Operation Manual

Table Of Contents
Opmerking:
Afhankelijk van de kwaliteit van het papier met een niet-standaardformaat, de afdrukomgeving
en de afdrukprocedure kan het papier scheeftrekken. Maak eerst een testafdruk voordat u gaat
afdrukken op papier met een niet-standaardformaat.
Voor Windows opent u de printerdriver en selecteert u User Defined Size
(Gebruikersgedefiniëerd formaat) in de lijst Paper Size (Papierformaat) op het tabblad Basic
Settings (Basisinstellingen). In het dialoogvenster Gebruikersgedefinieerd papierformaat selecteert
u de instellingen voor papierbreedte en -lengte en eenheid die overeenkomen met het aangepaste
papierformaat. Klik op OK om het aangepaste papierformaat op te slaan.
Voor Mac OS X 10.4 of hoger volgt u de stappen hieronder om het aangepaste papierformaat op te
slaan.
1. Open het dialoogvenster Page Setup (Pagina-instelling).
2. Selecteer Manage Custom Sizes (Aangepaste formaten beheren) in de keuzelijst Paper Size
(Papierformaat).
3. Klik op
.
4. Dubbelklik op Untitled (Naamloos) en voer de naam van de instellingen in.
5. Geef het papierformaat op en klik op OK.
Voor Mac OS X 10.3.9 of hoger volgt u de stappen hieronder om het aangepaste papierformaat op
te slaan.
1. Open het dialoogvenster Page Setup (Pagina-instelling).
2. Selecteer Custom Page Size (Speciaal papierformaat) in de keuzelijst Settings (Instellingen).
3. Klik op New (Nieuw).
4. Voer de naam van de instelling in en geef het papierformaat op. Klik vervolgens op OK.
De opgeslagen papierformaten kunnen alleen worden gebruikt met de printerdriver waarvoor u ze
hebt opgeslagen. Zelfs als er meerdere printernamen zijn opgegeven voor een printerdriver, kunnen
de instellingen alleen worden gebruikt voor de printernaam die in gebruik was toen u de instellingen
opsloeg.
Wanneer u de printer deelt in een netwerk, kunt u geen gebruikersgedefinieerd formaat maken op
de client.
EPSON AcuLaser C9200 Series Gebruikershandleiding
Afdruktaken 46