemen met uw computer: l l l l Als u een onderdeel hebt verwijderd voordat het prob
Voer Dell Diagnostics uit — Zie Dell Diagnostics. Problemen met een optisch station OPMERKING: Trillingen van een optisch station met een hoge snelheid zijn normaal en kunnen met gehorigheid gepaard gaan. Dit duidt echter niet op een defect van de schijf of het station. OPMERKING: Als gevolg van verschillende wereldwijde regio's en schijfformaten werken mogelijk niet alle dvd's in dvd-stations. Stel het Windows-volume bij — l l l Klik op het luidsprekerpictogram rechtsonder in het scherm.
deze omzeilen en de telefoon gebruiken om de modem rechtstreeks aan te sluiten op het telefooncontact in de muur. Als u een lijn van meer dan 3 m gebruikt, probeert u een kortere lijn. Voer de diagnostische modemtool uit — 1. 2. Klik op Start ® Alle programma's® Diagnostische modemtool. Volg de aanwijzingen op het scherm om modemproblemen te identificeren en op te lossen. De diagnostische modemtool is niet op alle computers beschikbaar. Controleer of de modem met Windows communiceert — 1. 2.
Controleer of de kabel voor het IEEE 1394a-apparaat op juiste wijze op het apparaat en op de aansluiting op de computer is aangesloten Controleer of het IEEE 1394a-apparaat in het systeemsetupprogramma is geactiveerd — Zie Opties van het systeemsetupprogramma. Controleer of het IEEE 1394a-apparaat door Windows wordt herkend — 1. 2. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid. Klik op Apparaatbeheer. Als het IEEE 1394a-apparaat wordt vermeld, wordt het door Windows herkend.
8 tot 10 seconden ingedrukt houden (totdat de computer uitgaat), en de computer vervolgens opnieuw opstarten. Een programma reageert niet meer Beëindig het programma — 1. 2. 3. 4. Druk tegelijkertijd op om Taakbeheer te openen. Klik op het tabblad Toepassingen. Selecteer het programma dat niet meer reageert. Klik op Taak beëindigen. Een programma crasht regelmatig OPMERKING: De meeste software wordt vergezeld van aanwijzingen in de vorm van documentatie op een diskette, cd of dvd.
Als u andere geheugenproblemen ondervindt — l l l l Breng de geheugenmodules opnieuw aan (zie Geheugen) om er zeker van te zijn dat de computer op succesvolle wijze kan communiceren met het geheugen. Zorg ervoor dat u de richtlijnen voor het installeren van geheugen volgt (zie Geheugen installeren). Controleer of de geheugenvoorziening die u gebruikt door uw computer wordt ondersteund. Zie Geheugen voor meer informatie over het type geheugen dat door de computer wordt ondersteund.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. Als het aan/uit-lampje blauw is en de computer niet reageert — Zie Controlelampjes. Als het aan/uit-lampje blauw knippert — l l De computer bevindt zich in stand-bymodus. Druk op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk op de aan/uit-knop om de computer uit de stand-by-modus te halen.
Controleer of de printer door Windows wordt herkend — 1. 2. 3. 4. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Printer. Als de printer in de lijst wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram voor de printer. Klik op Eigenschappen en klik op Poorten. Wijzig waar nodig de instellingen. Installeer het stuurprogramma voor de printer opnieuw — Raadpleeg de documentatie voor de printer voor informatie over het opnieuw installeren van het stuurprogramma voor de printer.
controleer het stopcontact — Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp. Verwijder mogelijke storingsbronnen — Zet ventilators, fluorescerende lichten of halogeenlampen in de nabijheid van de computer uit om te kijken of daarmee mogelijke storingen worden opgeheven. Voer de diagnostische luidsprekertest uit Installeer het stuurprogramma voor de geluidskaart opnieuw — Zie Stuurprogramma's.
Haal de subwoofer uit de buurt van de monitor — Als het luidsprekersysteem is uitgerust met een subwoofer, moet u ervoor zorgen dat de subwoofer zich ten minste op 60 cm afstand van de monitor bevindt. Haal de monitor uit de buurt van externe stroombronnen — Ventilators, fluorescerende lampen, halogeenlampen en andere elektrische apparaten kunnen ervoor zorgen dat het scherm "trillerig" overkomt. Zet apparaten in de nabijheid uit om te controleren of de storing daaraan te wijten is.
