Operating Instructions and Installation Instructions

Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
15
09-20021-015
2
1
Aansluiten op de achterzijde
Voor de aansluiting op de achterzijde moet de positie
van de aansluitkraag gewijzigd worden. De aan-
sluitkraag is bevestigd met 2 moeren M8 (sleutel 13).
Ga als volgt te werk:
1. Verwijder de vlamplaat.
2. Schroef de moeren los en verwijder de aan-
sluitkraag.
Controleer of het afdichtband op het con-
tactvlak niet is beschadigd. Vervang het
afdichtband als dat wel het geval is.
3. Plaats de aansluitkraag 18 gedraaid ten
opzichte van de oorspronkelijke positie, zie vol-
gende figuur.
09-20021-016
2
1
4. Monteer de aansluitkraag met de 2 moeren M8.
5. Plaats de vlamplaat terug.
Buitenluchtaansluiting
voorbereiden
Als het toestel wordt geplaatst in een ruimte die onvol-
doende is geventileerd, kunt u de aansluitset voor het
aanvoeren van buitenlucht op het toestel aansluiten.
De luchtaanvoerbuis heeft een diameter van 100mm.
Bij toepassing van een gladde buis mag deze buis
maximaal 12meter lang zijn. Bij gebruik van hulp-
stukken zoals bochten moet u per hulpstuk de maxi-
male lengte (12meter) met 1meter verminderen.
Buitenluchtaansluiting via de wand
1. Maak een aansluitgat in de wand (raadpleeg de bij-
lage "Afmetingen", voor de juiste positie van het
aansluitgat).
2. Sluit de luchtaanvoerbuis hermetisch af op de
muur.
Plaatsen en aansluiten
1. Zet het toestel op de juiste plaats, vlak en water-
pas. Het toestel is uitgevoerd met stelvoetjes die
al op het toestel zijn gemonteerd of worden bij-
geleverd. Gebruik deze stelvoetjes zodat het toe-
stel perfect waterpas kan worden gesteld.