a E Ï'í P I SAt- K N I T T'1 A ST ER INSTRUCTIE.BOE,K V. \\\\ '\§\§', )rn I*\.r, ..rr \ r.''rs \ " Mtfrfr,fl r#$ffi àsfll iffi# - (IA"'mm"\6.
I VOOR\fl/OORD t Onze gelukwensen met de aankoop van uw nieuwe breimachine model 360/260. I Met deze instructies wordt het gebruik van de breimachine gemakkelijk gemaakt en ze zullen voor u een goede hulp zijn. Voor een goede overzicht is het boek ingedeeld in 4 groepen: Blz. cROEPl.
INHOU D MACHINE EN TOEBEHOREN VOORBEREIDING VAN DE WOL OPZETTEN VAN DE MACHINE, OPZET EN BREIEN PATROONBREIEN MET DE HOOFDSLEDE 1 3 4 21 Noorse patronen 25 Voorlegpatronen Voorlegpatronen, meerdere kleuren 27 27 Vang-patronen Vang-patronen, meerkleu rig 29 30 Vang-kantpatronen Kant patronen 31 Weef patronen Platteer patronen Enkel-motieven GAATJESPATROON-SLEDE PATROONBR EI EN MET GAATJESPATROON_SLEDE Normaal gaatiespatroon Gaatles-.
MACHINE EN TOEBEHOREN 12 Model "360" § Model "260" Model'360" 1, lngebouwde toebehoren 2 3 4 5 6 7 doos Patroonschakelbord Breivormer Toerenteller Naaldenbed HooÍd-breislede Gaatiespatroon-slede Model "260" 1 2 3 4 5 6 Toebehorendoos Patroonschakelbord Toerenteller Hoofdbreislede Gaatjespatroon+lede Naaldenbed TOEBEHOREN: Model 360/260 1 2 Bevestigingsklemmen(2) 07321201 Bevestigingsplaat 360K1 260K1 07240815 07080627 3 Draadspanner 4 Staaf 5 Extragewichten (2) 6 Opzet-hulpdraad (3) 7 Linia
N 6R7 \\\ 10 13 11€- u 'L- ffire*ryre ww ï+e Jq- 14 -s- -r?l'\i:\-rft+a\-tr+.
WOLVOORBE REIDING Met de machine kunt u biina alle wotsoorten, van dun katoengaren tot dikke wol verwerken. Maar om te oefenen is het aantebevelen een 4draadse wol te nemen. De juiste voorbereiding van de wol bespaart u niet alleen tiid en ergernis, maar is ook uitslaggevend voor de kwaliteit van het gewerkte breistuk. Door de fabriek of met de hand opgewonden kluwens ziin niet geschikt voor het breien met de machine, ze moeten met een wolwinder opge' wonden worden.
OPZETTEN VAN DE MACHINE Machine met de handgreep naar achteren op een tafel plaatsen. De sluitringen aan beide kanten openen. Deksel omhoog tillen en wegtrekken. Beide schroefknoppen losdraaien. Bevestigi ngsklaat wegnemen. Wanneer de machine niet gebruikt of weggezet wordt, de slede steeds met de bevestigingsplaat vastzetten. Naaldenbescherming (papierstreep) wegnemen.
Model "360" 1. BREISLEDE A B C D E F 2, - Patroonhefboom Voorkanthefbomen Stekenregelaar Patroonschakelaar Schroefknoppen Sledeopener INGEBOUWDE TOEBEHORENDOOS tsij gebruik van de toebehoren het deksel openen. 3. PATROON-SCHAKELBORD A B C D E F 4. Kaartengleuf Aftaster Patroonkaarten-toeren aanwijzer Startknop Verlengingsknop Kaartendraaiwiel BREIVORMER Voor het gebruik zie "Handleidingsboek" J|Wrl 5.
Model "260" 1. BREISLEDE A B c D E F \, Patroonhefboom Voorkanthef bomen Stekenregelaar Patroonschakelaar Toerentel ler-aandrijf hef boom Schroefknoppen Sledeopener Gebruik van de toerenteller-aandrijfhefboom: omhoogtrekken en naar achteren draaien. Buiten werking zetten: omhoog trekken en opzij draaien. 2. PATROON§CHAKELBORD A B C D E F 3. Kaartengleuf Aftaster Patroonkaarten-toerenaanwijzer Startknop Verlengingsknop Kaartendraaiwiel TOERENTELLER De instelknoppen A.
BEVESTIGINGSKLEMMEN De bevestigingsklemmen in de gleuven van de machinebodem schuiven en aan de tafelkant vastschroeven. AFSTRIJKSLEDE ln het deksel de veer A van de klem B losmaken en de aÍstriikslede C wegnemen. A mRm B c D Draadgeleider Vangpatroonhendel Weefhendel Weefdraadhouder Afstrijkslede onder de beide schroefknoppen schuiven. Afstrijkslede zo ver mogeliik naar achteren schuiven en de beide schroeÍknoppen vastdraaien. Deze afstrijkslede niet voor de gaatjespatroonslede gebruiken.
