Kleurenlaserprinter Auteursrechten Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, via fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Seiko Epson Corporation. SEIKO EPSON CORPORATION wijst alle patentaansprakelijkheid af wat betreft het gebruik van de informatie in dit document.
Marigold is een handelsmerk van Arthur Baker, dat in bepaalde rechtsgebieden kan zijn gedeponeerd. CG Times en CG Omega zijn handelsmerken van Agfa Monotype Corporation, die in bepaalde rechtsgebieden kunnen zijn gedeponeerd. Arial, Times New Roman en Albertus zijn handelsmerken van The Monotype Corporation, die in bepaalde rechtsgebieden kunnen zijn gedeponeerd.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8 Deze handleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 Waarschuwingen, Voorzorgsmaatregelen en Opmerkingen . . . . .10 Besturingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10 Voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen . . .
Netwerkinterface configureren (voor Windows-gebruikers) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Netwerkinterface configureren (voor Macintosh-gebruikers). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Printerdriver installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Printerdriver installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Windows XP. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
EpsonNet Config met webbrowser. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151 EpsonNet Config . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151 Netwerkinterface configureren met de webversie van EpsonNet Config . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .153 Openingsvenster. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158 Information - Printer Screens (Informatie - Printervensters). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoofdstuk 4 Probleemoplossing Algemene problemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kan de netwerkinterface niet configureren of kan niet afdrukken vanuit het netwerk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . U kunt niet afdrukken, zelfs al hebt u een IP-adres toegewezen aan de computer en de printer.. . . . . . . . . . . EpsonNet Config kan niet worden gestart. . . . . . . . . . . . . . .
LAN controleren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .250 Nieuw IP-adres instellen en controleren. . . . . . . . . . . . . . . . .252 Printerdriver automatisch verspreiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .253 EpsonNet SetupManager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .253 EpsonNet NDPS Gateway. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .253 Instructies voor het gebruik van een router voor inbelverbindingen . . . . . . . . . . . . . .
Hoofdstuk 1 Inleiding Printer De printer heeft een Ethernet-interface en kan via 10Base-T of 100Base-TX worden aangesloten op het netwerk. De ingebouwde Ethernet-interface, waarnaar in deze handleiding wordt verwezen als netwerkinterface, selecteert automatisch de correcte standaardinstelling wanneer verbinding wordt gemaakt met een netwerk. Daarnaast worden de netwerkprotocollen IEEE 802.2, IEEE 802.3, Ethernet II en Ethernet SNAP ondersteund en automatisch geselecteerd.
Opmerking: ❏ Met EpsonNet Config wordt de netwerkinterface zo geconfigureerd dat deze alleen werkt met protocollen die in het netwerk aanwezig zijn. Dit betekent niet dat u alle bovenstaande protocollen in het netwerk of besturingssysteem kunt gebruiken. Voor de netwerkinterface kunnen verschillende protocollen worden gebruikt, afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem en de netwerkconfiguratie. ❏ Afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen wordt niet ondersteund door sommige printers.
❏ De term netwerkinterface verwijst naar de ingebouwde Ethernet-interface van de printer in deze handleiding. ❏ Mogelijk wordt in deze handleiding onder bepaalde afbeeldingen een andere naam dan die van uw printer weergegeven. Dit verschil is niet van invloed op de instructies. ❏ De ondersteunde besturingssystemen verschillen per printer. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw printer voor informatie over de ondersteunde besturingssystemen.
Voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen Besturingssysteem Windows 98 Versie 1 1 Protocol - Windows 98 SE TCP/IP (met EpsonNet Print) 1 IPP (met EpsonNet Internet Print) NetBEUI Windows Me - 1 TCP/IP (met EpsonNet Print) 1 IPP NetBEUI Windows XP (Professional en Home) - Windows Server 2003 1 IPP Windows 2000 (Server en Professional) Windows NT 4.
NetWare 3.x Bindery-modus 4.x/IntranetWare NDS-modus: Binderyemulatiemodus 5.x/6.x Afdruksysteem met NDS-wachtrijen NDPS OS/2 (OS/2 Warp Connect, OS/2 Warp Server) V3 V4 UNIX SunOS 4.1.4 of hoger: SPARC TCP/IP (lprportd) NetBEUI lpr, ftp SunSoft Solaris 2.4 of hoger: SPARC en x86 SCO UNIX 4.2 of hoger SCO UnixWare 2.01 of hoger HP/UX 9.05 of hoger IBM AIX 3.2.5 of hoger en 4.1.3 of hoger Opmerking: ❏ Alleen de Intel-versie van Windows NT wordt ondersteund.
Voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen niet ondersteunen Besturingssysteem Windows 98 Versie 1 1 Protocol - Windows 98 SE TCP/IP (met EpsonNet Print) 1 IPP (met EpsonNet Internet Print) 1 NetBEUI Windows Me - TCP/IP (met EpsonNet Print) 1 IPP NetBEUI Windows XP (Professional en Home) - Windows Server 2003 1 IPP Windows 2000 (Server en Professional) Windows NT 4.
NetWare 5.x/6.x NDPS (met EpsonNet NDPS Gateway) OS/2 (OS/2 Warp Connect, OS/2 Warp Server) V3 V4 TCP/IP (lprportd) UNIX SunOS 4.1.4 of hoger: SPARC NetBEUI lpr, ftp SunSoft Solaris 2.4 of hoger: SPARC en x86SCO UNIX 4.2 of hoger SCO UnixWare 2.01 of hoger HP/UX 9.05 of hoger IBM AIX 3.2.5 of hoger en 4.1.3 of hoger Opmerking: ❏ Alleen de Intel-versie van Windows NT wordt ondersteund. ❏ De omgeving voor meerdere gebruikers van Mac OS 9 wordt niet ondersteund.
❏ Ondersteuning voor diverse protocollen, zoals TCP/IP, NetWare, NetBEUI, AppleTalk en IPP 1 ❏ Ondersteuning voor 10Base-T en 100Base-TX 1 ❏ Ondersteuning voor DHCP. ❏ Ondersteuning voor APIPA (Automatic Private IP Addressing), waarmee automatisch een IP-adres wordt toegewezen aan de netwerkinterface, zelfs als er geen DHCP-server in het netwerk aanwezig is. 1 1 ❏ Ondersteuning voor dynamische DNS. 1 ❏ Ondersteuning voor SNMP en MIB. ❏ Ondersteuning voor SNTP (Simple Network Time Protocol).
Netwerkconnector RJ-45-connector: Met deze connector wordt de Ethernet-kabel aan het netwerk gekoppeld. U kunt de kabel voor zowel 10Base-T als 100Base-TX gebruiken. c Let op: U moet de netwerkinterface met een STP-kabel voor categorie 5 aansluiten op het netwerk om defecten te voorkomen. Software ❏ EpsonNet Config voor Windows is een voor Windows ontwikkeld configuratieprogramma voor beheerders.
❏ EpsonNet Internet Print is een hulpprogramma waarmee afdrukken via Internet met IPP wordt ondersteund voor Windows 98/95/NT 4.0. Zie "EpsonNet Internet Print" op pagina 210 voor meer informatie. 1 1 ❏ EpsonNet WebManager is een voor Internet ontwikkeld hulpprogramma waarmee netwerkbeheerders de netwerkapparaten kunnen beheren. Zie "EpsonNet WebManager" op pagina 222 voor meer informatie.
DHCP - een dynamisch hostconfiguratieprotocol. Dit is een protocol dat dynamische IP-adressen toewijst aan apparaten in een netwerk. EtherTalk - het communicatieprotocol van AppleTalk voor Ethernet-verbindingen. ftp - een TCP/IP-protocol voor bestandsoverdracht. lpd - een TCP/IP-protocol voor afdrukken op afstand. Print queue (Wachtrij) -- een locatie waar afdruktaken als bestand worden opgeslagen totdat de netwerkinterface de taak naar de toegewezen printer zendt.
Hoofdstuk 2 2 Hoe 2 Overzicht In dit gedeelte wordt de algemene procedure beschreven waarmee u de netwerkinterface kunt gebruiken in een netwerk. 1. Controleer de werking van de netwerkinterface. Controleer de functies en de werking van de netwerkinterface, zoals de statuslampjes en RJ-45-connector. Zie "Werking van de netwerkinterface" op pagina 15 voor meer informatie. 2 2 2 2 2. Selecteer een afdrukmethode Selecteer een geschikte afdrukmethode voor de netwerkomgeving en het besturingssysteem.
5. Configureer de netwerkinterface en installeer de printerdriver. Zie "Netwerkinterface configureren (voor Windows-gebruikers)" op pagina 44 of "Netwerkinterface configureren (voor Macintosh-gebruikers)" op pagina 52 voor meer informatie. 6. Configureer, indien nodig, de netwerkinstellingen voor de netwerkinterface met EpsonNet Config. Configureer de netwerkinterface voor TCP/IP, AppleTalk, MS Network enz. met EpsonNet Config. Zie "EpsonNet Config" op pagina 144 voor meer informatie voor Windows.
❏ Voor Windows Me/98 Wij raden TCP/IP via EpsonNet Print aan. Zie "EpsonNet Print" op pagina 189 voor meer informatie. ❏ Voor Windows XP/Server 2003/2000/NT Wij raden TCP/IP via LPR aan. Zie "Windows XP" op pagina 58, "Windows Server 2003" op pagina 70, "Windows 2000" op pagina 78 of "Windows NT 4.0" op pagina 85. Als er een afdrukserver met Windows XP/Server 2003/2000/NT aanwezig is Stel op de server in dat de printer verbinding moet maken via LPR en maak er een gedeelde printer van.
Kenmerken van de afdrukmethoden In dit gedeelte worden de kenmerken beschreven van de afdrukmethoden waaruit u kunt kiezen. Afdrukken via LPR (TCP/IP) Voordelen ❏ Er is geen computer nodig als netwerkinterface. ❏ Er zijn geen speciale hulpprogramma’s voor Windows XP/Server 2003/2000/NT nodig. ❏ U kunt de printerstatus weergeven met EPSON Status Monitor 2 of 3. ❏ In Windows XP/Server 2003/2000/NT kunt u een afdruklogboek maken met de aparte functie voor logboeken. ❏ U kunt afdrukken via een router.
