Operation Manual

NEDERLANDS - 8
in door de handbescherming voor met uw linker
pols/arm naar voren te duwen, maar zonder de
handgrepen los te laten (fig.2). Als de kettingrem
correct werkt, moet de ketting onmiddellijk
geblokkeerd worden. Controleer of de ketting scherp
is (zie hieronder), in goede staat verkeert en correct
is gespannen, indien hij onregelmatig gesleten is of
een snijtand heeft van slechts 3mm, moet hij worden
vervangen (fig.3).
Reinig de ventilatieopeningen regelmatig om
oververhitting van de motor te voorkomen.
Controleer de werking van de schakelaar en de
schakelaarvergrendeling (uit te voeren bij
uitgeschakelde kettingrem): bedien de schakelaar en
de schakelaarvergrendeling en controleer of ze in de
ruststand terugkomen zodra ze worden losgelaten;
controleer of het onmogelijk is de schakelaar te
bedienen zonder dat de schakelaarvergrendeling is
ingedrukt.
Controleer of de kettingvanger en de
handbescherming achter in perfecte staat verkeren
en geen defecten vertonen, zoals beschadigingen
van het materiaal.
Elke 2-3 werkuren
Controleer het zwaard, en reinig indien nodig
zorgvuldig de smeergaten (fig.4) en de
kettinggeleider (fig.5); indien deze versleten is of
diepe putten vertoont moet hij worden vervangen.
Keer het zwaard zodat een gelijkmatige slijtage wordt
verkregen (fig.6). Maak het rondsel regelmatig
schoon en controleer of het niet te sterk versleten is
(fig.7). Smeer het neuswiel van het zwaard met
lagervet via de aangegeven opening (fig.8).
Vijlen van de ketting (wanneer nodig)
Als de ketting niet zaagt zonder dat men het zwaard
tegen het hout drukt en als het zaagsel zeer fijn is, is
dit een teken dat de ketting niet goed scherp is. Als
de snede geen zaagsel produceert, dan is de snijkant
van de ketting volledig afgesleten en wordt het hout
bij het zagen verpulverd. Een goed geslepen ketting
gaat moeiteloos door het hout en vormt grof, lang
zaagsel.
Het snijdende gedeelte van de ketting wordt gevormd
door de snijschakel (fig.9), met een snijtand (fig.10)
en een dieptesteller (fig.11). Het hoogteverschil
hiertussen bepaalt de zaagdiepte; om een goede
scherpte te verkrijgen zijn een vijlgeleider en een
ronde vijl met een diameter van 4mm vereist. Ga als
volgt te werk: met de ketting gemonteerd en correct
gespannen, de kettingrem inschakelen en de
vijlgeleider loodrecht op het zwaard plaatsen zoals in
de afbeelding getoond (fig.12). Vijl de snijtand met de
aangegeven hoek (fig.13), steeds van de binnenkant
naar de buitenkant en met afnemende druk bij de
teruggaande beweging (het is van groot belang dat
deze aanwijzingen worden opgevolgd: een
overmatige of onvoldoende slijphoek of een
verkeerde vijldiameter verhoogt de kans op
terugslag). Om een betere precisie op de zijhoeken te
verkrijgen wordt aangeraden de vijl zo te plaatsen dat
hij verticaal ca. 0,5 mm over de bovenste snijkant
steekt. Vijl eerst alle tanden aan de ene kant, draai
daarna de machine om en vijl de tanden aan de
andere kant. Zorg ervoor dat een gelijke lengte van
alle tanden wordt verkregen en dat de hoogte van de
dieptestellers 0,6mm lager is dan de bovenste
snijkant: controleer de hoogte met behulp van een
kaliber en vijl (met een platte vijl) het uitstekende
gedeelte af, en werk het voorste gedeelte van de
dieptesteller rond af (fig.14), waarbij u erop moet
letten dat u NIET ook de terugslag-beschermingstand
afvijlt (fig.15).
Elke 30 werkuren
Breng de machine naar een erkende
servicewerkplaats voor een algemene nakijkbeurt en
een controle van de remonderdelen.
H. ZAAGTECHNIEKEN
1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14
Voorkom het volgende tijdens gebruik: (fig.1)
- zaagwerk in situaties waarbij de stam tijdens het
zagen kan breken (hout onder spanning, droge dode
bomen, etc.): een onverwachte breuk kan zeer
gevaarlijk zijn.
- dat het zwaard of de ketting in de snede geklemd
raakt: mocht dit gebeuren, de machine van het
voedingsnet afkoppelen en probeer de stam op te
tillen door een geschikt middel als hefboom te
gebruiken; tracht de machine niet te bevrijden door
schudden of trekken, omdat u hiermee schade of
letsel kunt veroorzaken.
- situaties die de kans op terugslag kunnen verhogen.
Tijdens het gebruik: (fig.1)