Voor probleemoplossingsdoeleinden is het montagekader van de computer uitgerust met vier blauwe lampjes die zijn aangeduid met 1, 2, 3 en 4 (zie Aanzicht voorzijde). Wanneer de computer op normale wijze start, zullen de lampjes gaan knipperen en vervolgens uitgaan. Als er zich een storing op de computer voordoet, kan de volgorde van de lampjes helpen om de aard van het computerprobleem te identificeren.
Pieptooncodes Mogelijk laat uw computer tijdens het opstarten een reeks van pieptooncodes horen als de monitor geen foutmeldingen kan weergeven. Met deze reeks van pieptooncodes wordt een probleem aangeduid. Pieptooncode 1-3-1 (een mogelijke pieptooncode) bestaat bijvoorbeeld uit één pieptoon, een snelle opeenvolging van drie pieptonen en vervolgens één pieptoon. Deze piepcode vertelt u dat de computer tegen een geheugenprobleem is aangelopen.
Melding Mogelijke oorzaak Herstelactie 8042 Gate-A20 error De toetsenbordcontroller heeft de test niet doorstaan. Als deze melding op het beeldscherm wordt weergegeven nadat u wijzigingen in het systeemsetupprogramma hebt gemaakt, moet u het systeemsetupprogramma opnieuw openen en de oorspronkelijke waarde(n) herstellen. Address Line Short! Er is een fout opgetreden in de adresdecodeerbedrading van het geheugen. Breng de geheugenmodules opnieuw aan (zie Geheugen).
wijze is gedefinieerd. Dell Diagnostics LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn beschreven. Wanneer u Dell Diagnostics moet gebruiken Als u een probleem met uw computer ondervindt, moet u de tests uitvoeren die in Problemen oplossen zijn beschreven en Dell Diagnostics uitvoeren voordat u contact opneemt met Dell voor technische ondersteuning.
5. Type 1 om het cd-menu op te roepen en druk op om verder te gaan. 6. Selecteer Run the 32 Bit Dell Diagnostics uit de genummerde lijst. Als er meerdere versies worden aangegeven, moet u de versie selecteren die voor uw computer van toepassing is. 7. Als het Hoofdmenu van het Dell Diagnostics wordt weergegeven, selecteert u de test die u wilt uitvoeren.
Parameters Deze optie stelt u in staat om de testinstellingen te wijzigen. 5. Wannneer de tests zijn voltooid, sluit u het testvenster om naar het hoofdmenu terug te keren. Sluit het hoofdmenu om Dell Diagnostics te sluiten en de computer opnieuw te starten. 6. Verwijder de cd Dell Drivers and Utilities uit het station. Stuurprogramma's Wat is een stuurprogramma? Een stuurprogramma is een programma waarmee een apparaat zoals een printer, muis of toetsenbord wordt bestuurd.
3. Klik met de rechtermuisknop op het apparaat waarvoor u een nieuw stuurprogramma hebt geïnstalleerd en klik op Eigenschappen. 4. Klik op Stuurprogramma's en klik vervolgens op Stuurprogramma terugzetten. Als Vorig stuurprogramma van Windows XP het probleem niet heeft kunnen verhelpen, gebruikt u Systeemherstel (zie Het besturingssysteem herstellen) de staat te herstellen waarin uw computer verkeerde voordat u het nieuwe stuurprogramma installeerde.
Het besturingssysteem herstellen U kunt het besturingssysteem op een van de volgende manieren terugzetten: l Systeemherstel herstelt uw computer naar een eerdere werkende toestand, zonder de gegevensbestanden te beïnvloeden. Gebruik Systeemherstel als de eerste oplossing voor het herstellen van het besturingssysteem en het behouden van gegevensbestanden. l Dell Factory Image Restore (beschikbaar in Windows Vista) herstelt de vaste schijf naar de stand waarin deze verkeerde toen u de computer aanschafte.
1. 2. Zet de computer aan. Druk zodra het DELL-logo verschijnt een aantal keer op om het venster Geavanceerde opstartinstellingen van Windows Vista te openen. Selecteer de optie De computer repareren. Het venster Opties voor systeemherstel verschijnt. 3. Selecteer een toetsenbordlay-out en klik op Volgende. 4. Meld u aan als een lokale gebruiker om toegang tot de herstelopties te krijgen. Om de opdrachtregel te openen, typt u administrator in het veld Gebruikersnaam en klikt u op OK. 5.
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft® Windows® verschijnt. Zet de computer vervolgens uit en probeer het opnieuw. OPMERKING: Met de volgende stappen wordt de opstartvolgorde slechts één keer gewijzigd. De volgende keer dat u de computer start, gebeurt dat volgens de instellingen die zijn gedefinieerd in het systeemsetupprogramma. 5.