Operating Instructions and Installation Instructions

www.dimplex.de NL-3
Nederlands
3
2 Gebruiksdoeleinde van
de warmtepomp
2.1 Toepassingsgebied
De grond/water-warmtepomp is uitsluitend ontworpen voor het
verwarmen van verwarmingswater. De grond/water-warmte-
pomp kan in aanwezige of nieuw te plaatsen verwarmingsinstal-
laties gebruikt worden. Als warmtedrager in de warmtebronin-
stallatie wordt glycolwater gebruikt. Als warmtebron kunnen
aardsonden, aardcollectoren of soortgelijke installaties worden
gebruikt.
2.2 Werkwijze
De aarde slaat de warmte van de zon, de wind en de regen op.
Deze aardwarmte wordt in de aardcollector, de aardsonde e.d.
door het glycolwater bij een lage temperatuur opgenomen. Een
circulatiepomp transporteert dan het “verwarmde” glycolwater
naar de verdamper van de warmtepomp. Daar wordt deze
warmte aan het koelmiddel in de koelkringloop afgestaan. Daar-
bij koelt het glycolwater weer af, zodat deze in de glycolwater-
kringloop weer warmte-energie op kan nemen.
Het koelmiddel wordt door de elektrisch aangedreven compres-
sor aangezogen, gecomprimeerd en naar een hoger tempera-
tuurniveau “gepompt”. De bij dit proces toegevoerde elektrische
energie gaat niet verloren, maar wordt grotendeels aan het koel-
middel afgestaan.
Vervolgens komt het koelmiddel in de condensor en draagt hier
wederom zijn warmte-energie aan het verwarmingswater af. Af-
hankelijk van het bedrijfspunt kan het verwarmingswater zo tot
60 °C verwarmd worden.
3 Basisapparaat
Het basisapparaat bestaat uit een aansluitklare warmtepomp
voor installatie binnen met een plaatstalen behuizing, schakelpa-
neel en geïntegreerde regelaar. De koelkringloop is “hermetisch
gesloten” en bevat het in het Kyoto-protocol aangegeven gefluo-
rideerde koelmiddel R134a met een GWP-waarde van 1300. Het
is CFK-vrij, breekt geen ozon af en is niet brandbaar.
Op het schakelpaneel zijn alle voor de werking van de warmte-
pomp noodzakelijke componenten aangebracht. Een voeler voor
de buitenwandtemperatuur met bevestigingsmateriaal evenals
een filter worden met de warmtepomp bijgeleverd. De span-
ningstoevoer voor de ballast- en stuurstroom moet ter plaatse
worden aangelegd.
De voeding van de ter plaatse aan te brengen glycolwaterpomp
moet op het schakelpaneel worden aangesloten. Indien vereist,
moet deze van een motorbeveiliging worden voorzien.
De collector met de glycolwaterverdeler moet ter plaatse worden
aangebracht.
1) Condensor
2) Schakelpaneel
3) Verdamper
4) Compressor