Nadelen ❏ EPSON Status Monitor 2 en 3 kunnen niet worden gebruikt. ❏ Er zijn TCP/IP- en DNS-instellingen nodig. ❏ Voor Windows Me/98 moet EpsonNet Internet Print worden geïnstalleerd op alle computers die moeten kunnen afdrukken. ❏ In Windows XP/Server 2003/2000 kan de Internet-printer niet worden gebruikt. 2 2 2 2 Afdrukken via gedeeld Microsoft-netwerk 2 Voordelen ❏ Eenvoudig in te stellen (geen IP-adres nodig als het NetBEUI-protocol is geïnstalleerd).
Onderdelen installeren op de computer Onderdelen installeren op de computer Voordat u de netwerkinterface configureert en gaat afdrukken vanaf de computer, moet u de benodigde onderdelen (zoals TCP/IP en NetBEUI) installeren en een IP-adres en een subnetmasker aan uw computer toewijzen, afhankelijk van de afdrukmethode die u wilt gebruiken. Zie het gedeelte in dit hoofdstuk dat van toepassing is op het besturingssysteem dat u gebruikt.
3. Klik op Change settings of this connection (Instellingen van deze verbinding wijzigen) bij Network Tasks (Netwerktaken). 4. Controleer of de volgende benodigde onderdelen in de lijst zijn opgenomen. Ga verder met het volgende hoofdstuk als de onderdelen al geïnstalleerd zijn. 2 2 2 2 2 2 2 2 In de volgende tabel staan de benodigde onderdelen voor configuratie van de netwerkinterface met EpsonNet Config.
Instellingenvensters van EpsonNet Config Benodigde onderdelen TCP/IP, AppleTalk, IPP, SNMP (IP-trap) Internet-protocol (TCP/IP) MS-netwerk Internet-protocol (TCP/IP) NetWare, SNMP (IPX-trap)* De meest recente versie van Novell Client, gedownload van de Novell-website * Alleen voor printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen In de volgende tabel zijn de benodigde onderdelen voor afdrukken via het netwerk opgenomen.
Afdrukken via NetWare-server: Download de meest recente versie van Novell Client van de Novell-website en installeer deze op de computer. Zorg er ook voor dat u IP of IPX installeert. Meer informatie vindt u op de Novell-website. 6.
2. Dubbelklik op het pictogram Netwerk. Controleer op het tabblad Configuratie of de volgende benodigde onderdelen zijn opgenomen in de lijst met geïnstalleerde netwerkonderdelen. Ga verder met het volgende hoofdstuk als de onderdelen al geïnstalleerd zijn. In de volgende tabel staan de benodigde onderdelen voor configuratie van de netwerkinterface met EpsonNet Config.
Instellingenvensters van EpsonNet Config Benodigde onderdelen TCP/IP, AppleTalk, IPP, SNMP (IP-trap) TCP/IP MS-netwerk TCP/IP of NetBEUI NetWare, SNMP (IPX-trap)* De meest recente versie van Novell Client, gedownload van de Novell-website 2 2 2 * Alleen voor printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen 2 Opmerking voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen: Gebruik Novell Client 3.00 voor Windows 95/98 en Novell Client 4.
Afdrukken via LPR of Internet: Selecteer Protocol en klik op Add (Toevoegen). Selecteer Microsoft bij Manufacturers (Fabrikanten) en TCP/IP bij Network Protocols (Netwerkprotocollen). Klik vervolgens op OK. Afdrukken via gedeeld Microsoft-netwerk: Zie de eerdere beschrijving van de installatie van TCP/IP als u TCP/IP wilt gebruiken. Als u NetBEUI wilt gebruiken, selecteert u Protocol en klikt u op Add (Toevoegen).
Opmerking: ❏ Mogelijk hebt u de cd-rom met Windows Server 2003 nodig tijdens de installatie. ❏ Wanneer u TCP/IP of IPP gebruikt voor afdrukken, moet u het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway voor de computer instellen. 2 2 1. Klik op Start, wijs naar Control Panel (Configuratiescherm) en selecteer vervolgens Network Connections (Netwerkverbindingen). Klik op Local Area Connections (LAN-verbinding). 2 2 2. Klik op de knop Properties (Eigenschappen). 3.
In de volgende tabel staan de benodigde onderdelen voor configuratie van de netwerkinterface met EpsonNet Config.
Afdrukken via gedeeld Microsoft-netwerk: Selecteer Client en klik op Add (Toevoegen). Selecteer Client for Microsoft Networks (Client voor Microsoft-netwerken) en klik op OK. Afdrukken via NetWare-server: Download de meest recente versie van Novell Client van de Novell-website en installeer deze op de computer. Zorg er ook voor dat u IP of IPX installeert. Meer informatie vindt u op de Novell-website. 5.
1. Klik op Start, ga naar Settings (Instellingen) en klik op Network and Dial-up Connections (Netwerk- en inbelverbindingen). Het venster Network and Dial-up Connections (Netwerk- en inbelverbindingen) wordt weergegeven. 2. Klik met de rechtermuisknop op de gewenste netwerkverbinding en kies Properties (Eigenschappen). 3. Controleer of de volgende benodigde onderdelen in de lijst zijn opgenomen. Ga verder met het volgende hoofdstuk als de onderdelen al geïnstalleerd zijn.
Instellingenvensters van EpsonNet Config Benodigde onderdelen TCP/IP, AppleTalk, IPP, SNMP (IP-trap) Internet-protocol (TCP/IP) MS-netwerk Internet-protocol (TCP/IP) of NetBEUI NetWare, SNMP (IPX-trap)* De meest recente versie van Novell Client, gedownload van de Novell-website 2 * Alleen voor printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen 2 2 Opmerking voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen: Gebruik Novell Client 3.
Afdrukken via LPR of Internet: Selecteer Protocol en klik op Add (Toevoegen). Selecteer Internet Protocol (TCP/IP) (Internet-protocol (TCP/IP)) en klik op OK in het dialoogvenster Select Network Protocol (Netwerkprotocol selecteren). Afdrukken via gedeeld Microsoft-netwerk: Zie de eerdere beschrijving van de installatie van Internet-protocol (TCP/IP) als u Internet-protocol wilt gebruiken. Als u NetBEUI wilt gebruiken, selecteert u Protocol en klikt u op Add (Toevoegen).
Windows NT 4.0 Voor Windows NT 4.0 installeert u de benodigde onderdelen op de volgende wijze: Opmerking: ❏ Mogelijk hebt u de cd-rom met Windows 4.0 nodig tijdens de installatie. 2 2 2 ❏ Wanneer u TCP/IP of IPP gebruikt voor afdrukken, moet u het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway voor de computer instellen. 2 1. Klik op Start, ga naar Settings (Instellingen) en klik op Control Panel (Configuratiescherm). 2 2.
3. Controleer of de volgende benodigde onderdelen in de lijst zijn opgenomen. Ga verder met het volgende hoofdstuk als de onderdelen al geïnstalleerd zijn. In de volgende tabel staan de benodigde onderdelen voor configuratie van de netwerkinterface met EpsonNet Config.
Opmerking voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen: Gebruik Novell Client 3.00 voor Windows 95/98 en Novell Client 4.50 voor Windows NT niet in de volgende modi: NetWare 3.x/4.x Bindery Print Server, NetWare 3.x Remote Printer, NetWare 4.x Bindery Remote Printer en NetWare 4.x/5.x NDS Remote Printer. In de volgende tabel zijn de benodigde onderdelen voor afdrukken via het netwerk opgenomen.
Afdrukken via gedeeld Microsoft-netwerk: Zie de eerdere beschrijving van de installatie van TCP/IP als u TCP/IP wilt gebruiken. Als u NetBEUI wilt gebruiken, selecteert u het tabblad Protocols (Protocollen) en klikt u op Add (Toevoegen). Selecteer NetBEUI en klik op OK. Klik op het tabblad Services en op Add (Toevoegen). Selecteer Workstation (Werkstation) en klik op OK. Afdrukken via NetWare-server: Download de meest recente versie van Novell Client van de Novell-website en installeer deze op de computer.
Macintosh Voer de volgende procedure uit om een IP-adres, subnetmasker, enzovoort toe te wijzen op de Macintosh. Opmerking: Wanneer u wilt afdrukken via het AppleTalk-protocol en de netwerkinterface wilt configureren met EpsonNet Config voor Macintosh, selecteert u in het regelpaneel AppleTalk of op het tabblad AppleTalk de optie Ethernet of Built-in Ethernet (Ingebouwd Ethernet). Configureer vervolgens de netwerkinterface met EpsonNet Config voor Macintosh. 2 2 2 2 2 Mac OS X: 1.
3. Stel een IP-adres in en wijzig zo nodig andere instellingen. 4. Sluit het dialoogvenster om de wijzigingen op te slaan. Ga naar "De netwerkinterface verbinden met het netwerk" op pagina 42. De netwerkinterface installeren De netwerkinterface verbinden met het netwerk In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de netwerkinterface installeert.
Opmerking: U kunt zowel 10Base-T als 100Base-TX gebruiken. Wanneer u veel gegevens afdrukt kunt u het beste een hogesnelheidsnetwerk van 100Base-TX gebruiken met een laag netwerkverkeer. 3. Zet de printer aan. Als de statuslampjes niet meer branden, drukt u een netwerkstatusvel af. c Let op: Hebt u de printer uitgeschakeld, dan moet u de printer pas weer inschakelen als de statuslampjes niet meer branden. Als u dit eerder doet, werkt de netwerkinterface mogelijk niet correct. Opmerking voor Mac OS X 10.
Netwerkinterface configureren (voor Windows-gebruikers) Configureer de netwerkinterface voor gebruik in het TCP/IP-netwerk en installeer de printerdriver op uw computer. 1. Plaats de cd-rom met software in het cd-romstation. 2. Het venster voor installatie van de software wordt automatisch weergegeven. Als het installatievenster niet verschijnt, dubbelklikt u op EPSETUP.EXE op de cd-rom. 3. Zorg ervoor dat alle toepassingen zijn gesloten en klik op de knop Continue (Ga door). 4.
