Operation Manual

Telkens wanneer u een niveau selecteert, wordt het patroon van
het geselecteerde niveau weergegeven.
U kunt vanaf elk niveau het beeld corrigeren. Meestal kunt u het
beeld donkerder of lichter maken door het van 1 tot 5 of van 5
tot 1 aan te passen.
C
De helderheid aanpassen met "Helderheid corr.".
Als u Niveau selecteert 5, alle afbeeldingen worden afgesteld op de
donkerste beeldinstelling door de andere projectors.
Als u Niveau selecteert 1, alle afbeeldingen worden afgesteld op de
lichtste beeldinstelling door de andere projectors.
Als u Niveau selecteert Als u 2 tot 4selecteert, wordt de instelling
van de projector met de beeldinstelling middenbereik van
helderheid door de andere projectors overgenomen.
Omdat telkens wanneer u op de knop [Enter] drukt, de weergave
tussen testbeeld en normaal beeld wisselt, zodat u het resultaat
van uw aanpassingen direct in het beeld kunt controleren en
eventueel correcties kunt aanbrengen.
D
"Kleur corr. (G/R)" en "Kleur corr. (B/Y)" corrigeren.
Omdat telkens wanneer u op de knop [Enter] drukt, de weergave
tussen testbeeld en normaal beeld wisselt, zodat u het resultaat van
uw aanpassingen direct in het beeld kunt controleren en eventueel
correcties kunt aanbrengen.
E
Herhaal procedure 3 t/m 5 totdat u klaar bent met corrigeren.
F
Als alle correcties af zijn, drukt u op de knop [Menu] om het
configuratiemenu te sluiten.
Kleurcorrectie tijdens het projecteren van meerdere projecties (Multischerm Kleuraanpassing)
45