Operation Manual
10
• Druk op of om de optie te selecteren en op
om door de keuzes te schakelen.
• Druk op om uw keuze te selecteren en naar
bewerkingsmodus terug te keren, of gebruik of
om de menuopties weer te bekijken.
• Druk op
ESC
om te annuleren en naar
bewerkingsmodus terug te keren.
Als u bijvoorbeeld op
SIZE
drukt, wordt de volgende
display opgeroepen:
GROOT AUTO
BREED W
FONT HELV
A
AUTO 1 2 3 4 5 6
Hierin ziet u de huidig geselecteerde tekstgrootte
en -breedte, en het lettertype.
Gebruik of om door de menuopties te
schakelen: GROOT, BREED of FONT. Elke optie knippert
zodra ze geselecteerd wordt.
De statusbalk verandert om de beschikbare opties voor
een bepaalde functie te tonen, zoals hierboven voor
GROOT: op de statusbalk ziet u de opties AUTO-
tekstgrootte of vastgestelde grootte van 1 tot en met 6.
De beschikbare opties zijn afhankelijk van de
geselecteerde etiketbreedte; zie
SET UP
.
Druk op
om door de opties te schakelen. Druk
daarna op om uw keuze te selecteren en naar de
bewerkingsdisplay terug te keren of op of om
de menuopties weer te bekijken.
KADER, NEGATIEF, SPIEGEL, VERTICAAL en
UITLIJNING zijn globale functies die op het hele etiket
toegepast worden.
GROOTTE
SIZE
In dit menu staan opties voor tekstgrootte en -breedte,
en font; zie hierboven.
OPMAAK
STYLE
STANDAARD ✓
VET
CURSIEF
OPEN LETTER
SCHADUW
ONDERSTR. 0
A
0 1 2 3
• Druk op of om door de opties te schakelen. Met
selecteert u uw keuze, zoals getcond wordt door
een ✓ in de display. Verschillende soorten opmaak
kunnen gecombineerd worden, behalve OPEN LETTER
en SCHADUW die niet samen gebruikt kunnen worden.
• ONDERST. heeft drie soorten lijndikte, zoals te zien is
op de statusbalk.
• In bewerkingsmodus verschijnen er pictogrammen
op de statusbalk om opmaakselecties te bevestigen:
VET (
B
),
Cursief
(
I
), Open letter ( ),
Schaduw
Schaduw (
s
s
) en Onderst. (
U
).
CURSOR-TOETSEN , , of
• Druk op of om de cursor met één letter
tegelijk de tekst langs te laten gaan.
• Ingedrukt houden om snel door de tekst te scannen.
• Druk op + of om de cursor naar het
begin of einde van de tekstregel te sturen.
• Als ze samen met andere functietoetsen gebruikt
worden, dan selecteert u opties met of .
• Wilt u letters invoegen in de tekst, dan gebruikt u
of om de cursor onder de letter rechts van het
invoegpunt te zetten. Daarna voert u de gewenste
letters in.
• Druk op of om de cursor naar het begin van
de vorige of volgende regel te sturen van een etiket
met meerdere regels tekst.
• Druk op + of om de cursor naar het
begin of einde van het etiket te sturen.
AFDRUKKEN
PRINT
• Druk op
PRINT
om het etiket af te drukken.
• Gebruik de optie SNIJMESJE in het menu
SET UP
om
STRIP of KNIP & STRIP te selecteren – zie ‘SET UP’.
SPATIETOETS
• Druk op om een spatie in de tekst te zetten.
TOEVOEREN +
FEED
• Druk op +
FEED
om een stuk lint van
25 mm (1") uit te voeren en het lint af te snijden
(heeft een treklipje).
PAGINA +
• In bewerkingsmodus drukt u op + om aan
een nieuwe ‘etiketpagina’ te beginnen.
SELECTEREN
• In bewerkingsmodus drukt u op , gevolgd door
of om letters te markeren.
• Gebruik een functietoets om de opmaak van de
gemarkeerde letters te wijzigen, zoals VET. Druk dan
op om de verandering aan te brengen en naar
bewerkingsmodus terug te keren.
• Druk weer op om de markering te verwijderen.
• Globale functies zoals KADER worden altijd op het
hele etiket toegepast.
Internationale tekens
Zo voegt u een accent toe aan een letter: voer eerst de
letter in, onmiddellijk gevolgd door het accent. Druk
bijvoorbeeld op
E
en dan op
'
om é te krijgen.
Zo voegt u een accent toe aan een bestaande letter:
gebruik of om de cursor rechts van de te
veranderen letter neer te zetten en druk dan op de
toepasselijke accenttoets.
Functiemenu’s
Met de blauwe functietoetsen wordt de display
veranderd om een menu met opties te vertonen voor
een bepaalde functie.
De meeste functietoetsen werken op gelijksoortige
wijze:
9000Dutch 30/7/1997, 5:34 pm10







