Operation Manual
20
- 2/3 spoelingen uit te voeren door de functie "Spoeling"
(paragraaf “8.1 Spoeling ”) te selecteren;
- gedurende enkele seconden heet water af te geven
(hoofdstuk “12. Afgifte heet water”).
N.B.!
Het is normaal dat er na het uitvoeren van deze reiniging water
aanwezig is in het koedikbakje (A10).
16.3 Reiniging van het koedikbakje
Wanneer op het display (B) het bericht “LEDIG KOFFIEDIKBAKJE”
verschijnt, moet dit leeggemaakt en gereinigd worden. Zolang
het koedikbakje (A10) niet gereinigd wordt kan het apparaat
geen koe bereiden. De machine signaleert de noodzaak tot
lediging ook als het bakje niet volledig vol is, maar wanneer er
72 uur verlopen zijn vanaf de eerste bereiding (opdat de 72 uur
goed berekend worden, moet de machine nooit worden uitge-
zet met de hoofdschakelaar).
Let op! Gevaar voor brandwonden.
Als men verschillende cappuccino’s na elkaar bereidt, wordt het
metalen kopjesblad (A11) warm. Wacht tot het blad afkoelt al-
vorens hem aan te raken en neem hem enkel aan de voorkant
vast.
Reiniging (met ingeschakeld apparaat):
33
• Het drupbakje (A14)
(afb. 33) verwijderen,
leeg maken en reinigen.
• Ledig en reinig het kof-
edikbakje (A10) zorg-
vuldig en verwijder alle
resten die op de bodem
kunnen achterblijven:
de bijgeleverde kwast
(C5) heeft een spateltje
dat hiervoor gebruikt
kan worden.
Opgelet!
Bij het verwijderen van het drupbakje is het altijd verplicht om
ook het koedikbakje te ledigen ook al is dit nog redelijk leeg.
Gebeurt dit niet dan kan het gebeuren dat, bij het zetten van
verdere kopjes koe, het koedikbakje voller wordt dan voor-
zien en het apparaat zo verstopt raakt.
16.4 Reiniging van het drupbakje
Let op!
34
Het drupbakje (A14) is voor-
zien van een (rode) drijvende
indicator (A12) van het wa-
terniveau in het bakje (afb.
34). Voor dat deze indicator
uit het kopjesblad (A11) be-
gint te steken, moet het
bakje geledigd en gereinigd
worden, anders kan het
water over de rand van het
bakje lopen en de machine,
het werkoppervlak of de om-
liggende zone beschadigen.
Ga voor de verwijdering van het drupbakje als volgt te werk:
1. Verwijder het drupbakje en het koedikbakje (A10 - afb.
33);
2. Het drupbakje en het koedikbakje leeg maken en
wassen;
3. Het drupbakje samen met het koedikbakje
terugplaatsen.
16.5 Reiniging van de binnenkant van de
machine
Gevaar voor elektrische schok!
Voordat de reiniging van de inwendige delen plaatsvindt, moet
het apparaat uitgeschakeld worden (zie “7. Het apparaat uit-
schakelen”) en losgekoppeld worden van het elektriciteitsnet.
Dompel het apparaat nooit onder in water.
35
1. Controleer regelmatig
(ongeveer één keer per
maand) of de binnen-
kant van het apparaat
(alleen toegankelijk
nadat het drupbakje
(A14) verwijderd is) vuil
is. Verwijder indien
nodig de koeaanslag
met de bijgeleverde
kwast (C5) en een spons.
2. Zuig alle resten met een
stofzuiger op (afb. 35).
16.6 Reiniging van het waterreservoir
1.
Reinig regelmatig (ongeveer een keer per maand) en bij elke
vervanging van het verzachtingslter (C4 - indien aanwe-
zig) het waterreservoir (A16) met een vochtige doek en een
beetje mild reinigingsmiddel;
2. Verwijder het lter (indien aanwezig) en spoel het af onder
stromend water;
3. Plaats het lter terug (indien aanwezig), vul het reservoir
met vers water en plaats het reservoir terug;
4. (Alleen voor modellen met een verzachtingslter) Laat on-
geveer 100 ml heet water lopen om het lter opnieuw te
activeren.
16.7 Reiniging van de tuitjes van de koeuitloop
36B
36A
1. Reinig regelmatig de tui-
tjes van de koeuitloop
(A8) met een spons of
een doek (afb. 36A).
2. Controleer of de gaatjes
van de koeuitloop
verstopt zijn. Verwijder
indien nodig de koe-
resten met een tanden-
stoker (afb. 36B).
16.8 Reiniging van de trechter voor het invoeren
van voorgemalen koe
Controleer regelmatig (ongeveer één keer per maand) of de
trechter voor voorgemalen koe (A4) verstopt is. Verwijder zo
nodig de koeresten met de bijgeleverde kwast (C5).
16.9 Reiniging van de zetgroep
De zetgroep (A19) moet minstens één keer per maand worden
gereinigd.
Let op!
De zetgroep kan niet worden verwijderd wanneer het apparaat
ingeschakeld is.
1. Controleer of de machine de uitschakeling correct heeft
uitgevoerd (zie hoofdstuk “7. Het apparaat uitschakelen”);
2. Verwijder het waterreservoir (A16) (afb. 3);