5. Selecteer Network (Netwerk). Opmerking: Als uw printer op de computer is aangesloten met een USB-kabel of parallelle kabel, dan moet u Local (Lokaal) selecteren. Volg de instructies op het scherm.
6. Klik op de knop Install (Installeer). Volg de instructies op het scherm. Opmerking: Het precieze scherm hangt af van de printer.
Opmerking voor gebruikers van Windows XP Service Pack 2: Als het volgende venster verschijnt, klikt u op de knop Unblock (Blokkering opheffen). Anders wordt de printer niet weergegeven in het venster van EpsonNet EasyInstall. 2 2 2 2 2 2 7. EpsonNet EasyInstall wordt gestart. Selecteer de printer en klik op de knop Next (Volgende).
8. Hier selecteert u een methode voor het opgeven van een IP-adres. Als u Automatic (Automatisch) selecteert, is DHCP beschikbaar en wordt automatisch een IP-adres toegewezen. Wilt u het IP-adres handmatig toewijzen, dan selecteert u Manual (Handmatig) en voert u het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway in. Klik op de knop Next (Volgende).
9. Controleer de opgegeven instellingen en klik op de knop Next (Volgende). 2 2 2 2 2 2 10. Selecteer de printer met het zojuist ingestelde IP-adres en klik op de knop Next (Volgende) om de printerdriver te installeren.
11. Voer de naam van de printer in. Als deze printer de standaardprinter moet zijn, schakel dan het selectievakje Set as default printer (Standaardprinter) in. Klik op de knop Next (Volgende). Opmerking voor gebruikers van Windows XP Service Pack 2: Als het volgende venster verschijnt, klikt u op de knop Unblock (Blokkering opheffen).
12. Selecteer Yes (Ja) om een testpagina af te drukken. Wilt u dit niet, selecteer dan No (Nee). Klik op de knop Next (Volgende). 2 2 2 2 2 2 13. Klik op Finish (Voltooien) en volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. 2 2 2 2 2 2 Nu kunt u de printer gebruiken in het TCP/IP-netwerk.
Netwerkinterface configureren (voor Macintosh-gebruikers) Configureer de netwerkinterface voor gebruik in het TCP/IP-netwerk en installeer de printerdriver op uw computer. Opmerking: In dit gedeelte worden de instructies voor Mac OS X beschreven. Deze instructies zijn vrijwel gelijk aan die voor Mac OS 9. 1. Plaats de cd-rom met software in het cd-romstation. 2. Dubbelklik op het cd-rompictogram EPSON. 3. Dubbelklik in de map EPSON op het pictogram van het desbetreffende besturingssysteem. 4.
Opmerking: Selecteer zo nodig User Installation (Installatie voor gebruiker) en selecteer uw printer. 6. Selecteer Network (Netwerk). 2 2 2 2 2 2 2 7. Klik op Install (Installeer) en volg de instructies op het scherm.
Opmerking: Het precieze scherm hangt af van de printer. 8. EpsonNet EasyInstall wordt gestart. Selecteer de printer en klik op de knop Next (Volgende).
9. Hier selecteert u een methode voor het opgeven van een IP-adres. Als u Automatic (Automatisch) selecteert, is DHCP beschikbaar en wordt automatisch een IP-adres toegewezen. Wilt u het IP-adres handmatig toewijzen, dan selecteert u Manual (Handmatig) en voert u het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway in. Klik op de knop Next (Volgende).
10. Controleer de opgegeven instellingen en klik op de knop Next (Volgende). 11. Klik op Finish (Voltooien) en volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. Vervolgens moet u de printer installeren. Volg de onderstaande instructies.
Printer installeren 2 Mac OS X: 1. Open de map Applications (Programma's). 2 2. Open de map Utilities (Hulpprogramma's). 3. Open Print Center (Afdrukbeheer) (Mac OS X 10.2 of lager) of Printer Setup Utility (Hulpprogramma voor printerinstallatie) (Mac OS X 10.3) en klik op Add (Voeg toe). 4. Selecteer Rendezvous in de keuzelijst. 2 2 2 5. Selecteer het printermodel in de lijst. 6. Klik op Add (Voeg toe). 2 Nu kunt u de printer gebruiken in het TCP/IP-netwerk.
Printerdriver installeren Printerdriver installeren Als u naar de netwerkprinter wilt afdrukken, moet u de printerdriver installeren op de computer. Zie het gedeelte in dit hoofdstuk dat van toepassing is op het besturingssysteem dat u gebruikt. Windows XP Voor Windows XP verschilt de procedure voor de installatie van de printerdriver, afhankelijk van de gewenste afdrukmethode. Afdrukken met EpsonNet Print wordt aanbevolen. Zie "Gebruikers van Windows XP/Server 2003/2000/NT 4.
3. Klik op Local printer attached to this computer (Lokale printer die met deze computer is verbonden), schakel het selectievakje Automatically detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren) uit en klik op Next (Volgende).
4. Selecteer het keuzerondje Create a new port (Een nieuwe poort maken) en selecteer Standard TCP/IP Port (Standaard TCP/IP-poort) in de lijst. Klik op Next (Volgende). 5. Voer het IP-adres van de netwerkinterface in en klik op Next (Volgende).
6. Wanneer er een fout optreedt, verschijnt het volgende dialoogvenster. Selecteer het keuzerondje Standard (Standaard) en selecteer EPSON Network Printer (EPSON-netwerkprinter). Klik op Next (Volgende). 2 2 2 2 2 2 2 7. Klik op Finish (Voltooien). 2 8. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 63 voor meer informatie. 2 Afdrukken via Internet 1. Klik op Start en op Control Panel (Configuratiescherm).
3. Klik op A network printer, or a printer attached to another computer (Netwerkprinter, of een printer die met een andere computer is verbonden) en op Next (Volgende). 4. Selecteer het keuzerondje Connect to a printer on the Internet or on a home or office network (Verbinding maken met een printer op het Internet of in uw thuis- of bedrijfsnetwerk). 5. Voer de URL van de doelprinter met de onderstaande notatie in.
6. Volg de instructies op het scherm om de printer in te stellen. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 63 voor meer informatie. 2 2 Afdrukken via gedeeld Microsoft-netwerk 1. Klik op Start en op Control Panel (Configuratiescherm). Klik vervolgens op Printers and Other Hardware (Printers en andere hardware) en Printers and Faxes (Printers en faxapparaten). 2.
3. Klik op de knop Have Disk (Diskette). Het dialoogvenster Install from disk (Installeren vanaf diskette) verschijnt. 4. Klik op Browse (Bladeren). 5. Selecteer het cd-romstation bij Stations en dubbelklik op de map WINXP_2K. Klik op Open (Openen). 6. Klik op OK in het dialoogvenster Installeren vanaf diskette (Install From Disk). 7. Selecteer de modelnaam van de printer en klik op Next (Volgende).
2. Klik op het pictogram Local Area Connection (LAN-verbinding) bij LAN or High-Speed Internet (LAN- of snelle Internet-verbinding). 3. Klik op Change settings of this connection (Instellingen van deze verbinding wijzigen) bij Network Tasks (Netwerktaken). 4. Controleer of Client for Microsoft Networks (Client voor Microsoft-netwerken) is geïnstalleerd. Als dit niet het geval is, klikt u op Install (Installeren). 5. Voer de opdrachtprompt uit en typ de volgende opdracht.
Afdrukken via LPR Aangezien afdrukken via LPR in Windows Me/98 niet wordt ondersteund, kan de standaardmethode voor afdrukken via TCP/IP niet worden gebruikt. Met het hulpprogramma EpsonNet Print, dat op de bijgeleverde cd-rom staat, kunt u toch via TCP/IP afdrukken. Installeer EpsonNet Print eerst. Installeer vervolgens de printerdriver. Zie "EpsonNet Print" op pagina 189 voor meer informatie.
Printer installeren 2 Sluit de printer met IPP aan op de computer. 1. Klik op Start, ga naar Settings (Instellingen) en klik op Printers. 2 2. Dubbelklik op het pictogram Add printer (Printer toevoegen) en klik op Next (Volgende). 3. Selecteer het keuzerondje Network Printer (Netwerkprinter) en klik op Next (Volgende). 2 2 4. Typ de URL van de printer en klik op Volgende. 2 http://IP-adres van netwerkinterface:631/printernaam Voorbeeld: http://192.168.100.
4. Klik op Bladeren en selecteer het netwerkpad in de lijst. Als u niet kunt bladeren, voert u in het vak Netwerkpad of Wachtrijnaam de volgende tekst in. 5. De wizard Printer toevoegen verschijnt. Klik op Next (Volgende). 6. Volg de instructies op het scherm om de printer in te stellen. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 68 voor meer informatie. Printerdriver installeren 1. Plaats de cd-rom met software die bij de printer is geleverd. 2.
5. Selecteer het cd-romstation bij Stations en dubbelklik op de map WIN9X. Klik op OK. 6. Klik op OK in het dialoogvenster Installeren vanaf diskette (Install From Disk). 7. Selecteer de modelnaam van de printer en klik op Next (Volgende).
3. Voer de opdrachtprompt uit en typ de volgende opdracht. NET USE printerpoort: \\NetBIOS-naam van netwerkinterface\Apparaatnaam van netwerkinterface Poort selecteren 1. Klik op Start, ga naar Settings (Instellingen) en klik op Printers. 2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies Properties (Eigenschappen). 3. Klik op de tab Details en selecteer de poort die u hebt ingesteld met de opdracht NET USE.
3. Klik op Local printer attached to this computer (Lokale printer die met deze computer is verbonden), schakel het selectievakje Automatically detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren) uit en klik op Next (Volgende).
4. Selecteer het keuzerondje Create a new port (Een nieuwe poort maken) en selecteer Standard TCP/IP Port (Standaard TCP/IP-poort) in de lijst. Klik op Next (Volgende). 5. Klik op Next (Volgende) wanneer het dialoogvenster Add Standard TCP/IP Printer Port Wizard (Wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen) wordt weergegeven.
6. Voer het IP-adres van de netwerkinterface in en klik op Next (Volgende). 2 2 2 2 2 2 7. Wanneer er een fout optreedt, verschijnt het volgende dialoogvenster. Selecteer het keuzerondje Standard (Standaard) en selecteer EPSON Network Printer (EPSON-netwerkprinter). Klik op Next (Volgende).