Slede-handgreep omhoogtillen. DRAADSPANNER Draadspanner A en staaf B uit het deksel nemen. @ Beide draadspanveren C in pijlrichting omhoog draaien tot ze vastzitten' @ Het korte gebogen eind van de staaf D in de opening E naast de handgreep steken. @ De draadgeleider-beugel omhoog buigen. @ De draadspanner op de staaf zetten. ..-=:=.- --.---.--___\ ..-È:..
INSPANNEN VAN 2 KLEUREN IN DE DRAAD. SPANNING Twee nieuwe kluwens van verschillende kleuren (dezelfde kwaliteit) middeldikke 4-draadse wo! opwinden, paraffineren en zoals volgt inspannen: EERSTE KLEUR aan de linkerkant van de draadspanning in de onderstaande volgorde. 1. door het linker oog van de spannlngsdraad tussen de beide spanschiiven A en onder de koperen 2. geleidepin B, 3. door het linker oog van de draadspanning, 4. door het oog van de linker draadspanveer, 5.
TONGENNAALD A - Voet BC- Tong Haak NAALDSTANDEN Aan beide kanten van het naaldenbed staan de letters C en D in verbinding met ] . Naatden in ] ruimte hebben volgende functies: A, B, lÀ AB- le [[[ [[rilfiil[[[[[[ lc CD- lo - ,a) ruststand breistand in deze stand breien de naalden tricotsteek De naalden in deze stand breien niet als de voorkanthefbomen oP I staan. Als de voorkantheÍbomen op ll staan, breien de naalden van de D-stand in de B-stand.
OPZET Rechts en links van het midden van de machine (0), met de gladde kant van de naaldenkam in het geheel 70 naalden van de A- in de Dstand schuiven. SLEDE INSTELLEN () Y Stekenregelaar 5 . Patroon -scha kelaar Beide Beide Beide Beide A V patroonhendels voorkantheÍbomen weefhendels vangpatroonhendels . ll o o De slede langzaam van links over de in D-stand staande . naalden schuiven. .v[-T-ls L tltrlllllr!!ll!!l!!a -a De naalden staan nu in de B-stand.
Beide Beide patroon-hefbomen weefhefbomen () \u/ Tegen de weefhendels drukken om ze te brengen, ze gaan dan naar beneden. .a . in ,iy rac' stand Om de draadgeleiding te openen, knop A naar links schuiven- De Iinker draad van de clip nemen en voor de draadgeleiding trekken. De draad van voren in de draadgeleider leggen. Om de draadgeleiding te sluiten, knop A naar rechts schuiven.
De draad van onder d.e draadgeleiding onder de aÍstriikborstels doortrekken en over de in Dstand staande naalden leggen. Het eind van de draad vasthouden, bij het breien van de eerste toeÍ iets toegeven, De slede langzaam over de te breiende naalden van rechts naar links schuiven. De eerste toer is gebreid en u kunt de draad loslaten. De slede moet Ga. 4-5 cm. over de te breiende naalden heengeschoven worden, voordat de tweede toer in de andere richting gebreid kan worden. 3 toeren breien.
STEEKWIJDTEN EN WOLDI KTES STEKENREGELAAR ó\ N) De stekenregelaar geeft de steekwijdte aan. @ Steekwiidre 0 Steekwiidte 10 ,d J' 's' '6- kleine steek grote steek De nodige steekwijdte tussen 0 en 10 of een tussenpunt daarvan, wordt door draaien aan de schiif op A ingesteld. Als de steekwijdte voor de wol te klein genomen wordt, loopt de slede zwaar. Het breiwerk wordt hard en is onaangenaam om te dragen.
STREEPPATRONEN BREIEN Om strepen met twee kleuren van dezelfde wolkwaliteit te breien, worden afwisselend de kleuren in draadgeleider'1' gelegd en gebreid. Stekenregelaar. 5 (middeldikke 4draadse wol) Draadgeleider-pin'A' openen. Garen wegnemen. De draad opzii van het naaldenbed 'B'omleggen. De 2. draad aan de ,""nr", draadspanning van de clip nemen en tot de draadgeleider naar beneden trekken. \-/\ \\ \ ---\ \ Garen in de draadgeleider leggen en de clip sluiten.
Het eind van de draad aan de bevestigingsklem vast- knopen. Doorhangend garen onder de draadspanner naar beneden trekken. 6 toeren breien. Kleur wisselen. Eerst de draad uit de draadgeleider C wegnemen en opzil om het naaldenbed hangen. Nu weer kleur 1 nemen en in de draadgeleider @ leggen. Doorhangend garen onder de draadspanner naar beneden trekken. 6 toeren breien. Het wisselen meerdere malen herhalen.
EEN STEEK MINDEREN Een enkele steek kan tegelijkertiid links en rechts geminderd worden, onafhankelijk van de sledestand. De steek die geminderd moet worden, wordt met de 3oog werkpen op de naastliggende naald overgehangen. De lege naald moet in de Adand terug geschoven worden. MINDEREN VAN MEERDERE STEKEN Het minderen van meerdere steken gaat alleen aan de kant van de slede. 1. Het lrreiwerk met de hand iets naar voren trekken. De laatste steek op de naastliggende naald over- \\\ hangen. 2.
