Service Manual

18. Sluit alle kabels aan die met de kaart verbonden moeten zijn.
Raadpleeg de documentatie bij de kaart voor informatie over de kabelaansluitingen van de kaart.
19. Draai de grafischekaartbrug terug op de oorspronkelijke plaats en druk op de bovenzijde zodat het lipje op zijn plaats klikt.
20. Laat de grafischekaartbrug (indien van toepassing) over de geplaatste kaarten zakken tot deze vastklikt.
21. Plaats de computerkap terug (zie De computerkap verwijderen en terugplaatsen), sluit de computer en de apparatuur weer aan op het stopcontact en
schakel deze in.
22. Installeer de benodigde stuurprogramma's voor de kaart zoals beschreven in de documentatie bij de kaart.
Terug naar inhoudsopgave
1
kaartconnector (kaart geplaatst)
2
kaartconnector (kaart niet
geplaatst)
3
kaart niet goed uitgelijnd met de
sleuf
4
kaart niet goed uitgelijnd, buiten de
sleuf
5
uitlijningsstreep
6
uitlijngeleider
VOORZICHTIG: Zorg dat de kaartkabels niet over of achter de kaarten lopen. Als er kabels over de kaarten lopen, kan de computerkap mogelijk
niet goed worden gesloten of kan er schade aan de apparatuur ontstaat.
VOORZICHTIG: Als de voedingskabel onjuist op de grafische kaart is aangesloten, zijn de grafische prestaties mogelijk niet optimaal.
VOORZICHTIG: Zorg voordat u de kaarthouder weer op zijn plaats draait, dat de bovenzijden van alle kaarten en beugels op dezelfde hoogte
liggen als de uitlijningsstreep en dat de inkeping in de bovenzijde van iedere kaart of beugel rond de uitlijningsgeleider past.