8. Klik op Finish (Voltooien). 9. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 76 voor meer informatie. Afdrukken via Internet 1. Klik op Start en selecteer Printers and Faxes (Printers en faxapparaten). 2. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen) om de wizard Add Printer (Printer toevoegen) te starten en klik op Next (Volgende). 3.
Voorbeeld: http://192.168.100.201:631/EPSON_IPP_Printer 2 2 2 2 2 Opmerking: Gebruik EpsonNet Config als u het IP-adres van de netwerkinterface wilt controleren. Zie "EpsonNet Config" op pagina 144 voor meer informatie. 6. Volg de instructies op het scherm om de printer in te stellen. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 76 voor meer informatie. Afdrukken via gedeeld Microsoft-netwerk 2 2 2 2 1. Klik op Start en selecteer Printers and Faxes (Printers en faxapparaten). 2 2.
4. Selecteer het keuzerondje Browse for a printer (Een printer zoeken) en klik op Next (Volgende). 5. Voer in het vak Printer een waarde met de volgende notatie in of selecteer de gewenste printer in de keuzelijst Shared printers (Gedeelde printers). Klik op Next (Volgende). \\NetBIOS-naam van netwerkinterface\Apparaatnaam van netwerkinterface 6. Volg de instructies op het scherm om de printer in te stellen. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 76 voor meer informatie. Printerdriver installeren 1.
Opmerking: Selecteer het keuzerondje Replace existing driver (Bestaand stuurprogramma vervangen) als u in de wizard Add Printer (Printer toevoegen) wordt verzocht te kiezen tussen Keep existing driver (Bestaand stuurprogramma behouden) of Replace existing driver (Bestaand stuurprogramma vervangen). 2 2 8. Klik op Finish (Voltooien) en volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
Poort selecteren 1. Klik op Start en selecteer Printers and Faxes (Printers en faxapparaten). 2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies Properties (Eigenschappen). 3. Klik op de tab Ports (Poorten) en selecteer de poort die u hebt ingesteld met de opdracht NET USE. Windows 2000 Voor Windows 2000 verschilt de procedure voor de installatie van de printerdriver, afhankelijk van de gewenste afdrukmethode. Afdrukken met EpsonNet Print wordt aanbevolen.
Opmerking: U moet het selectievakje Automatically detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren) uitschakelen omdat de printer rechtstreeks op het netwerk is aangesloten en niet op een Windows 2000-computer.
4. Selecteer het keuzerondje Create a new port (Een nieuwe poort maken) en selecteer Standard TCP/IP Port (Standaard TCP/IP-poort) in de lijst. Klik op Next (Volgende). 5. Voer het IP-adres van de netwerkinterface in en klik op Next (Volgende).
6. Wanneer er een fout optreedt, verschijnt het volgende dialoogvenster. Selecteer het keuzerondje Standard (Standaard) en selecteer EPSON Network Printer (EPSON-netwerkprinter). Klik op Next (Volgende). 2 2 2 2 2 2 2 7. Klik op Finish (Voltooien). 2 8. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 83 voor meer informatie. 2 Afdrukken via Internet 1. Klik op Start, ga naar Settings (Instellingen) en klik op Printers. 2 2.
4. Selecteer het keuzerondje Connect to a printer on the Internet or on your intranet (Verbinding maken met een printer op het Internet of in uw intranet). 5. Voer de URL van de doelprinter met de onderstaande notatie in. De URL moet overeenkomen met de URL die u hebt ingesteld op de IPP-configuratiepagina in EpsonNet Config. http://IP-adres van printer:631/printernaam Voorbeeld: http://192.168.100.
5. Voer in het tekstvak een waarde met de volgende notatie in of klik op Next (Volgende) om naar een printer te zoeken. \\NetBIOS-naam van netwerkinterface\Apparaatnaam van netwerkinterface 6. Volg de instructies op het scherm om de printer in te stellen. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 83 voor meer informatie. Printerdriver installeren 1. Plaats de cd-rom met software die bij de printer is geleverd. 2 2 2 2 2. Sluit het venster van het installatieprogramma als dat wordt weergegeven. 2 3.
8. Klik op Finish (Voltooien) en volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. Zie "NET USE-opdracht gebruiken" op pagina 84 voor meer informatie als u via een gedeeld Microsoft-netwerk afdrukt met Windows XP/Server 2003/2000/NT. NET USE-opdracht gebruiken Als u in Windows XP/Server 2003/2000/NT met NetBIOS verbinding wilt maken met de printer, kunt u het beste de opdracht NET USE gebruiken: 1.
Windows NT 4.0 Voor Windows NT 4.0 wijkt de procedure voor de installatie van de printerdriver af, afhankelijk van de gewenste afdrukmethode. Afdrukken met EpsonNet Print wordt aanbevolen. Zie "Gebruikers van Windows XP/Server 2003/2000/NT 4.0" op pagina 191 voor meer informatie. 2 2 2 Afdrukken via LPR 2 Opmerking: Als u EpsonNet Print gebruikt, wijkt de installatieprocedure af. Zie "EpsonNet Print" op pagina 189 voor meer informatie. 2 1.
6. Geef het IP-adres van de netwerkinterface op in het eerste tekstvak en de printernaam in het tweede tekstvak. Klik op OK. 7. Klik op Close (Sluiten) in het dialoogvenster Printer Ports (Printerpoorten). 8. Klik op Next (Volgende) in het dialoogvenster Add Printer Wizard (Wizard Printer toevoegen). 9. Zie "Printerdriver installeren" op pagina 87 voor meer informatie.
3. Selecteer het keuzerondje Network printer server (Netwerkafdrukserver) en klik op Next (Volgende). Het dialoogvenster Connect to Printer (Printer verbinden) verschijnt. 2 4. Selecteer de printer die u wilt configureren in de lijst Shared Printers (Gedeelde printers). Als u de printer niet kunt selecteren, voert u in het vak Printer het volgende in: \\NetBIOS-naam van netwerkinterface\Apparaatnaam van netwerkinterface 5. Klik op OK. 6. Volg de instructies op het scherm om de printer in te stellen.
Opmerking: ❏ Stel de gebruikers op de hoogte van de sharenamen van de printers. ❏ Selecteer het keuzerondje Replace existing driver (Bestaand stuurprogramma vervangen) als u in de wizard Add Printer (Printer toevoegen) wordt verzocht te kiezen tussen Keep existing driver (Bestaand stuurprogramma behouden) of Replace existing driver (Bestaand stuurprogramma vervangen). 8. Klik op Finish (Voltooien) en volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
Poort selecteren 2 1. Klik op Start, ga naar Settings (Instellingen) en klik op Printers. 2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies Properties (Eigenschappen). 2 3. Klik op de tab Ports (Poorten) en selecteer de poort die u hebt ingesteld met de opdracht NET USE. 2 2 Macintosh 2 Volg de onderstaande procedure om de printer in te stellen. Opmerking: Controleer voordat u de onderstaande instructies uitvoert of de printerdriver op de Macintosh is geïnstalleerd.
7. Klik op de printer en vervolgens op de knop Make Default (Maak standaard) om de printer als standaardprinter in te stellen. De printer is nu gereed voor afdrukken. TCP/IP printing (Afdrukken via TCP/IP) 1. Open de map Applications (Programma's). 2. Open de map Utilities (Hulpprogramma's). 3. Open Print Center (Afdrukbeheer) (Mac OS X 10.2 of lager) of Printer Setup Utility (Hulpprogramma voor printerinstallatie) (Mac OS X 10.3) en klik op Add (Voeg toe). 4. Selecteer EPSON TCP/IP in de keuzelijst. 5.
Mac OS 9 2 Afdrukken met AppleTalk 1. Klik op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu. 2 2. Klik op het printerpictogram. 2 3. Selecteer de zone met de printer. 4. Selecteer de printernaam in de lijst. 2 5. Controleer of AppleTalk is geactiveerd. 2 6. Sluit Chooser (Kiezer). 2 OS/2 In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de netwerkinterface kunt configureren en gebruiken met een IBM OS/2-systeem, waaronder OS/2 Warp 3 en 4 (OS/2 Warp Connect en OS/2 Warp Server). Afdrukken via LPR 2 2 2 1.
2. Klik op de tab Printing (Afdrukken). 3. Geef het IP-adres van de netwerkinterface op in het tekstvak Remote print server (Externe afdrukserver) en de naam van de printer van de externe afdrukserver in het tweede tekstvak. Voer een waarde van 1 of hoger in het vak Maximum number of LPD ports (Maximumaantal LPD-poorten) in. 4. Klik op de tab Autostart (Automatisch starten).
5. Selecteer lprportd in de lijst Services to autostart (Services die automatisch worden gestart). Schakel het selectievakje Autostart service (Service automatisch starten) in en selecteer het keuzerondje Detached (Verbroken). 2 2 2 2 2 2 2 6. Sla de wijzigingen op die u in het dialoogvenster TCP/IP Configuration (Configuratie TCP/IP) hebt opgegeven en start de computer opnieuw op. 2 Printer instellen 1. Dubbelklik in de systeemmap OS/2 op Template (Sjabloon). 2 2.
4. Kies Properties (Eigenschappen) in het systeemmenu en klik op de tab Output Port (Uitvoerpoort). 5. Selecteer een van de poorten tussen \PIPE\LPD0 en \PIPE\LPDn in de keuzelijst Output Port, waarbij n voor het maximumaantal LPD-poorten staat. Het dialoogvenster \PIPE\LPD -Settings verschijnt.
6. Geef het IP-adres van de netwerkinterface op in het vak voor de LPD-server. Voer de printernaam die u bij stap 2 hebt opgegeven in het vak voor de LPD-printer in. 2 2 2 2 2 2 7. Sluit het pictogram Printer om de printerconfiguratie af te sluiten. 2 Afdrukken met NetBEUI 2 1. Controleer of IBM OS/2 NetBIOS is geïnstalleerd op de computer. 2. Als u een printer wilt instellen, dubbelklikt u op het pictogram van de doelprinter om het eigenschappenvenster te openen.