MEERDEREN VAN 1 STEEK Een enkele steek kan tegelijkertiid links en rechts gemeerderd worden, onafhankelijk van de sledestand. Een naald van de A- in de Bstand schuiven. 2 toeren breien en de handeling naar wens herhalen. MEERDEREN VAN MEER DAN 1 STEEK Het meerderen van meer dan 1 steek gaat alleen aan de kant van de slede. Als de slede rechts staat: 1. De draad onder de draadgeleider iets naar beneden trekken. 2. Het nodige aantal naalden van de A- in de D-stand rchuiven. 3. 4.
BREIWERK VAN DE MACHINE AFNEMEN - zonder afgekante steken. Draadgeleider pin openen en de draad wegnemen. Beide draden doorknippen. Het draadeinde van de linker draadspanning aan de onderkant van de clip vastmaken. Het draadeinde van de rechter draadspanning aan de bovenkant van de clip vastmaken. De draden van het breiwerk opzij losjes naar beneden laten hangen. Zonder garen een toer breien. Het breiwerk valt van de machine aÍ. Patroon-scha kelaar ....................,.....
BELANG RIJK lndien na deze eerste oefeningen niet alles zonder problemen gelukt is, moeten volgende punten nog eens doorgenomen worden : -Was de afstrijkslede iuist vastgeschroefd? -Was het garen in de draadspanner en draadgeleider juist ingespannen? --Waren de stekenregelaar en de draadspanner in verhouding tot het garen ingesteld? --Was de wol voor de machine goed opgewonden en geparaffineerd? -Was het garen voor breibegin onder de draadspanner strak getrokken? --Was de slede voor breibegin va
PATROONBREIEN MET DE HOOFDSLEDE 3 aaaaaaaa ^aaaaaaaa \to aaaaaaaaa aaaaaaaaa aa aa aa aa ao aa aa aa aa aa ao aa aa aa aa aa aa aa aa aa aa aa aa .O aa aa aa oa oa aa a a a a a a 1-20. ledere patroonkaart kan 4'voudig gebruikt worden, aan beide kanten en in verschillende richting. Het begin is met A, B, C end D aangegeven.
FUNCTIE EN GEBRUIK VAN DE PATROONKAARTEN Patroonkaart en kaartenclips klaar leggen. De kaartenhouder uit de toebehorendoos nemen en in de daarvoor bestemde opening achter het patroonschakel- bord steken. Startknop A Verlengingsknop B V S De patroonkaart met de letter A rechts beneden in de kaartengleuf C zetten. o Met het wiel D de patroonkaart in pijlrichting indraaien. De horizontale lijnen E op de patroonkaart moeten paralle! met de kaartengleuf lopen.
/ -- ,/a' 7 9o,. ta / ,:" lí§ .,óon\""i' Kaartenwiel verder draaien, tot de kaartentoer 1 boven het driehoek merk F verschijnt. / Kaartentoer 1 is altijd patroonbegin. ".%%i;:";#7 ,i§ / ^*.,lzizli."l""""*: .-ooooooooooooooo o", I, 'Ë :3 r'ooooooroooÀo.o-o-o-ó. ,o JOOOoooo-ó-.-no:: I : Startknop .O Op het naaldenbed staan voor de naalden volgende SroOOOo5 Lto 8,o markeringen: X en <> O O O Ool O O O O 03 o o o o oo2IJO O o O O or l\l-ll-l tu' !'L' lL' a --^ // t ffi rtrrrr.
AANWIJZINGEN VOOR HET PATROONBREI EN l Voor patroonbegin eerst \,, 9 - 10 toeren tricotsteek breien. De slede moet dan aan de linkerkant van het naaldenbed staan. ï I ,:. 3 Aan beide kanten van het breiwerk extra gewichten hangen en deze na enige toeren steeds verder naar boven hangen, Bii het breien van patronen moet de slede steeds over de aftaster 'A'aan het patroon-schakelbord heengeschoven worden. De slede zo mogelijk in gelijkmatig ritme heen en weer schuiven.
NOORS _ PATROON Patroonkaart Nr. 20-4. Patroonkaart indraaien. .41 I o -il:F Fl I o t\ o s V [q ffi V il A il V o o o o ift lnstellingen volgens order 1. m .!o Een toer van links naar rechts breien. Extra gewichten aan beide kanten in het breiwerk hangen. A B lnstellingen volgens order 2. Tweede kleur van de clip nemen en tot de slede naar beneden trekken. De tweede kleur in de draadgeleider (2) leggen. Einde van de draad aan de bevestigingsklem knopen.
Als de randsteken niet juist afgebreid worden, moet voor iedere breitoer aan de kant van de slede de eerste te breiende naald in de D-stand geschoven worden. Wanneer de voorkantheÍbomen op I staan, moet de naald in C-stand geschoven worden. o o J o c o o o o o J PATROONSCHAKELBORD o o o START_KNOP o o Staat de startknop A o o o op O, dan is de patroonkaart geblokkeerd. Met breien loopt de kaart niet verder.
VOORLEGPATROON Patroonkaart Nr. 18-A Patroonkaart indraaien. .51 :: I I :ïlvF Fs -7,.U U L o t\ v o o I jtg ffi a t'l; v s il A il V o o o o i2'; A o lnstellingen volgens order 1. Een toer van links naar rechts breien. Extra gewichten aan beide kanten in het breiwerk hangen. lnstellingen volgens order 2. Voor voorlegpatronen de steekwiidte een nummer groter nemen dan voor tricotsteek. v[-T-ls .
