Operation Manual

14
NL
BEDIENINGSELEMENTEN
«LANGZAAM» laagste toerental van de motor
«SNEL» hoogste toerental van de motor
De «CHOKE» stand
( indien voorzien, in plaats van de choke 4.2) veroorzaakt een verrij-
king van het mengsel en dient alleen te worden gebruikt bij de start met een koude motor,
alléén voor zolang dit minimaal nodig is.
Tijdens het rijden dient er een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL» gekozen te worden.
Zet de gashendel tijdens het maaien in de «SNEL» stand.
4.4 C
ONTACTSLOT
Het contactslot heeft drie verschillende standen:
«UIT» alles uit;
«DRAAIEN» alle bedieningselementen worden in werking gesteld;
«START» schakelt de startmotor aan.
Zodra vanuit de «START» stand de sleutel losgelaten wordt, komt deze vanzelf weer in de
«DRAAIEN» stand terug.
4.5 H
ANDREM
De handrem voorkomt dat de machine gaat rijden na het parkeren. De hendel heeft twee stan-
den:
«A» = Handrem uitgeschakeld
«B» = Handrem ingeschakeld
Om de handrem in te schakelen dient het pedaal (4.21 of 4.31) volledig te worden ingetrapt en
de hendel in stand «B» gezet te worden; als de voet van het pedaal gehaald wordt blijft het in
deze lage stand staan.
– De positie “Handrem ingeschakeld” wordt aangegeven door het controlelampje dat brandt
(4.7.b).
– Om de handrem weer uit te schakelen dient het pedaal (4.21 of 4.31) weer te worden inge-
trapt, waarna de hendel automatisch terug komt in stand «A».
4.6 V
ERLICHTINGSSCHAKELAAR
Hiermee kunnen de koplampen worden aangezet als de sleutel (4.4) in de »DRAAIEN» stand
staat.