Opmerking: Als u de NetBIOS-naam en apparaatnaam wilt wijzigen, gebruikt u EpsonNet Config in Windows. Instellingen voor NetWare-gebruikers Overzicht Zie "Voor gebruikers van printers met ondersteuning voor afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen" op pagina 96 voor meer informatie als u een printer gebruikt die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunt.
Instellingen voor NetWare 2 Ondersteunde systemen Serveromgeving 2 ❏ NetWare 3.1/3.11/3.12/3.2 (Bindery) ❏ NetWare 4.1/4.11/4.2 (NDS, Bindery-emulatie) 2 ❏ IntranetWare (NDS, Bindery-emulatie) 2 ❏ NetWare 5.0/5.1 (NDS, NDPS) ❏ NetWare 6.0 (NDS, NDPS) Clientomgeving 2 De clientomgeving moet worden ondersteund in NetWare. De clients kunnen gebruikmaken van de printerdriver die aan de netwerkinterface is gekoppeld. 2 De volgende Novell-clients worden ondersteund.
Print Server (NDS/Bindery Print Server): ❏ Rechtstreeks afdrukken met hoge snelheid ❏ Gebruik van NetWare-gebruikersaccount ❏ Verbinding mogelijk met 8 bestandsservers tegelijk ❏ Vastleggen van maximaal 32 wachtrijen Remote Printer: ❏ Geen NetWare-gebruikersaccount vereist. ❏ Afdrukserver is vereist voor beheer van externe printer. ❏ Mogelijkheid tot het aansluiten van maximaal 16 printers voor NetWare 3.x en maximaal 255 printers voor NetWare 4.x of hoger.
IPX-routeringsprotocol NLSP Voor NetWare 4.x of hoger kunt u het IPX-routeringsprotocol NLSP instellen. Dit protocol wordt echter niet ondersteund door de netwerkinterface. Communicatie wordt beheerd met RIP/SAP. Selecteer voor het routeringsprotocol a) NLSP with RIP/SAP Compatibility of b) RIP/SAP Only. Als u RIP/SAP Compatibility (RIP/SAP-compatibiliteit) hebt ingesteld en de koppeling voor RIP of SAP verwijdert, is voor de netwerkinterface geen communicatie met de bestandsserver en NDS mogelijk.
Benodigde tijd voor het herkennen van de netwerkinterface Na het aanzetten van de printer kan het twee minuten duren voor de netwerkinterface wordt herkend door de NetWare-server. Gedurende deze periode wordt op het statusvel onjuiste informatie weergegeven. Frametype Voor de NetWare-server en IPX-router in een netwerk moet hetzelfde frametype worden gebruikt. Wanneer op hetzelfde netwerk meerdere frametypen worden gebruikt, moet u ze koppelen met de NetWare-servers en IPX-routers. NetWare 5.
2. Meld u vanaf een NetWare-client met supervisorrechten aan bij de doel-NetWare-server. U moet zich aanmelden met de binderyverbinding. 3. Configureer de netwerkinterface met EpsonNet Config. Zie de EpsonNet Config-gebruikershandleiding voor meer informatie. Als er al NetWare-objecten zijn gemaakt, kunt u tevens EpsonNet Config met webbrowser gebruiken. Zie "NetWare" op pagina 178 voor meer informatie. NDS-afdrukserver (NetWare 4.x/5.x/6.
Afdrukwachtrijen instellen voor een bestandsserver 1. Meld u vanaf een NetWare-client met supervisorrechten aan bij het netwerk. 2. Start PCONSOLE. Selecteer Print Queue Information (Wachtrijgegevens) in het venster Available Options (Beschikbare opties) en druk op Enter. 3. Druk op de toets Insert (Invoegen) op het toetsenbord en geef de naam voor de afdrukwachtrij op. Druk op Enter. Opmerking: U moet de naam van de afdrukwachtrij doorgeven aan de gebruikers.
Afdrukserver instellen 1. Selecteer Print Server Information (Afdrukservergegevens) in het venster Available Options (Beschikbare opties) en druk op Enter. 2 2 2 2. Druk op de toets Insert (Invoegen) op het toetsenbord en geef de naam voor de afdrukserver op. Druk op Enter. Het is verstandig de naam van de afdrukserver te noteren voor verder gebruik. 3. Selecteer de naam die u zojuist hebt opgegeven in de lijst Print Server (Afdrukserver) en druk op Enter.
4. Selecteer Printer Configuration (Printerconfiguratie) in het menu Print Server Configuration (Afdrukserverconfiguratie) en druk op Enter. 5. Selecteer Not Installed (Niet geïnstalleerd) (poortnummer = 0) in het venster Configured Printers (Geconfigureerde printers) en druk op Enter.
6. Geef de printernaam op in het venster voor printerconfiguratie. Markeer Type en druk op Enter. Selecteer Remote Parallel, LPT1 (Parallel op afstand, LPT1) voor de modus Remote Printer (Externe printer). 2 2 2 2 2 Opmerking: Selecteer Remote Parallel, LPT1 (Parallel op afstand, LPT1) voor de modus Remote Printer (Externe printer). 7. Druk op Esc en sla de wijzigingen op met Enter. 2 2 2 8. Druk op Esc. 9.
11. Druk op Insert (Invoegen) en wijs een wachtrij in de lijst Available Queues (Beschikbare wachtrijen) toe aan de poort voor de afdrukserver. 12. Stel een prioriteit tussen 1 en 10 in waarbij 1 de hoogste prioriteit aangeeft. 13. Druk op Esc om PCONSOLE af te sluiten. Configuratie voor NetWare instellen met EpsonNet Config 1. Zet de printer aan. 2. Laad de afdrukserver naar het volume van de afdrukwachtrij met de systeemconsole van de bestandsserver.
Objecten maken 1. Meld u vanaf een NetWare-client met supervisorrechten aan bij de server. Gebruik hierbij de binderyverbinding. 2 Opmerking: Als de computer waarmee u deze instelling wilt opgeven, is aangemeld met NDS, drukt u tijdens het opstarten van PCONSOLE op de toets F4 om over te schakelen naar de binderymodus. 2 2. Start PCONSOLE. Selecteer Print Queues (Wachtrijen) in het venster Available Options (Beschikbare opties) en druk op Enter. Druk op Insert (Invoegen) en voer de gewenste naam in.
7. Start NWAdmin. 8. Klik op de container die is ingesteld als binderycontext om het printerobject te maken en kies Create (Maken) en Printer in het menu Object. Geef de printernaam op en klik op Create (Maken). 9. Dubbelklik op het pictogram voor het printerobject dat u hebt gemaakt in stap 8 om een afdrukwachtrij toe te wijzen. Het dialoogvenster Printer verschijnt. 10. Klik op Assignments (Toewijzingen) en vervolgens op Add (Toevoegen).
17. Selecteer de toegewezen printer in de lijst met printerobjecten in het dialoogvenster Print Server (Afdrukserver) en klik op de knop Printer Number (Printernummer) om het printernummer in te stellen. Geef een waarde tussen 0 en 15 op en klik op OK. 18. Dubbelklik op het pictogram voor het afdrukserverobject om de toewijzing van de objecten te bevestigen. Klik op Print Layout (Afdruklay-out) en controleer of er een verbinding is ingesteld voor de afdrukserver, printer en afdrukwachtrij.
2. Start NWAdmin. 3. Stel als volgt een printer in: Klik op het pictogram van de mapcontext en kies Create (Maken) en Printer in het menu Object. Geef de gewenste naam op en klik op Create (Maken). 4. Stel als volgt een afdrukserver in: Klik op het pictogram van de mapcontext en kies Create (Maken) en Printer Server (Afdrukserver) in het menu Object. Geef de gewenste naam op en klik op Create (Maken). 5.
Opmerking: U moet de naam van de afdrukwachtrij doorgeven aan de gebruikers. Zonder deze naam kunnen ze de printer niet gebruiken. 2 2 2 2 2 6. Dubbelklik op het pictogram voor het printerobject in het venster NetWare Administrator (NetWare-beheer).
7. Klik op Assignments (Toewijzingen) en Add (Toevoegen) in het dialoogvenster Printer. 8. Selecteer in de lijst met printerwachtrijen de wachtrij die u hebt gemaakt in stap 5 en klik op OK. 9. Klik op Configuration (Configuratie), selecteer Other/Unknown (Overige/onbekend) in de keuzelijst Printer type (Printertype) en klik op OK.
10. Dubbelklik op het pictogram voor het afdrukserverobject in het venster NetWare Administrator (NetWare-beheer). 2 2 2 2 2 2 11. Klik op Assignments (Toewijzingen) en Add (Toevoegen) in het dialoogvenster Print Server (Afdrukserver).
12. Selecteer in de lijst met printerobjecten het object dat u wilt toewijzen en klik op OK. 13. Ga terug naar het venster uit stap 11 en klik op Printer Number (Printernummer) om het printernummer in te stellen. Geef een waarde tussen 0 en 254 op. 14. Dubbelklik op het pictogram voor het afdrukserverobject om de toewijzing van de objecten te bevestigen. Klik op Print Layout (Afdruklay-out) en controleer of er een verbinding is ingesteld voor de afdrukserver, printer en afdrukwachtrij.
EpsonNet NDPS Gateway gebruiken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u afdrukt via NDPS® (Novell Distributed Print Services®) met Novell® NetWare® 5.x/6.0. NDPS is de nieuwste afdruktechnologie van NetWare. Opmerking: ❏ Met NDPS kunt u geen banners afdrukken. 2 2 2 ❏ Het hulpprogramma Status Monitor 3 kan niet worden gebruikt met NDPS. ❏ Stel voor de NetWare-server waarop NDPSM.NLM en EPSONGW.
1. Installeer EpsonNet NDPS Gateway. 2. Plaats de bestanden van de printerdriver op de RMS-server voor NDPS. 3. Maak met NetWare Administrator een object voor NDPS Manager. 4. Maak met NetWare Administrator een printeragent. 5. Configureer de netwerkinterface met EpsonNet Config. 6. Stel de printer in op de werkstations. De omgeving, instellingen en hulpprogramma's die u moet gebruiken, zijn afhankelijk van ingestelde printer- en verbindingstypen.