Eerste kleur uit de draadgeleider nemen en opzii om het naaldenbed hangen. Tweede kleur van de clip nemen en in de draadgeleider Q leggen. * -t, Draadeinde aan de bevestigingsklem knopen. lnstellingen volgens order 2. De steekwiidte een nummer groter nemen dan voor tricotsteek. De randnaald aan de tegenovergestelde kant van de slede voor iedere toer in D-stand schuiven, Twee toeren met kleur 2 breien. $ rtt!arrtltratrttr Nodige aantal toeren breien en daarbil iedere 2 toeren de kleur wisselen.
VANGPATROON Patroonkaart Nr. 12-A Patroonkaart indraaien. ::l .r I +:FFi o o I I I a ra-ï ffi izÍ-rTi a s v v i.t, il il o o o o V A lnstellingen volgens order 1. Een toer van links naar rechts breien. il_t Extra gewichten aan beide kanten in het breiwerk hangen. Beide vangpatroonhendels . lnstellingen volgens order 2. vtrlEs .L Itllllttrrrrrlrr Nodige aantal toeren breien.
TWEEKLEU RIG VANGPATROON Patroonkaart Nr. 12-A Patroonkaart indraaien. :il I o 4l:F Fl I o t\ o S ffi ffi a n-t v il A il V o o o o lnstellingen volgens order 1. Een toer van links naar rechts breien. 12: Extra gewichten aan beicle kanten in het breiwerk A hangen. V 3\ B Beide vangpatroonhendels op . lnstelfingen volgens order 2. 2 toeren breien. !tllltltltttrrlt Eerste kleur uit de draadgeleider (1) nemen en opzii om het naaldenbed hangen.
VANG - KANÏPATROON Patroonkaart Nr. 3-A Deze variatie van vangpatÍoon wordt met weggelaten naalden (naalden in A-stand) gebreid. .) I .41 ,l:n I o o I nl ffi ffi s V il A I O ! J! 'J I J 'J t\ v S v il V o o o o IJi'! illv o !! Patroonkaart indraaien. m O@ lnstellinlen volgens order 1. A 'II I.,II I o A Een toer van links naar rechts breien. S Extra gewichten aan beide kanten van het breiwerk rrrrltrattr!!attrrtt hangen. ledere 4.
KANTPATROOI\ Patroonkaart Nr. 17-A Een dunne nylon- oÍ katoendraad wordt met het hoofdgaren verwerkt. :il I o -l:F I o t\ a Fr S w ffi v il V I A il V o U o o A Patroonkaart indraaien. lnstellingen volgens order 1. m ol@ Een toer van links naar rechts breien. A Extra gewichten aan beide kanten in het breiwerk hangen. B Instellingen volgens order 2. Bii gebruik van nylongaren, een stopnet over de spoel trekken.
WEEFPATROON Patroonkaart Nr. 9-A Patroonkaart indraaien. .sl r4l I 4:Fnl o o I I o v S ffi ffi a lnstellingen volgens order 1. Een toer van links naar rechts breien. ol* V il A il v o o o o N Extra gewichten aan beide kanten in het breiwerk A hangen. Bl: Beide weefhendels . ,:\e lets tegen de weefhendels aandrukken om ze in rr..r te brengen, ze springen dan naar beneden. stand Instellingen volgens order 2. * draad in weefgarenhouder leggen.
Aan de kant van de slede, de eerste te breiende naald in D-stand schuiven. AIs de voorkanthefbomen op I staan, deze naald in C-stand schuiven. Een toer breien. WeeÍdraad A uit de linker weefdraadhouder B nemen en onder de aÍstrijkslede door naar de rechterkant brengen. ,rraaé De weefdraad leggen. A in de rechter weefdraadhouder (De hooÍdkleur blijft in draadgeleider O l. Aan de kant van de slede de eerste te breiende naald in D-stand §chuiven.
G EPLATTE E RD VANGPATROON Patroonkaart Nr. 11-A Patroonkaart indraaien. .5 .4 | .51| I :ilvF _Í.U a t\ v o o I Bs UL S ,[g ffi a lnstellingen volgens order 1. e* V il il v o o o o A Een toer van links naar rechts breien. B De slede zover naar rechts schuiven, tot de draadgeleider naast het naaldenbed vrij ligt. Extra gewichten aan beide kanten in het breiwerk hangen. Tweede draad (platteergaren) van de clip nemen, naar beneden trekken.
Daarna de platteerdraad van achteren met de tongennaald boven de geleide-opening pakken en achter de draadgeleider (1) naar beneden doortrekken. De platteerdraad moet steeds achter de draadgeleider @ doorgetrokken zijn, de hoofddraad ligt in de draad- geleider ,Q. I De hoofddraad is hoofdzakelijk aan de rechterkant en de platteerdraad aan de averechte kant van het breiwerk te zien. Draadeinden aan de bevestigingsklem vastknopen. lnstellingen volgens order 2. * Platteerdraad.
