Operation Manual

NEDERLANDS
84
Verander de versnelling niet op
volledige snelheid of tijdens gebruik.
De boorhouder verwijderen en
vastmaken (afb. 8, 9)
DW907
1. Open de klemmen van de boorhouder zo ver
mogelijk.
2. Steek een schroevendraaier in de boorhouder
en verwijder de bevestigingsschroef van de
boorhouder door met de klok mee te draaien
zoals afgebeeld in figuur 8.
3. Draai een zeskantsleutel vast in de boorhouder
en sla er met een hamer op zoals afgebeeld in
figuur 9. Zo komt de boorhouder los en kunt u
deze met de hand losschroeven.
4. Ga in omgekeerde volgorde te werk om de
boorhouder weer te aan te brengen.
BEDIENING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
WAARSCHUWING: Om het risico op
persoonlijk letsel te verminderen:
Houd u altijd aan de
veiligheidsinstructies en
toepassingregels.
Let op de locatie van pijpleidingen en
bedrading.
Oefen uitsluitend zachte druk op het
gereedschap uit. Overmatige druk
maakt het boren niet sneller maar
vermindert de prestaties van het
gereedschap en kan de levensduur
van het gereedschap bekorten.
Om het vastzitten bij een doorbraak te
minimaliseren, vermindert u geleidelijk
de druk van het boorpunt tegen het
einde van het boren.
Houd de motor draaiende als u de
boor uit een geboord gat trekt. Dit
helpt vastzitten te voorkomen.
VOOR DE BEDIENING:
1. Zorg ervoor dat de accu (volledig) is opgeladen.
2. Plaats een geschikte boor.
3. Markeer het punt waar het gat dient te worden
geboord.
4. Kies draaien vooruit of achteruit.
AAN- EN UITSCHAKELEN (AFB. 1, 6)
1. Om het gereedschap te bedienen drukt u
variabele schakelaar (a) in. De druk die wordt
uitgeoefend op de schakelaar variabele snelheid
bepaalt de snelheid van het gereedschap.
2. Om het gereedschap te stoppen, laat u de
schakelaar los.
3. Om het gereedschap in de positie “uit” op slot
te doen, schuift u de vooruit/achteruit schuif (b)
naar het midden.
WAARSCHUWING: Om het risico
op persoonlijk letsel te verminderen
is de boor voorzien van een rem om
het gereedschap te stoppen zodra de
schakelaar variabele snelheid volledig
wordt losgelaten.
Boren
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met de
versnellingswisselaar zodat de snelheid en torsie
aan de geplande actie voldoen.
2. Voor HOUT gebruikt u spiraalboren, steekboren,
grondboren of zaagboren. Voor METAAL
gebruikt u hoge snelheid spiraalboren of
zaagboren. Gebruik een smeermiddel als u
metaal boort. De uitzonderingen hierop zijn
gietijzer en koper, die droog dienen te worden
geboord.
3. Oefen altijd druk uit in een rechte lijn met de
boor. Gebruik voldoende druk om de boor
verder te laten boren, maar druk niet zo hard
dat de motor vastloopt of de boor doorbuigt.
4. Houd het gereedschap stevig met beide
handen vast om het wegdraaien van de boor te
voorkomen.
5. ALS DE BOOR VASTLOOPT komt dit
meestal omdat hij overbelast wordt. LAAT DE
TREKKER ONMIDDELLIJK LOS, verwijder
de boor uit het werkstuk en stel de reden van
het vastlopen vast. KLIK DE TREKKER NIET
UIT EN AAN IN EEN POGING OM EEN
VASTGELOPEN BOOR OP TE STARTEN -
DIT KAN DE BOOR BESCHADIGEN.
6. Houd de motor draaiende als u de boor uit
een geboord gat trekt. Dit helpt vastzitten te
voorkomen.
SCHROEVEN (AFB. 1)
1. Kies vooruit of achteruit draaien met behulp
van de schuif (b). Breng de snelheid en torsie in
overeenstemming met de geplande handeling.
Plaats het gewenste bevestigingsaccessoire in
de boorhouder zoals u dat met iedere boor zou
doen.
2. Zet de kraag (d) op positie 1 en begin met
schroeven (lage torsie). Voer een paar tests uit