Opmerking: De laatste drie tekens van de bestandsnaam, aangegeven met sterretjes, kunnen afwijken. Dit is afhankelijk van het land van aankoop. 2 2 Raadpleeg de handleiding op de cd-rom voor uitgebreide informatie over EpsonNet NDPS Gateway. 2 Volg de onderstaande procedure om de handleiding weer te geven. 2 1. Open de map NETUTIL. 2. Open de map ENGW. 2 3. Dubbelklik op index.htm.
5. Blader naar Resident Server (Residente server) en bepaal waar u het object wilt toewijzen. 6. Blader naar Database Volume (Databasevolume) en bepaal waar u de NDPS Manager-database wilt toewijzen. 7. Klik op Create (Maken). Het pictogram NDPS Manager (NDPS-beheer) wordt weergegeven in het hoofdvenster van de browser. 8. Typ op de serverconsole LOAD NDPSM en selecteer het NDPS Manager-object dat u hebt gemaakt.
Opmerking over het gebruik van Adobe PostScript 3 Kit: Als u een printer gebruikt als PostScript- en ESC/Page-printer en de printerdriver automatisch op clientcomputers wilt installeren, moet u twee printeragents maken: een voor de PostScript-printerdriver en een voor de ESC/Page-printerdriver. Maakt u de ene agent via Remote (rprinter on IPX) (Extern (rprinter op IPX)), dan moet u de andere maken met Remote (LPR on IP) (Extern (LPR op IP)).
Printeragent handmatig maken U kunt printeragenten voor algemeen toegankelijke of beperkt toegankelijke printers maken. De manier waarop u een printeragent maakt, hangt af van het printertype dat u hebt geselecteerd. Opmerking over het gebruik van Adobe PostScript 3 Kit: Als u een printer gebruikt als PostScript- en ESC/Page-printer en de printerdriver automatisch op clientcomputers wilt installeren, moet u twee printeragents maken: een voor de PostScript-printerdriver en een voor de ESC/Page-printerdriver.
3. Stel een beperkt toegankelijke printer in. Selecteer het pictogram van de mapcontext in NetWare Administrator. Kies Create (Maken) en NDPS Printer (NDPS-printer) in het menu Object. Geef de naam van de agent op, klik op Create a new Printer Agent (Een nieuwe printeragent maken) en op Create (Maken). Selecteer het NDPS Manager-object dat u hebt gemaakt en stel EpsonNet NDPS Gateway Configuration (EpsonNet NDPS-gatewayconfiguratie) in als gatewaytype. Klik op OK.
❏ Verbinding via Remote (rpinter on IPX) (Extern (rprinter op IPX)): Gebruik de configuratie van de NetWare-modus Remote Printer (Externe printer) die u hebt ingesteld met EpsonNet Config. IPX Network Number (IPX-netwerknummer): Geef het IPX-knooppuntnummer van de netwerkinterface op. IPX Node Number (IPX-knooppuntnummer): Geef het IPX-knooppuntnummer van de netwerkinterface op. SAP Name (SAP-naam): Geef de naam van de primaire afdrukserver op.
6. Als u in alle vakken een waarde hebt opgegeven, klikt u op Finish (Voltooien). Volg de instructies op het scherm. 2 7. Het dialoogvenster Select Printer Drivers verschijnt. Selecteer de betreffende printerdriver voor Windows Me/98 en Windows 2000/NT 4.0. Zorg dat u de juiste driver voor de printer kiest. Windows 3.1 wordt niet ondersteund. 2 8. Klik op Continue (Doorgaan). 2 9. Bevestig de printeragent die u zojuist hebt gemaakt.
Printer instellen op werkstations Nadat u de netwerkinterface hebt geconfigureerd, moet u de printer instellen op werkstations. Printers automatisch installeren 1. Voer Novell Printer Manager uit in Windows. Voer het volgende bestand uit in Windows Me/98/2000/NT: \PUBLIC\WIN32\NWPMW32.EXE 2. Kies New (Nieuw) in het menu Printer van het dialoogvenster Novell Printer Manager (Novell-printerbeheer). 3. Klik op Add (Voeg toe). Er verschijnt een lijst met beschikbare printers. 4.
❏ Beperkt toegankelijke printers: Gebruik de printeragent die u hebt gemaakt in NDPS Public Access Printers (Algemeen toegankelijke NDPS-printers) bij Entire Network (Gehele netwerk). 2 2 ❏ Beperkt toegankelijke printers: Gebruik de printeragent die u hebt gemaakt in de NDS-structuur. 2 Raadpleeg de online documentatie van Novell voor meer informatie. 2 Inbelnetwerk gebruiken In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een inbelnetwerk gebruikt.
Primaire server is aanwezig bij de inbelbestemming Lokale netwerken met bestandsservers: File server Primary file server (primary print server) Dial-up router Dial-up router Printer Local network Remote network ❏ Stroom wordt ingeschakeld Er wordt een inbelverbinding gegenereerd omdat er eerst een lokale bestandsserver wordt geactiveerd en vervolgens een primaire server. Er zijn geen problemen omdat deze inbelverbinding alleen tijdens het opstarten wordt gemaakt.
❏ Primaire server is niet beschikbaar Er wordt een inbelverbinding gegenereerd omdat er regelmatig wordt geprobeerd een verbinding met de primaire server tot stand te brengen. Dit wordt veroorzaakt door de functie voor automatisch opnieuw verbinden. Schakel de printer één keer uit om dit probleem op te lossen. Als er geen bestandsserver aanwezig is op het lokale netwerk, kan NetWare niet worden gebruikt op het lokale netwerk.
De volgende problemen komen voor bij zowel de modus Print Server als de modus Remote Printer. Primary file server (primary print server) Printer Dial-up router Local network File server (print server) Dial-up router Remote network ❏ Stroom wordt ingeschakeld Er wordt geen inbelverbinding gegenereerd omdat alleen de primaire server is geactiveerd. ❏ Wanneer de netwerkinterface niet correct is ingesteld Er wordt geen inbelverbinding gegenereerd omdat alleen de primaire server is geactiveerd.
Voor gebruikers van printers zonder ondersteuning voor afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen 2 2 In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de netwerkinterface configureert voor NetWare. Als u wilt afdrukken in een NetWare-omgeving, moet u NDPS gebruiken. Installeer eerst EpsonNet NDPS Gateway op de NetWare-server en stel met behulp van EpsonNet Config een geldig IP-adres in voor de netwerkinterface. Opmerking: Gebruik een statisch IP-adres voor de netwerkinterface.
EpsonNet NDPS Gateway gebruiken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u afdrukt via NDPS® (Novell Distributed Print Services®) met Novell® NetWare® 5.x/6.0. Opmerking: ❏ Met NDPS kunt u geen banners afdrukken. ❏ Het hulpprogramma Status Monitor 3 kan niet worden gebruikt met NDPS. ❏ Stel voor de NetWare-server waarop NDPSM.NLM en EPSONGW.NLM worden uitgevoerd, koppelingen in voor IP. Voordat u begint: ❏ Installeer op de werkstations de juiste clientsoftware, zoals versie 3.
5. Stel de printer in op de werkstations. De omgeving, instellingen en hulpprogramma's die u moet gebruiken, zijn afhankelijk van ingestelde printer- en verbindingstypen. U kunt een NDPS Manager (NDPS-beheer) en printeragent in NetWare Administrator of deels via de serverconsole maken. Raadpleeg de online documentatie van Novell voor meer informatie. EpsonNet NDPS Gateway installeren op de NetWare-server 2 2 2 U kunt EpsonNet NDPS Gateway installeren vanaf de cd-rom met netwerkhulpprogramma’s.
Bestanden van de printerdriver op RMS plaatsen Als u EpsonNet NDPS Gateway hebt geïnstalleerd, moet u de printerdriver op RMS (Resource Management Service) plaatsen. Plaats de printerdriver met behulp van NDPS Broker op de NetWare-server. Zie het hoofdstuk over NDPS of iPRINT in de NetWare-documentatie voor meer informatie over de procedure. NDPS Manager-object maken 1. Start NetWare Administrator (NWADMN32.EXE) op de clientcomputer. Het hoofdvenster van de browser verschijnt. 2.
Printeragent maken Nadat u een NDPS Manager-object hebt gemaakt, kunt u printeragenten instellen voor algemeen en beperkt toegankelijke printers. Hierna worden de kenmerken van algemeen toegankelijke en beperkt toegankelijke printers beschreven. ❏ Algemeen toegankelijke printers: Deze NDPS-printers zijn beschikbaar voor alle netwerkgebruikers en zijn niet aan een NDS-object gekoppeld.
2. Stel een algemeen toegankelijke printer in. Ga verder met stap 3 als u een beperkt toegankelijke printer wilt instellen. Dubbelklik in NetWare Administrator op het NDPS Manager-object dat u hebt gemaakt. Klik op Printer Agent List (Printeragentenlijst) en op New (Nieuw). Geef de naam voor de printeragent op en stel EpsonNet NDPS Gateway Configuration (EpsonNet NDPS-gatewayconfiguratie) in als het type voor de gateway. Klik op OK. Ga verder met stap 4. 3. Stel een beperkt toegankelijke printer in.
7. Het dialoogvenster Select Printer Drivers verschijnt. Selecteer de betreffende printerdriver voor Windows Me/98 en Windows 2000/NT 4.0. Zorg dat u de juiste driver voor de printer kiest. Windows 3.1 wordt niet ondersteund. 2 8. Klik op Continue (Doorgaan). 2 9. Bevestig de printeragent die u zojuist hebt gemaakt. Dubbelklik in NetWare Administrator op het NDPS Manager-object en op Printer Agent List (Printeragentenlijst).
Opmerking: Aangezien deze printer gegevens niet omzet naar PCL (Printer Control Language), zijn een printerdriver en filter vereist voor elk systeem. Lpr-filters Lpr-filters worden beheerd met de naam die aan de externe printer is gegeven.
Alle andere opties voor namen van externe printers worden op dezelfde manier als lpb verwerkt. Hier volgt een voorbeeld van het via lpr verzenden van het tekstbestand "txtfile" met een toegevoegde paginadoorvoer: 2 2 % lpr -plpaf txtfile Verschillende UNIX-systemen instellen met de lpr-opdracht Vanaf de volgende UNIX-systemen kan worden afgedrukt met de standaard lpr-opdracht. 2 2 2 ❏ SunSoft Solaris 2.4 of hoger 2 ❏ SunOS 4.1.4 of hoger ❏ IBM AIX 3.2.5 of hoger en 4.1.3 of hoger 2 ❏ HP-UX 9.