EN KELMOTI EF Patroonkaart Nr. 5-A Patroonkaart indraaien. .51 :l I -il:F Fl I o a I S [q ffi v il a Een toer van links naar rechts breien. ol@ o o o o A v o o o o A A il V lnstellingen volgens order 1. H o L-" ö'<ö lr lr v S il i& il V b1 B c dt -L tq, 5t B :)ro Rechter en linker motief-adapter uit de toebehorendoos nemen.
Beide patroonhendels op .1z m 6p /+\ sF ( I WW Twee patroonbegrenzers (oranje/wit) voor links en rechts uit de toebehorendoos nemen. Linker patroonbegrenzer Rechter patroonbegrenzer M/L . M/R De patroonbegrenzers tussen de 12. end 13. naald rechts en links van het midden 0 in het naaldenbed leggen. Alleen de naalden tussen de beide patroonbegrenzer breien een patroon.
Tweede draad van de clip nemen, naar beneden trekken ; en in de draadgeleider @ leggen. Draadeinde aan de bevestigingsklern vastknopen. Extra gewichten rechts en links op de hoogte van de patroonbegrenzers in het breiwerk hangen. lnstellingen volgens order 2. § t :::t.: ,:.1 Een toer van rechts naar links breien. Wanneer de draadscheidingsclips ingezet zijn, moet de hoofddraad steeds over en de tweede draad onder de draadscheidingsclip I iggen.
Voor iedere toer erop letten, dat de slede ca. 2-3 cm. over de draadscheidingsclip heen geschoven wordt. Bij het breien van enkel motieven is het aan te raden, aan de kant van de slede na iedere toer de tweede draad A eenmaal om de naastliggende naald (met hooÍdkleur gebreid) heen te winden. ooo oo o 50 OOO OOO.
ENKELMOTIEF' VARIATIES Van ieder 2 rechter en |inker patroonbegrenzers bevinden zich bij de toebehoren (oranie/wit). Met de patroonbegrenzers kunnen enkelmotieven op verschillende plaatsen in het werk gebreid worden. ENKELE ROOS INBREIEN Om een enkel motief intebreien, moeten de patroonbegrenzers boven 2 naast elkaar liggende O markeringen ingezet worden.
l: r: DRAADLEIDING MET DE HAND Draad uit de draadgeleider nemen. \_ Draad opzii om het naaldenbed hangen. Het nieuwe garen moet goed geparaffineerd en opgewonden ziin. Kluwen op de grond leggen en het begin van de draad van boven in de draadgeleider leggen. Draadgeleider-pin sluiten en het begin van de draad aan de bevestigingsklem vastknopen. De draad om de wilsvinger leggen en met de duim losjes vasthouden. Bij het breien de draad door de vingers laten lopen en met de loop van de machine meegaan.
GAATJESPATROON -SLEDE Opzetten van de machine en voorbereiding van de wol zoals op blz.1-10beschreven.
OPZET Aan iedere kant van het midden '0'35 naalden, dus in het geheel 70 naalden met de gladde kant van de naaldenkam van de A-stand in de B-stand brengen. Ml!lllrlrlrrllllllillll lllili iiiililliiiiiillliliitiltt ilillilrilililililllllllllllllllllllllllllllilill lr; lit lll i; il ir r ll il ilil1ïiiillil1111liltilllll1l11ïlrït1i SLEDE INSTELLEN 1. ,I-T-_1UJ :?1 qpD -_/ illjiliititttiiiil,iiitirt,' \ Stekenregelaar.
Draad aan de bevestigingsklem vastknopen. Doorhangend garen onder de draadspanner strak- trekken, tot de spanveer bijna horizontaal ligt. Slede over de te breiende naalden heenschuiven, de eerste toer is gebreid. De slede moet steeds 2-3 cm. over de te breiende naalden heengeschoven worden. De draad ligt nu zig-zag in de naalflhaken A en om de penneties van het afstriikhek B.
4 3 21 lndien de laatste naalden aan de kant van de slede niet meer juist ín één lijn met de andere in B-stand staande naalden staan, moeten deze als volgt gecorrigeerd worden. De draad boven de draadgeleider iets naar beneden trekken, zodat de spanning nalaat. 4321 \_\\\ \11\ Beginnend met naald 1, de naalden de één na de ander in B-stand terugschuiven.
Bij de eerste toer van links naar rechts de draad goed vasthouden. Nu ca. 5 - 6 toeren breien zonder de draad vast te houden. lsrrrrsÈ Opzet-hulpdraad van de klem losmaken. \\NNN Opzet-hulpdraad naar links uit het werk trekken. STEEKWIJDTE EN WOLDIKTE STEKENREGELAAR: De stekenregelaar bestemt de steekwijdte. Steekwiidte Steekwijdte 0 8 kleine steken grote steken De nodige steekwijdte tussen 0 en 8 of een daar tussenliggend punt, wordt door draaien van de schijf op À ingesteld.
