Operation Manual

5.1 ONDERDELENLIJST
AANTAL OMSCHRIJVING
1 Verbrandingskamer en brander
1 Set fabrikantinstructies
1 Decoratief voorframe
1 Set schroeven en muurpluggen
1 Rubberen doorvoerhuls
1 Montagesjabloon
6.0 GASLEIDINGEN
Op de verbrandingskamer van het toestel zitten vier
mogelijke ingangen voor de gaspijp. Deze ingangen
zijn gaten met uitbreekopeningen en zitten op de
plaatsen aangeduid in figuur 1.
Zichtbare gasleidingen kunnen gemaakt worden door
de ingangen aan weerszijden van de
verbrandingskamer te gebruiken of de ingang aan de
onderzijde van de verbrandingskamer. Een
onzichtbare gasleiding kan gemaakt worden door de
uitbreekopening achter in het midden van de
verbrandingskamer te gebruiken. Selecteer de meest
geschikte ingang en breek het betreffende gat uit.
Om onnodige drukval te voorkomen, mag de diameter
van de pijp mag niet groter zijn dan 12 mm en de
lengte niet groter dan 1,5 m. Indien een onzichtbare
gasleiding gemaakt wordt, dient de aanvoerpijp altijd
met de kortst mogelijke route door muren en vloeren
worden geleid. In het geval van onzichtbare
pijpleidingen dienen de pijpen (waar mogelijk) verticaal
geplaatst te worden, en mits de muur dik genoeg is, moeten ze in
sleuven worden geplaatst. Horizontale leidingen dienen vermeden
te worden. Voordat in een vaste muur sleuven worden
aangebracht, moet gekeken worden of er
kabeluitgangen/stopcontacten in de buurt zijn die reeds verborgen
zijn.
Pijpleidingen moeten met geschikte klemmen vastgezet en tegen corrosie beschermd
worden. Bij voorkeur dienen fabrieksklare, beveiligde pijpleidingen en accessoires te
worden gebruikt. Verbindingsstukken dienen tot een minimum beperkt te worden en er
mogen geen compressiefittingen gebruikt worden. De pijpleiding moet op deugdelijkheid
gecontroleerd worden voordat de beveiliging wordt aangebracht en/of de pijpleidingen en
fittingen verborgen worden.