Operation Manual

71
NL
De spanning van de drijfketting
controleren
Laat het achterwiel langzaam draaien om de positie te vinden
waarin de ketting de sterkste spanning heeft.
Met de motorfiets op de zijstandaard, de ketting halverwege
het onderste deel met een vinger induwen, de ketting
loslaten en de afstand tussen de middelpunten van de
kettingpennen en het aluminium van de vork meten.
De waarde moet gelijk zijn aan 46÷48 mm (afb. 61).
Om de spanning bij te stellen moet de moer (1, afb. 62)
van de wielspil losser worden gedraaid, en de schroef (2)
in dezelfde mate vaster worden gedraaid met de klok mee,
aan beide zijden van de vork, om de spanning te verhogen,
of losser om de spanning te verlagen. In het laatste geval
moet het wiel naar voren worden geduwd.
Belangrijk
Een niet goed gespannen ketting veroorzaakt een
snelle slijtage van de transmissieorganen.
Controleer aan beide zijden van de vork of de
plaatsingstekens corresponderen; op deze manier wordt
een perfecte uitlijning van het wiel gegarandeerd.
Smeer het schroefdraad van de moer (1) van de wielspil
in met SHELL Retinax HDX2 en draai hem vast met een
koppel van 72 Nm.
Vet het schroefdraad van de stelschroeven (2) in met
SHELL Alvania R3 en draai ze vast met een koppel van 8 Nm.
=
=
46÷48 mm
afb. 61
2 1
afb. 62