STEEKWIJDTE EN DE DAARVOOR PASSENDE WOL A B - eendraadse wol - vierdraadse wol Woldikten ,à 1 fijn (2-draads) 2 3 middeldik (4draads) 4 naaigaren (dun) 5 naaigaren (normaal) 6 synthetiek (dun) 7 synthetiek (normaal) 8 synthetiek (normaal) 9 mohair (dun) normaal (3-draads) o G,] G) G) - steekwildte 1 steekwiidte 5 Steekwijdten Tricotsteek Steekwijdten 2-3 3-5 4-6 3-4 4-5 2-3 3-4 3-4 3-5 3-4 4-5 Gaatjespatroon 5-6 4-5 5-6 3-4 4-5 4-5 4-5 a Voor het breien van gaaties-patronen is het aan t
I l MINDEREN VAN EEN STEEK Een enkele steek kan steeds tegelijkertiid links en rechts geminderd worden, onafhankelijk van de slede-stand. De steek die geminderd moet worden, wordt met de 1 -oog werkpen op de naastliggende naald overgehangen. De lege naald wordt in de A-stand teruggeschoven. Om te oefenen enige malen na iedere 2. toer aan beide kanten 1 steek minderen. MII\IDEREN VAN MEERDERE STEKEN Minderen van meerdere steken is alleen mogeliik aan de kant van de slede. 1.
MEERDEREN VAN 1 STEEK i:à& rr .t.!I:Y'§ §rba, íà" Een enkele steek kan steeds links en rechts gemeerderd worden, onafhankelijk van de sledestand. *§t&r, ,:4ww 7:J,l"i.§ Een naald van de A-stand in de B-stand schuiven. Om te oefenen enige malen 1 steek aan beide kanten na iedere 2-toer meerderen. MEERDEREN VAI\I MEER DAN 1 STEEK Het meerderen van meer dan 1 steek gaat alleen aan de kant van de slede, de steken zijn open en moeten later afgehaakt worden.
Om te oefenen enige toeren breien en daarbii aan de kant van de slede steeds 4 steken meerderen. HET BREIWERK VAN DE MACHINE NEMEN zonder afgekante steken. De beweeglijke draadgeleider naar de linkerkant van de jkslede schu iven. af stri ::, De draad uit de draadgeleider nemen. Draad afknippen en aan de clip vastmaken. Het andere eind van de draad opzij van het breiwerk naar beneden laten hangen. 5È= ru!? +é=____ \È:.:< Patroonschakelaar .A Zonder garen een toer breien.
BELANGRIJK Indien na deze eerste oefeningen niet a!!es zonder problemen gelukt is, moeten volgende punten nog eens doorgenomen worden: - Was de afstriikslede juist vastgeschroefd? Was het garen in de draadspanner en draadgeleider juist ingespannen? \w Waren de stekenregelaar en de draadspanner in verhouding tot het garen ingesteld? Was de wo! voor de machine goed opgewonden en geparaffineerd? Was het garen voor breibegin onder de draadspanner strak getrokken? voor breibegin van een volgende toer
PATROON BRE I EN MET DE GAATJËSPATROOI\I*SLËDE aoa aoa a a a a a a aaoataat aaaataaa aaaaa aaaaa o a a a a a a a a o a a a o a a a a a a a a a o o a a a a a a a o a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a aaa o ta a a a a a ....![ aaaaa De patroonkaarten L'1 L-8 ziin voor normale ledere patroonkaart kan 2'voudig gebruikt worden. Het begin is met A of B aangegeven. Het normale grondpatroon is steeds met de letter A aangegeven.
t AANWIJZINGEN VOOR HET GAATJESPATROONBREIEN Voor patroonbegin eerst ca. 30 toeren tricotsteek breien. W W" §# Als een patroonkaart met de letter A rechts beneden gebruikt wordt, moet de slede voor begin van de eerste toer aan de linkerkant van het naaldenbed staan, Gewichtkammen en extra gewichten ca. 4-5 cm. onder het afstrilkhek in het breiwerk hangen. Aan beide kanten van het breiwerk nog een extra gewicht ca.2-3 cm. onder het aÍstrijkhek hangen. Alle gewichten na ca. 50 toeren omhoog hangen.
NO RMAAL GAATJESPATROON Patroonkaart Nr L-1-A Patroonkaart indraaien. o o I t- :F Fi o v [g s o v lnstellingen volgens Order 1. m o Een toer van links naar rechts breien. A Gewichtkammen en extra-gewichten inhangen. V 2 Ziibegrenzers (oranje) uit de toebehorendoos nemen.
t- GAATJES - AJOURPATROON Patroonkaart Nr. L-10 Patroonkaart indraaien. .s .a I o o o o o I :ilvtr Els t.tl U L o t-2 V I 3.-r0 I [q I s c A V a v r9-.-20 A 2t..-24 ,^\ 8 /À 2 De zijbegrenzers tussen de beide laatste in breistand staande naalden rechts en links, in de rillen van het naaldenbed leggen. (zie blz. 56). 6 A 2 Na het meerderen of minderen moeten de ziibegrenzers steeds verzet worden. 4 A 25-26 Gewichtkammen en extra-gewichten inhangen.
