Operation Manual

26
Regelnr. Bedieningsregel Fabrieksinstelling
4110 Min gew wrde 60°C
4130 Temp diff AAN 8°C
4131 Temp diff UIT 4°C
4133 Vergelijkingstemperatuur
Tapwateropnemer B3
Tapwateropnemer B31
Opslagtanktemperatuur B4
Opslagtanktemperatuur B41
Gew wrde aanvoer
Min gew wrde
Opslagtanktemperatuur B41
Min gew wrde
De pomp van ketel vaste brandstof
wordt pas in bedrijf gezet als de
keteltemperatuur behalve het
noodzakelijke temperatuurverschil (tov
de vergelijkingstemperatuur) ook een
minimumniveau heeft bereikt.
Aanwijzing:
Boven deze minimumtemperatuur mag
de ketel op vaste brandstof niet meer
condenseren. Hiervoor moet men
beslist de gebruiksaanwijzing van de
ketel raadplegen.
Delta T-regelaar
Voor de inbedrijfstelling van de
ketelpomp moet het
temperatuurverschil tussen de
keteltemperatuur en de
vergelijkingstemperatuur voldoende
groot zijn.
Vergelijkingstemperatuur
Afhankelijk van de hydraulische
integratie wordt de keteltemperatuur
met bijv. de bufferopslagsensor B41
vergeleken. Bij de instelling van de
doelwaarde minimum wordt de pomp
van de ketel voor vaste brandstof bij
bijv. 68°C (bedieningsregels 4110 +
4130) ingeschakeld.
Aanwijzing: De pomp van de ketel voor
vaste brandstof loopt nog 5 minuten
door
TKx Keteltemperatuur
Bx vergelijking werkelijke temperatuur
On/Off ketelpomp
Algemeen geldt:
De functie voor de ketel op vaste
brandstof en het bijbehorende menu
zijn pas actief, als in het
configuratiemenu van de
multifunctionele uitgang (5890) de
ketelfunctie werd toegewezen en de
betreffende multifunctionele sensoren
5930-5932 geactiveerd werden.
SDon Temperatuurverschil AAN
SDoff Temperatuurverschil UIT
Menu: Vaste brandstoffen brander