Operation Manual
49
Problemen oplossen
Wazige of onscherpe beelden
Storing of vervorming van het beeld
Controleer het volgende Oplossing
Is de scherpstelling goed ingesteld? Draai aan de scherpstelring op de projector om de scherpstelling aan te passen.
Zit de lenskap nog op de projector? Verwijder de lenskap.
Staat de projector op de juiste afstand? De aanbevolen projectie-afstand ligt tussen 87 en 1212 centimeter.
Is de keystone-waarde te hoog? Verklein de projectiehoek om de keystone-correctie te verlagen.
Is de waarde van de zoominstelling te laag? Verhoog de waarde van de zoominstelling.
Heeft zich condens op de lens gevormd? Wanneer de projector snel van een koude naar een warme ruimte wordt verplaatst of zich plotselinge
temperatuurwisselingen voordoen, kan condens neerslaan op het lensoppervlak. Hierdoor kan het
beeld wazig lijken. Zet de projector ongeveer een uur voor gebruik in de projectieruimte. In het geval
van condens zet u de projector uit en wacht u tot de condens is verdwenen.
Controleer het volgende Oplossing
Is de juiste indeling voor het beeldsignaal
ingesteld?
Als een composietvideog- of S-Videog-bron op de projector is aangesloten, gebruikt u de menuopdracht
‘Video Signal (Videosignaal)’ om de signaalindeling te selecteren. ‘Signal (Signaal)’ - ‘Video Signal
(Videosignaal)’ s pagina 34
Zijn de kabels goed aangesloten? Controleer of alle kabels die nodig zijn voor projectie correct zijn aangesloten.
Gebruikt u een verlengsnoer? Als een verlengsnoer wordt gebruikt, kunnen de signalen vervormen door elektrische storing. Gebruik de
meegeleverde kabels en controleer of dit helpt.
Is de juiste resolutie geselecteerd? Stel de computer zodanig in dat de uitgevoerde signalen geschikt zijn voor de projector.
‘Lijst met ondersteunde monitors’ s pagina 71 s Computerdocumentatie
Zijn de instellingen voor ‘Sync.
(Synchronisatie)g’ en ‘Trackingg’ correct?
Druk op de knop [Auto] op de afstandsbediening of de knop [Enter] op het bedieningspaneel van de
projector om een automatische aanpassing uit te voeren. Als de beelden na automatische aanpassing niet
correct zijn, kunt u ze aanpassen met de functies ‘Sync. (Synchronisatie)’ en ‘Tracking’. s pagina 12,
13
Alleen bij projectie vanaf een
videobron
Alleen bij projectie van computerbeelden
Alleen voor computer- en
RGB-videosignalen