2. Geef de hostnaam op als afdrukserver. Voorbeeld: lpsystem -t bsd HOSTNAME 3. Stel de printer in. Voorbeeld: lpadmin -p Rprinter -s HOSTNAME\aux-T unknown-1 any 4. Schakel de printer in voor gebruik. Voorbeeld: accept Rprinter enable Rprinter 5. Druk af met de opdracht lp. Voorbeeld: lp -d RPrinter Print-File-Name Instellen voor SunOS 4.1.4 of hoger In de volgende procedure vervangt u HOSTNAME door de naam van de printer en Rprinter door de naam waarmee u de printer wilt aanduiden. 1.
3. Voeg de ingang voor de printer toe aan het bestand \etc\printcap. 2 Voorbeeld: Rprinter | ALCXXXX:lp=:rm=HOSTNAME:rp=aux:sd=/var/spool/lpd /PRIFx 2 2 4. Druk af met de opdracht lpr. Voorbeeld: lpt -s -PRPrinter Print-File-Name 2 Let op: Bestanden die groter zijn dan 1 MB, kunnen niet worden afgedrukt tenzij u de optie -s gebruikt. 2 Instellen voor IBM AIX 3.2.5 of hoger en 4.1.
Stel de hostnaam in (voorbeeld: HOSTNAME) in: "DESTINATION HOST for remote jobs". Stel de poortnaam in (voorbeeld: aux) in: "Name of QUEUE on remote printer". 4. Druk af met de opdracht lpr. Voorbeeld: lpr -PRPrinter Print-File-Name Instellen voor HP-UX 9.05 of hoger In de volgende procedure vervangt u HOSTNAME door de naam van de printer en Rprinter door de naam waarmee u de printer wilt aanduiden. 1. Voeg het IP-adres en de hostnaam toe aan het bestand /etc/hosts. Voorbeeld: 22.33.44.55 HOSTNAME 2.
5. Schakel de printer in voor gebruik. 2 Voorbeeld: accept Rprinter enable Rprinter 2 6. Druk af met de opdracht lp. 2 Voorbeeld: lp -DRPrinter Print-File-Name 2 Instellen voor SCO UNIX 4.2 of hoger (Open Server) In de volgende procedure vervangt u HOSTNAME door de naam van de printer en Rprinter door de naam waarmee u de printer wilt aanduiden. 2 1. Voeg het IP-adres en de hostnaam toe aan het bestand /etc/hosts. 2 2 Voorbeeld: 22.33.44.55 HOSTNAME 2.
5. Voer de hostnaam van de externe printer in. Voorbeeld: Please enter the name of the remote host that Rprinter is attached to: HOSTNAME Printer RPrinter is connected to host HOSTNAME 6. Bevestig dat de ingangen kloppen. Voorbeeld: Is this correct?(y/n)y 7. Geef op dat de uitgebreide RLP-functie (geldig wanneer de afdrukserver SCO-UNIX is) niet wordt gebruikt. Voorbeeld: If HOSTNAME currently runs SCO OpenServer Release 5 or above, it can support the extended remote line printer protocol.
Opdracht ftp gebruiken De opdracht ftp kan worden gebruikt in alle UNIX-systemen. 2 In ftp-programma's worden interfaces gebruikt die in alle UNIX-systemen overeenkomen. 2 Hier volgt een voorbeeld van afdrukken met de opdracht ftp (invoer is onderstreept). 2 ftp> open 22.33.44.55 2 Connected to 22.33.44.55 2 220 PR-Ifx(22.33.44.55) ftp server ready. Name: 2 331 Password Required for (No Name). 2 Password: 230 User logged in. 2 200 Type set to I.
Hoofdstuk 3 Netwerksoftware EpsonNet Config voor Windows EpsonNet Config EpsonNet Config is een voor Windows ontwikkeld configuratieprogramma waarmee beheerders de netwerkinterface kunnen configureren voor TCP/IP, NetWare, MS Network, AppleTalk, IPP en SNMP. Opmerking: ❏ Gebruik de versie van EpsonNet Config op de cd-rom die bij dit product is geleverd. ❏ Wanneer EpsonNet Config is geïnstalleerd onder Windows XP/Server 2003, wordt NetBEUI niet ondersteund als zoekprotocol.
❏ Wanneer u de netwerkinterface configureert voor NetWare 5.x, moet u zich via een IPX-verbinding aanmelden bij de NetWare-server. Als u zich met een IP-verbinding aanmeldt bij de NetWare-server, zijn het venster NetWare en de instelling voor de IPX-trap van SNMP niet beschikbaar. Systeemvereisten 3 3 De volgende tabel bevat de systeemvereisten van EpsonNet Config.
1. Plaats de cd-rom met netwerkhulpprogramma’s in het cd-romstation. 2. Het venster voor installatie van de software wordt automatisch weergegeven. Als het installatievenster niet verschijnt, dubbelklikt u op EPSETUP.EXE op de cd-rom. 3. Zorg ervoor dat alle toepassingen zijn gesloten en klik op de knop Continue (Ga door). 4. Lees de licentieovereenkomst en klik op Agree (Akkoord). Selecteer zo nodig het model van uw printer. 5. Selecteer Install Network Utility (Netwerkhulpprogramma installeren). 6.
Opmerking voor gebruikers van Windows XP Service Pack 2: Als na het starten van EpsonNet Config het volgende venster verschijnt, klikt u op de knop Unblock (Blokkering opheffen). Anders worden de apparaten niet weergegeven in het venster van EpsonNet Config. 3 3 3 3 3 3 3 EpsonNet Config-gebruikershandleiding raadplegen 3 De EpsonNet Config-gebruikershandleiding bevat meer gedetailleerde informatie over EpsonNet Config.
1. Klik op Start, wijs naar Programs (Programma’s) (Windows Me, 98, 95, 2000 en NT 4.0) of All Programs (Alle programma's) (Windows XP en Server 2003) en selecteer EpsonNet gevolgd door EpsonNet Config V1. Klik op EpsonNet Config om het programma te starten. 2. Selecteer EpsonNet Config Help in het menu Help. De EpsonNet Config-gebruikershandleiding wordt weergegeven. Door op de koppelingen links in het scherm te klikken opent u meer informatie over het gebruik van EpsonNet Config.
Opmerking: Gebruik de versie van EpsonNet Config op de cd-rom die bij dit product is geleverd. 3 3 Systeemvereisten 3 De volgende tabel bevat de systeemvereisten van EpsonNet Config. Besturingssystemen Mac OS X 10.x, 9 Model: PowerPC Macintosh Vrije schijfruimte 10 MB 3 3 EpsonNet Config installeren 3 Volg de onderstaande instructies om EpsonNet Config te installeren voor configuratie van de netwerkinterface. 3 1. Plaats de cd-rom met netwerkhulpprogramma’s in het cd-romstation. 3 2.
7. Klik op het installatiepictogram naast EpsonNet Config. 8. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. EpsonNet Config-gebruikershandleiding raadplegen De EpsonNet Config-gebruikershandleiding bevat meer gedetailleerde informatie over EpsonNet Config. Volg de onderstaande instructies om de EpsonNet Config-gebruikershandleiding te openen.
1. Dubbelklik op het pictogram Macintosh HD. Dubbelklik in de map Applications (Programma's) op de map EpsonNet en dubbelklik vervolgens op EpsonNet Config. Dubbelklik ten slotte op het pictogram EpsonNet Config. 3 3 3 3 3 3 2. Selecteer EpsonNet Config Help in het menu Help. De EpsonNet Config-gebruikershandleiding wordt weergegeven. Door op de koppelingen links in het scherm te klikken opent u meer informatie over het gebruik van EpsonNet Config.
Ondersteunde webbrowser Windows: ❏ Microsoft Internet Explorer versie 4.01 of hoger ❏ Netscape Navigator versie 4.05 of hoger Gebruikers van Windows XP/Me/98/Server 2003/2000/NT 4.0: U kunt EpsonNet Config met webbrowser alleen gebruiken als een aparte Java™-invoegtoepassing op uw computer is geïnstalleerd. Plaats de cd-rom met netwerkhulpprogramma’s in het cd-romstation als u de Java™-invoegtoepassing wilt installeren. Dubbelklik op de map COMMON op de cd-rom, gevolgd door de map PLUGIN.
Webbrowser instellen Wanneer u EpsonNet Config met webbrowser uitvoert, moet u geen proxyserver gebruiken voor toegang tot Internet. Als het selectievakje Access the Internet using a proxy server (Verbinding maken via een proxyserver) is ingeschakeld, kunt u EpsonNet Config met webbrowser niet gebruiken. Voer de volgende procedure uit om het selectievakje Access the Internet using a proxy server (Verbinding maken via een proxyserver) uit te schakelen. 3 3 3 3 1.
❏ U kunt bepaalde tekens wellicht niet gebruiken in de browser. Raadpleeg de documentatie bij de browser of het besturingssysteem voor meer informatie. Opmerking voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen: Als u een inbelverbinding gebruikt zonder NetWare, selecteert u Disable (Niet beschikbaar) in het venster NetWare.
Opmerking voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen ondersteunen: ❏ Meld u vanaf een NetWare-client met supervisorrechten aan bij de doel-NetWare-server of de NDS-context. ❏ U kunt geen afdrukserver, wachtrij of printer maken met de webversie van EpsonNet Config. U moet deze objecten maken voordat u met de webversie van EpsonNet Config aan de slag gaat. 3. Klik op het tabblad Configuration bij Network op TCP/IP om het venster voor TCP/IP-instellingen te openen.
❏ Als dynamische DNS niet wordt ondersteund, kunt u het beste Manual (Manueel) selecteren en een IP-adres opgeven. Wanneer u Auto selecteert, wordt het IP-adres van de netwerkinterface elke keer gewijzigd als u de printer inschakelt en moet u de printerpoortinstellingen eveneens wijzigen. 5. Wilt u het IP-adres handmatig toewijzen, dan voert u het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway in. Gebruik een uniek IP-adres zodat er geen netwerkconflicten optreden.
