Installation manual

Programmeerlabels
(alleen PK5500\RFK5500)
1. Ga naar toetsenbordprogrammering door te drukken op
[][8][Installateurscode][]. Voer het drie cijferige deelnummer in
voor het label dat geprogrammeerd moet worden.
2. Gebruik de pijltoetsen (<>) om de balk onder de te wijzigen letter
te verplaatsen.
3. Druk de nummertoetsen [1] tot [9] in overeenkomstig de gewenste
letter. De eerste keer dat u het nummer indrukt, verschijnt de eerste
letter. Door nog eens op de nummertoets te drukken, verschijnt de
volgende letter.
4. Wanneer de gewenste letter of het gewenste cijfer verschijnt, gebruik
dan de pijltoetsen (<>) om naar de volgende letter te scrollen.
5. Wanneer u klaar bent met programmering van het zonelabel, druk
dan op de toets [
], scroll naar “Save” [Opslaan] en druk vervolgens
op [].
6. Begin opnieuw bij stap 2 tot alle labels geprogrammeerd zijn.]
ASCII karakters
Helderheid/contrast veranderen
LCD-toetsenborden
1. Druk op [][6][Master Code].
2. Gebruik de toetsen [<][>] om door de bediening van de Helderheid of het
Contrast te bladeren.
3. Druk op [] om de instelling die u wil aanpassen te selecteren.
4. a) ‘Bediening helderheid’: Er zijn verschillende niveaus van achtergrondverlicht-
ing. Gebruik de toetsen [<][>] om naar het gewenste niveau te bladeren.
b) ‘Bediening contrast’: Er zijn 10 verschillende niveaus van contrast. Gebruik de
toetsen [<][>]om naar het gewenste contrastniveau te bladeren.
5. Om te verlaten, druk op [#].
LED/ICON-toetsenborden
1. Druk op [][6][Master Code].
2. Gebruik de toets [>] om door de 4 verschillende niveaus van achtergrondverli-
chting te bladeren.
3. Het niveau wordt automatisch opgeslagen wanneer u op [#] drukt om te ver-
laten.
Het zoemerniveau veranderen
LCD-toetsenborden
1. Druk op [][6][Master Code].
2. Gebruik de toetsen [<][>] om naar de bediening van de zoemer te bladeren.
3. Er zijn 21 verschillende niveaus, gebruik de toetsen [<][>] om naar het
gewenste niveau te bladeren.
4. Om te verlaten, druk op [#].
LED/ICON-toetsenborden
1. Druk op [][6][Master Code].
2. Gebruik de toets [<] om door de 21 verschillende zoemerniveaus te bladeren.
3. Het niveau wordt automatisch opgeslagen wanneer u op [#] drukt om te ver-
laten.
Transmissie deurbelfunctie
De programmering van de deurbelfunctie gebeurt per bediendeel. Zijn
er meerdere bediendelen in een systeem, dan kan de deurbelfunctie op
een bediendeel geprogrammeerd worden en naar alle andere bedien-
delen doorgestuurd worden.
Transmissie van de deurbelfunctie :
Stap 1 - Programmeer een bediendeel volledig.
Stap 2 - Let op dat alle bediendelen op de keybus aangesloten zijn.
Stap 3 - Ga in de bediendeelprogrammering met [*][8][installateur-
scode][*], ga dan naar adres [994] op het geprogram-
meerde bediendeel. Het bediendeel zendt nu de
programmering van de deurbelfunctie naar alle anderen
bediendelen in het systeem.
Stap 4 - Als het bediendeel klaar is, druk op toets [
#] om te beëindigen.
Symboles d’affichage du clavier
[1] - A, B, C, 1 [4] - J, K, L, 4 [7] - S, T, U, 7 [0] - Space
[2] - D, E, F, 2 [5] - M, N, O, 5 [8] - V, W, X, 8
[3] - G, H, I, 3 [6] - P, Q, R, 6 [9] - Y, Z, 9,0
1 Fire [Brand] – Geeft aan dat er brandalarmen in het geheugen staan.
2
Memory [Geheugen] – Geeft aan dat er alarmen in het geheugen
staan.
3
Ready [Gereed] lampje (groen) – Wanneer het Ready-lampje aan
staat, is het systeem klaar om ingeschakeld te worden.
4
Armed [Ingeschakeld] lampje (rood) – Wanneer het Armed-lampje
aan staat, is het systeem succesvol ingeschakeld.
5
System Trouble [Systeemprobleem] – Geeft aan dat er een systeem-
probleem actief is.
6
AC [Wisselstroom] – Geeft aan dat er wisselstroom aanwezig is op het
hoofdpaneel.
7
Program [Programma] – geeft aan dat het systeem zich in Installer’s
Programming [Installateur Programmering] bevindt of dat het toetsen-
bord bezig is.
8
Bypass [Omleiding] – Geeft aan dat zones automatisch of handmatig
omgeleid worden.
9 Voor toekomstig gebruik
10
Arm Mode [Modus ingeschakeld]– Geeft de modus aan waarin het
paneel is ingeschakeld
Stay [Aanwezig] – Geeft aan dat het paneel ingeschakeld is in de
Stay Mode [Modus Aanwezig] Gaat aan aan het begin van de Exit
Delay [Uitgangvertraging].
Away [Afwezig] – Geeft aan dat het paneel ingeschakeld is in de
Away Mode [Modus Afwezig] Gaat aan aan het begin van de Exit
Delay [Uitgangvertraging].
11
Chime [Bel] – Dit icoon gaat aan op het moment dat de Chime functi-
etoets wordt ingedrukt om de Door Chime [Deurbel] op het systeem in
te schakelen. Het gaat uitwanneer de Chime functietoets opnieuw
wordt ingedrukt om de Door Chime [Deurbel] uit te schakelen.
12
Open – Dit icoon wordt gebruikt met de klokcijfers 1 en 2 om de geac-
tiveerde zones (geen alarm) op het systeem aan te geven. Wanneer
zones open zijn, gaat het OPEN-icoontje aan, en 7 segmentschermen 1
en 2 scrollen door de geactiveerde zones.
1
2
3
4
5
6
7
8
12
9
10
11
12
7
8