Operation Manual
59
Nederlands
13.3 Spannen van de aandrijfriem.
De machine is voorzien van een lange aandrijfriem. Na verloop van een aantal werkuren krijgt
deze riem wat rek waardoor deze aan spanning verliest.
Onvoldoende spanning op de riem zal de riem bij zware belasting doen slippen waardoor de
slijtage op de riem verhoogt en de levensduur verlaagt. Regelmatig de riemspanning controleren
is aangewezen (elke 100 u).
LET OP :
Aangewezen is om bij gebruik van een nieuwe riem na een inloopperiode van
10 u de eerste maal na te spannen.
• Zoals voor elk ander onderhoud is de motor steeds uitgeschakeld en de sleutel uit het contact-
slot getrokken.
• Voor het bijspannen van de riem neemt men beide zijdelingse afschermkappen weg.
(zie §11.3.2.1)
• De riem wordt opgespannen door de motorvoet te kantelen. Los hiervoor de 4 bevestigingsbou-
ten (M12) (1) van de motorsteun. (sleutelmaat 19)
Bouten hoeven niet volledig losgedraaid, 2 toeren volstaan om de spanning weg te nemen.
• Demonteer de twee riemgeleiders (boven en
onder) (2 en 3) en trek ze van de riem weg.
(M8 - sleutelmaat 13)
• Door nu de motorvoet naar voor te kantelen
kan men de riemspanning opnieuw bijregelen.
• Men bekomt de juiste riemspanning als men
halfweg de afstand tussen de centers van de
riemschijven, een puntlast van 4,5 kg toepast
en een doorbuiging van 10 mm op de riem kan
opmeten.
• Eens de juiste spanning bereikt, worden de 4
bouten weer opgespannen
(aanhaalmoment 86 Nm).
• Plaats de riemgeleiders terug en regel deze
zodat beide riemgeleiders ongeveer een ope-
ning van 3 tot 5 mm tussen de geleider en de
riem ontstaat.
• Breng na dit onderhoud weer alle afscherm-
kappen zorgvuldig aan.