l De slede 8 maal over de te breiende naalden van patroonkaarttoer 3 tot 10 heen en weer schuiven. De slede staat nu rechts. Terwijl de slede over de te breiende naalden zonder draad geschoven wordt, worden de steken op andere Ltttlltu)t!J!!!:!! ! naalden overgehangen, maat ze breien niet. ! lsrs§ TEKEN VERKLARINGEN OP DE PATROONKAART a o o o o a o o o a :H l" o't2 oll )" A Het garen moet in de draadgeleider zijn en de patroonschakelaar moet op I staan.
r EN KELMOTIEF - GAATJESPATROON Patroonkaart Nr. L-8-A Patroonkaart indraaien, rel m .it lilvF Fs __Í.U .!l I UL o o I o S __, _-l_ r-30 o v a a e A S v o A V 1. Een toer van links naar rechts breien. A - Et [:-28--*__-'L OxO- lnstellingen volgens Order _ Gewichtkamrnen en extra-gewichten inhangen. A o Beide motief - adapter uit de toebehorendoos nemen. De motief-adapter links en rechts aan de gaatjespatroonslede vastmaken, zoals op blz. 37 en 38 beschreven is.
De zijbegrenzers aan beide kanten van de naalden A, die het enkelmotieÍ moeten breien, met hun knop tussen de eerstvolgende en de daropvolgende naald zetten. (ln het afgebeelde voorbeeld tussen de 13. en 14. naalden). B in het geheel breiende naalden in B-stand. De zijbegrenzers moeten steeds met hun penneties A correct in de rillen B van het naaldenbed stevig aangedrukt worden, en wel aan de voorste rand van het ililturuu naaldenbed.
NUTTIGE WENKEN Wanneer de opzet-toer niet breit . . . BIJ DE HOOFDBED.BREISLEDE Erop letten, dat de draad onder de draadgeleider steeds onder de afstriikborstels doorgetrokken wordt. Ligt de draad op de afstrijkborstels, dan kan hii in de borstels vastraken. BIJ DE GAATJESPATROON.BREISLEDE Erop letten, dat de stekenregelaar bii de opzettoer steeds minstens op 6 oÍ hoger gezet wordt.
Wanneer de slede klemt . . . Om beschadigingen te verhinderen, probeer niet een vastzittende slede verder te schuiven. ln plaats daarvan als volgt te werk gaan: BIJ DE HOOFD-BREISLEDE Gedurende het patroonbreien moet de startknop op 1l staan en indien de motief-adapter in gebruik zijn, moeten deze afgeschroefd worden voordat de slede over het naaldenbed geschoven wordt. Bii model '260'is bovendien de toerenteller-aandriifhendel uit te schakelen. 1. Draad uit 2. Druk de draadgeleider nemen.
BIJ DE GAATJES.PATROON-BRE ISLEDE Bij patroonbreien moet eerst de startknop op a gezet worden en indien de motief-adapter gebruikt worden, deze afschroeven voordat de slede beweegt wordt. 1. Garen uit 2. de draadspanning nemen. Bevestigingsschroeven van de aÍstrijk-slede losmaken en voorzichtig met op en afbewegingen de afstriikslede wegtrekken. !ndien naalden in de aÍstrijkslede vastzitten, deze met de werkpen voorzichtig terugschuiven. 3. 4. Patroon-schakelaar Beide patroonhenOels .
Wanneer wol in de patroonwielen vastzit . . ,t,'U . Steeds erop letten, dat geen wol aan de achterkant in de slede kan raken. Als toch eens een draad in de wielen is geraakt, de tot over het eind van het naaldenbed schuiven tot het wiel vrij ligt en de draad voorzichtig met de werkhaakpen wegtrekken. lndien dit gedurende het breien van een patroon nodig is, moet het patroon opnieuw opgenomen worden. (zie slede instructies op blz. 68). Wanneer de slede te ver over het naaldenbed heengeschoven wordt. .
t De naald die uitgewisseld moet worden, in D-stand schuiven, waarbii de voet iets naar beneden gedrukt moet worden. Tong A sluiten en de haak B naar beneden drukken tot de schacht C uit het naaldenbed D naar boven komt. Naald bij de schacht pakken en naar achteren weg- trekken.
Breigaren kontrole Een kontrole kan nodig zijn, wanneer: 1. De opzettoer niet juist gebreid werd. 2. Steken 3. gevallen ziin of niet juist aÍbreien. De slede verklemt raakt. HET VOLGENDE NAGAAN: de draad juist ingespannen is en goed in de draadgeleider ligt. 1. Nazien, of 2. Nazien, of de spanveer gespannen is en bijna horizontaal ligt. 3. Nazien, of in de draad knopen zijn. 4. Nazien, of de draad gemakkelijk uit het kluwen loopt. i-í)ï s)ï-u2 5.
I Met de linkerhand het breiwerk naar beneden trekken en met de rechterhand de draad opzij aantrekken. De draad iets naar boven en voorzichtig naar achteren trekken. De steken van de vorige toer glijden na elkaar in de naaldhaken. Alle naalden weer gelijkmatig in de B-stand schuiven, erop letten, dat alle steken in de naaldhaken liggen. lndien na een uitgehaalde toer enige steken niet in de haken liggen, moeten deze met de werkpen ingehangen worden.
