Operation Manual

HET IN BEDRIJF STELLEN.
Zie gebruiksaanwijzing.
Het toestel is door de fabriek ingericht voor de gassoort zoals op het typeplaatje
is vermeld.
Voor België: Het toestel is door de fabriek geregeld en verzegeld op aardgas 12
(G
20 . 20
mbar).
WAAKVLAMBRANDER.
De waakvlambrander heeft bij levering het juiste verbruik d.m.v. een spuitstukje
dat zich in de waakvlambrander bevindt.
De waakvlambrander behoeft niet te worden ingesteld.
KLEINSTELLING.
De kleinstelling is ingesteld op
±
20%
van het volverbruik.
De kleinstelschroef is geheel ingedraaid en voorzien van de juiste kleinstelbo-
ring.
PLAATSEN VAN DE MANTEL.
Hang de mantel aan de bovenzijde over de achterplaat en zorg daarbij dat de
mantelhaken in de uitsparing van de achterplaat vallen.
De bedieningsknoppen dienen in daarvoor bestemde mantelopeningen te val-
len.
BELANGRIJK.
Zorg dat de overgordijnen e.d. minstens 50 mm van de mantel vrijhangen.
INSTALLATIE AAN EEN WAND VAN BRANDBAAR
MATERIAAL.
(b.v. houten wand) Zie fig. 4, pag.
11.
Wanneer het toestel aan een wand van brandbaar materiaal wordt gernstalleerd
dient de wanddoorvoer als volgt te worden uitgevoerd.
a. Maak ter plaatse van de doorvoering een vierkante opening in de wand van
235
mmo
b. Schroef aan de kamerzijde de plaat A tegen de wand. Bij samendrukbare
wanden de ruimte rondom goed opvullen zodat de wand niet kan worden in-
gedrukt. Tevens zorgdragen dat i.p.v. de keilmoer 7 (Fig.
1)
b.v. een hout-
schroef kan worden bevestigd.
C.
Bevestig aan de buitenzijde van de wand m.b.v. 4 schroeven de siluminplaat
B. De platen A en B worden op bestelling door de fabriek geleverd.
De montage van de muurdoorvoer is verder zoals hiervoor beschreven.
N.B. Voor de berekening van de in- en uitlaatpijp lengte dient ook rekening te
worden gehouden met de dikte van de siluminplaat.
ONDERHOUD.
De gasregelkraan behoeft niet te worden gesmeerd.
Voor het stookseizoen de mantel en het binnenwerk stofvrij maken en de muur-
doorvoer en warmtewisselaar kontroleren op vervuiling.
4