Operation Manual
102
HET LUCHTFILTER REINIGEN
WAARSCHUWING: STRENG VERBODEN VOOR
ONTBRANDBARE MATERIALEN
Controle- en reinigingsinterval: Dagelijks (iedere 10 bedrijfsuren)
Zet met de chokehendel de choke helemaal dicht en houd de carburateur vrij -
van stof of vuil.
Draai de bevestigingsbout los. -
Verwijder de luchtlterkap door aan de onderkant te trekken. -
Verwijder de luchtlterelementen en tik ertegen om het vuil te verwijderen. -
Als de luchtlterelementen zwaar verontreinigd zijn: -
Verwijder de luchtlterelementen, dompel ze in warm water of in een oplos-
sing van een mild schoonmaakmiddel in water, en droog ze grondig. Knijp er
niet in en wrijf er niet over tijdens het wassen.
Alvorens de luchtlterelementen terug te plaatsen, moeten deze grondig -
droog zijn. Als de luchtlterelementen onvoldoende droog worden
teruggeplaatst, kan dat leiden tot moeilijk starten.
Veeg olie die rondom de luchtlterkap en de ontluchting zit af met een -
poetsdoek.
Plaats het lterelement (spons) in het lterelement (vilt). -
Plaats de lterelementen zodanig in de achterplaat dat de spons aan de kant
van de luchtlterkap zit.
Plaats de luchtlterkap onmiddellijk terug en zet hem vast met de -
bevestigingsbouten. (Plaats bij het monteren eerst de bovenrand en daarna
de onderrand.)
OPMERKING:
Reinig de luchtlterelementen meerdere keren per dag als onder extreem -
stofge omstandigheden wordt gewerkt. Vervuilde luchtlterelementen
verlagen het motorvermogen en bemoeilijken het starten van de motor.
Verwijder de olie op de luchtlterelementen. Als u blijft doorwerken terwijl -
de luchtlterelementen vervuild zijn met olie, kan de olie buiten het
luchtlter terechtkomen en tot milieuverontreiniging leiden.
Plaats de luchtlterelementen niet op de grond of op een vieze plaats. Er -
kan dan vuil of rommel aan blijven plakken waardoor de motor kan worden
beschadigd.
Gebruik nooit brandstof om de luchtlterelementen te reinigen. Ze kunnen -
door de brandstof worden beschadigd.
Achterplaat
Filterelement (spons)
Luchtlterkap
Bevestigingsbout
Filterelement (vilt)
Ontluchting
5) Plaats de motor horizontaal en vul geleidelijk nieuwe motorolie bij tot aan de
markering van de bovengrens.
6) Draai na het bijvullen de olievuldop stevig vast, zodat deze niet kan
losraken en gaan lekken.
Als de olievuldop niet stevig wordt vastgedraaid, kan deze gaan lekken.
Markering van
bovengrens
Motorolie
Inwendige rand
(bovengrens)
Markering op
buitenkant
(ondergrens)
Inwendige rand
(ondergrens)
Markering op buitenkant
(bovengrens)
Chokehendel
TIPS VOOR HET OMGAAN MET OLIE
Gooi verbruikte motorolie nooit weg met het afval, op de grond, of in een rioolput. Het weggooien van olie is bij wet geregeld. Houd u bij -
het weggooien altijd aan de betreffende wetten en regelgeving. In het geval u hierover vragen heeft, neemt u contact op met een erkend
servicecentrum.
Olie verslechtert, ook wanneer de olie niet wordt gebruikt. Controleer en ververs de olie regelmatig (ververs de olie iedere 6 maanden). -