User manual

Table Of Contents
13.1 Problemen oplossen
Probleem Mogelijke oorzaak oplossing
U kunt de oven niet in‐
schakelen of bedienen.
De oven is niet aangeslo‐
ten op een stopcontact of
is niet goed geïnstalleerd.
Controleer of de oven
goed is aangesloten op het
stopcontact (zie het aan‐
sluitdiagram indien be‐
schikbaar).
De oven wordt niet warm. De oven staat uit. Oven inschakelen.
De oven wordt niet warm. De klok is niet ingesteld. Stel de klok in.
De oven wordt niet warm. De benodigde kookstan‐
den zijn niet ingesteld.
Zorg ervoor dat de instel‐
lingen correct zijn.
De oven wordt niet warm. Automatische uitschake‐
ling is actief.
Raadpleeg 'Automatisch
uitschakelen'.
De oven wordt niet warm. Het kinderslot is geacti‐
veerd.
Raadpleeg 'Gebruik van
het Kinderslot'.
De oven wordt niet warm. De deur is niet goed geslo‐
ten.
Sluit de deur volledig.
De oven wordt niet warm. De zekering is doorgesla‐
gen.
Controleer of de zekering
de oorzaak van de storing
is. Als de zekeringen keer
op keer doorslaan, neemt
u contact op met een er‐
kende installateur.
Het lampje brandt niet. Het lampje is stuk. Vervang het lampje.
Op het display verschijnt
F111.
De stekker van de vlees‐
thermometer is niet goed
in de aansluiting gestoken.
Steek de stekker van de
vleesthermometer zo ver
mogelijk in het stopcontact.
Het display toont een fout‐
code die niet in deze tabel
staat.
Er is een elektrische fout. Zet de oven uit via de
huiszekering of de vei‐
ligheidsschakelaar in de
zekeringkast en schakel
deze weer in.
Neem contact op met
de klantenservice wan‐
neer de foutcode op‐
nieuw wordt weergege‐
ven.
Stoom en condens slaan
neer op de gerechten en in
de ovenruimte.
Het gerecht heeft te lang in
de oven gestaan.
Laat gerechten na het be‐
reiden niet langer dan 15 -
20 minuten in de oven
staan.
NEDERLANDS 41