Patroon opnemen + Het patroon opnieuw in de patroonwielen van de slede op te nemen is nodig, wanneer: I 1. = De slede van het naaldenbed afgenomen werd. 2. Niet correct gebreide toeren uitgehaald werden. HOOFDBREISLEDE Na het uithalen, de patroonkaart en de toerenteller om het aanta! uitgehaalde toeren terugdraaien. Als de startknop op L staat, de patroonkaart maar om de helft van de uitgehaalde toeren terugdraaien. Bv. Bij 3 fout gebreide toeren moeten 4 toeren uitgehaald worden.
Start-knop Patroon-schakelaar Beide patroonhendels .a . /À .O Draad uit de geleider nemen. De slede één of tweemaal langs de aftasters A van de patroonkaart over het naaldenbed heenschuiven. +! +! +1t +! De slede aan de kant van de draad aanhouden. OPMERKING: De richting van de slede voor de volgende toer moet met de pijlen op de patroonkaart overeenstemmen. Draad inspannen en alle hendels, knoppen en instellingen zoals bii de orders aangegeven is instellen en ver- der breien.
Ophalen van gevallen steken Wanneer een steek gevallen is 1. Met de werkpen de gevallen steek met de daarboven Iiggende draad in de naaldhaak hangen. 2. De naald met de hand zover naar voren schuiven, tot de gevallen steek achter en de draad voor de geopende naaldentong ligt. 3. De naald voorzichtig met de hand terugschuiven, waarbii de tong zich sluit en de nieuw gevormde steek in de naaldhaak ligt. @) ALS EEN STEEK MEERDERE TOEREN GEVALLEN IS 1.
VERZORGING VAN DE MACHINE Om de machine te reinigen, de slede van het naaldenbed afnemen. VERZORGING VAN HET NAALDENBED Stof en pluisjes uit de rillen en van het naaldenbed met het reinigingsborsteltje wegnemen. Alle metaaldelen met een olie-lapje afwrijven. Met het olieflesie alle glijvlaktes en geleiderillen iets invetten. BREISLEDE EN AFSTRIJKSLEDE Van de afstriikslede pluisies en draden uit de borstels B en de rollen A verwiideren.
OPBERGEN VAN DE MACHINE De toebehoren in de doos opbergen. Patroonkaarten uit de machine nemen. Niet vouwen of knikken. Afstriikslede, draadspanner en houder in de binnenkant van het deksel onder de veer vastklemmen. De slede vastmaken met de bevestigingsplaat. Slede-handgreep terugleggen. Deksel van voren op de machine schuiven en dicht- klappen. Sluitringen sluiten. De machine op een droge plaats opbergen.
I INHOUDSRËG ISTE R Afnemenvandeslede. Afstrijkhek. Afstrijkslede Aftaster. ....19,52 .......46 .....7,43 ...5,24 Bevestigingsklem... Bevestigingsplaat.. . Brei-aanwijzingen.. Breidraad Breifout. ......2,7 .... ".2,4 ....23,54 Breislede bewegen zonder breien . . . Breisledeklemt. Breisledeopener Breivormer. 14,49 ...5,62,68 .1 draad DraadgeleidinS .... Draadgeleidingm.d.hand Draadklem Draadscheidingsclip. Draadspanner Draadstopper . . .16 - 20 ......7,45 ....42 ...."...47 .....2,38 ........8 .
. . .7O Valsteken. Vang-patroon ........29 ......7,29 Vangpatroon-hendel. VerbindingsschroevenvoorV.Z.A. . "..43 ........26 Verlengingsknop.. Verzorgingvandemachine , ,....,71 Voet.. ....10 Voorbereidingvandewol... ........3 Voorkant-hefbomen. ......5,6 Voorleg-patroon .......27 Weefdraadhouder Weefhendel Weefpatroon Werkhaakpen Werkpen Wol... Wolwinder Zijbegrenzers .....7,33 .....2,17 . ......33 ....2,70 .......2,17 .14,49 ..........3 . .
NUTTIGE TOEBEHOREN OM HET HOME.BREIEN UITTEBREIDEN AFKANTER SC.3 Tiid en moeite kunt u sparen bij het afmaken van een kledingstuk, wanneer de automatische aÍkanter het werk bii het afkanten of aan elkaarzetten van twee delen, voor U doet. Opmerking: Alleen de afkanter SC-3 voor de mode!len 260/360 gebruiken. WOL.OPWINDER De wolopwinder is beslist noodzakelijk bii het machine breien. De gebruikelijke in de winkel gekochte bollen worden vlug en zonder moeite tot een kluwen opge- - \;.. /)::)s --?, .
PATRONENBOEK Nr.4 In dit patronenboek zijn bijna duizend patronen met de daarbij behorende patroonkaarten afgebeeld, die U op blanco-kaarten kunt ponsen. #E* PATRONEN VOOR DE BREIVORMER De series 100,200, 300 en 400 beinhouden een groot aantal breiPatronen' leder patroon is in 5 maten te verkriigen. '-:,.,, *,i -§ BLANCO RUITPAPIER Om Uw eigen patroon-ideen te verwerkelijken kunt U op dit ruitpapier Uw patroon op halve grootte tekenen.
t-=-:---:------: | /2: t>tl d PRINTED IN JAPAN I
r I E Ï-1 P I SAL- K N I TÏ-1 A STER INSTRUCTIE,.