8. Selecteer Enable (Beschikbaar) voor Acquire DNS Server Address Automatically (DNS-serveradres automatisch verkrijgen) om het DNS-serveradres te verkrijgen via de DHCP-server. Als u het DNS-serveradres handmatig wilt invoeren, selecteert u Disable (Niet beschikbaar). Voer vervolgens het IP-adres van de DNS-server in. 9.
13. Alleen voor Mac OS X: Selecteer Enable (Beschikbaar) of Disable (Niet beschikbaar) voor Use Rendezvous (Gebruik Rendezvous). Als u Enable (Beschikbaar) selecteert, moet u de Rendezvous-naam en de Rendezvous-printernaam opgeven. Als de netwerkomgeving DHCP ondersteunt, hoeft u alleen maar deze instelling in te schakelen om de printer in het netwerk te kunnen gebruiken. 14. Klik op Submit (Aanvragen) en voer het wachtwoord in om de instellingen bij te werken.
Opmerking: Het item wordt alleen weergegeven als uw printer de functie ondersteunt. 3 3 Index Home (Thuis) Koppeling naar de startpagina. Favorite Koppelingen naar een website die vooraf is ingesteld door de beheerder. Help Koppeling naar Help. About (Info) Koppelingen naar de copyright- en versiegegevens voor EpsonNet Config. Epson-logo Koppelingen naar de Epson-website (http://www.epson.com).
AppleTalk Informatie over AppleTalk. MS-netwerk Informatie over Microsoft-netwerk. IPP Informatie over IPP. SNMP Informatie over SNMP. Time (Tijd) Informatie over de tijd. Configuration - Printer (Configuratie - Printer) Input (Invoer) Invoerinstellingen wijzigen. Print (Afdrukken) Afdrukinstellingen wijzigen. Emulation (Emulatie) Emulatie-instellingen wijzigen. Interface Instellingen voor printerinterface wijzigen.
Information - Printer Screens (Informatie Printervensters) 3 Hier worden de informatievensters Device (Apparaat) en Consumable (Verbruiksgoederen) beschreven. Zie "Configuration - Printer Screens (Configuratie - Printervensters)" op pagina 165 voor informatie over invoer, afdrukken, emulatie en interface. Opmerking: Het item wordt alleen weergegeven als uw printer de functie ondersteunt.
Error information box (Foutgegevensvenster) Hier wordt informatie over fouten en waarschuwingen voor de printer weergegeven. Printer Model Name (Modelnaam van de printer) De modelnaam van de printer. IP Host Name (IP-hostnaam) De IP-hostnaam van de printer. IP Address (IP-adres) Het IP-adres van de printer. MAC Address (MAC-adres) Het MAC-adres van de printer. Geheugen Het geïnstalleerde geheugen van de printer. HDD De capaciteit van de vaste schijf in de printer.
Bevestiging 3 Information Sheet (Informatievel) 3 Item Beschrijving Menu Selection (Menuselectie) Informatievel selecteren. Information Sheet (Informatievel) Hier selecteert u een informatievel dat u wilt afdrukken. De knop Print (Afdrukken) Met deze knop drukt u een geselecteerd informatievel af. 3 3 Reserve Job (Reserveertaak) 3 Item Beschrijving Menu Selection (Menuselectie) Reserveertaak selecteren. User Name (Gebruikersnaam) Selecteer een gebruikersnaam.
Quantity (Aantal) Hier wordt het aantal exemplaren weergegeven. Pages (Pagina's) Het aantal pagina's van de geselecteerde taak. Paper Size (Papierformaat) Het papierformaat van de geselecteerde taak. Preview (Voorbeeld) Toont een voorbeeld van het geselecteerde bestand. Rotate Left (Linksom draaien) Het afgebeelde voorbeeld 90 graden linksom draaien. Rotate Right (Rechtsom draaien) Het afgebeelde voorbeeld 90 graden rechtsom draaien.
Form Information (Documentinformatie) Geeft de documentnaam, datum en commentaar weer van de geselecteerde documentoverdruk. Preview (Voorbeeld) Voorbeeld van de geselecteerde documentoverdruk. Rotate Left (Linksom draaien) Het afgebeelde voorbeeld 90 graden linksom draaien. Rotate Right (Rechtsom draaien) Het afgebeelde voorbeeld 90 graden rechtsom draaien. De knop Delete (Verwijderen) De geselecteerde documentoverdruk verwijderen.
Input (Invoer) Item Beschrijving MP Mode (MP-modus) Hier selecteert u de prioriteitsvolgorde voor papier dat wordt ingevoerd uit de MP-lade. MP Tray Paper Size (Papierformaat voor MP-lade) Hier selecteert u het papierformaat voor de MP-lade. LC Paper Size (Papierformaat onderste lade) Hier wordt het formaat weergegeven van het papier dat momenteel in de onderste papierlade is geplaatst als de optionele papiereenheid met grote capaciteit is geïnstalleerd.
Panel Lock (Paneel vergrendelen) Hiermee vergrendelt u het bedieningspaneel van de printer. Als u deze optie inschakelt, wordt het bedieningspaneel van de printer vergrendeld. 3 Toner Out (Toner leeg) Hier geeft u aan of u wilt doorgaan met afdrukken als de toner op is. 3 LCD Contrast (LCD-contrast) Hiermee past u het contrast van het LCD-scherm aan. De knop Set (Instellen) Met deze knop slaat u wijzigingen op.
Auto Eject Page (Automatische uitvoer pagina) Geef aan of pagina's automatisch moeten worden uitgeworpen. Duplex Geef aan of u op beide zijden van het papier wilt afdrukken. Deze instelling is alleen beschikbaar als de duplexer is geïnstalleerd. Binding (Bindzijde) Hier geeft u de inbindrichting van de afdruk op. Deze instelling is alleen beschikbaar als de duplexer is geïnstalleerd.
Top Offset B (Bovenmarge B) Hier voert u een waarde in om de verticale afdrukpositie op de achterzijde te wijzigen wanneer u op beide zijden afdrukt. Deze instelling is alleen beschikbaar als de duplexer is geïnstalleerd. Left Offset B (Linkermarge B) Hier voert u een waarde in om de horizontale afdrukpositie op de achterzijde te wijzigen wanneer u op beide zijden afdrukt. Deze instelling is alleen beschikbaar als de duplexer is geïnstalleerd.
Het menu Support (Ondersteuning) Item Beschrijving Menu Selection (Menuselectie) Selecteer Support (Ondersteuning). De knop Set (Instellen) Met deze knop slaat u wijzigingen op. De knop Refresh (Vernieuwen) Met deze knop maakt u wijzigingen ongedaan en worden de eerdere instellingen opnieuw geladen. Het menu Color Registration (Kleurregistratie) 170 Item Beschrijving Menu Selection (Menuselectie) Selecteer Color Registration (Kleurregistratie).
Emulation (Emulatie) 3 PS3-emulatie 3 Item Beschrijving Emulation (Emulatie) Hier selecteert u PS3. Dit menu verschijnt alleen wanneer PS3 is geïnstalleerd. Error Sheets (Foutrapporten) Geef aan of een foutrapport moet worden afgedrukt wanneer er een fout optreedt als de PS3-emulatiemodus van de printer is ingeschakeld. Coloration (Kleurinstelling) Hier kunt u kiezen uit de afdrukmethoden Color, Mono en True Color.
Symbol Set (Tekenset) Hier selecteert u de standaardtekenset. Form (Pagina) Hier geeft u het aantal regels voor het papierformaat en de afdrukstand op. Source Symbol Set (Bron tekenset) Deze instelling is alleen beschikbaar als een optionele ROM voor lettertypen is geïnstalleerd. Dest Symbol Set (Doel tekenset) Deze instelling is alleen beschikbaar als een optionele ROM voor lettertypen is geïnstalleerd.
Scale (Schalen) Hier geeft u aan of de uitvoer van de software geschaald is en, als dit het geval is, hoe de schaalfactor is berekend: op basis van het uit te voeren papierformaat van de software. Origin (Oorsprong) Geef aan of de logische oorsprong van de plotter de hoek of het midden van het papier is. Pen Selecteer de logische pen waarmee de tekening wordt geplot. End (Einde) Hier geeft u op hoe regels worden beëindigd. Join (Lijnverbinding) Hier geeft u op hoe regels worden samengevoegd.
CG Table Met deze optie kunt u de tabel voor grafische of cursieve karakters selecteren. Country (Land) Met deze optie kunt u een van de internationale tekensets selecteren. Auto CR (Automatische CR) Met deze optie kunt u een bewerking voor een regelterugloop/regelinvoer (CR-LF) uitvoeren wanneer de afdrukpositie de rechtermarge overschrijdt.
Code Page Hier selecteert u de tekentabellen. Karaktertabellen bevatten de karakters en tekens die in verschillende talen worden gebruikt. T. Margin (Bovenmarge) Met deze optie kunt u de afstand van de bovenzijde van het vel naar de basislijn van de eerste afdrukbare regel opgeven. 3 Text (Aantal regels) Met deze optie kunt u de paginalengte opgeven in regels.
Interface Parallel Interface Item Beschrijving Parallel I/F Hiermee schakelt u de parallelle interface in of uit. Speed (Snelheid) Hier selecteert u de transfersnelheid. Bi-Directional (Bidirectioneel) Hiermee schakelt u de bidirectionele communicatie in of uit. Buffer Size (Databuffer) Hier geeft u op hoeveel geheugen moet worden gebruikt voor het ontvangen en afdrukken van gegevens.
USB Interface 3 Item Beschrijving USB I/F (USB-poort) Hiermee schakelt u de USB-interface in of uit. USB Speed (USB Snelheid) Selecteer de modus HS of FS. Buffer Size (Databuffer) Hier geeft u op hoeveel geheugen moet worden gebruikt voor het ontvangen en afdrukken van gegevens. De knop Set (Instellen) Met deze knop slaat u wijzigingen op. De knop Refresh (Vernieuwen) Met deze knop maakt u wijzigingen ongedaan en worden de eerdere instellingen opnieuw geladen.
Model Name (Modelnaam) Productnaam van de printer die is aangesloten op de netwerkinterface Network Status (Netwerkstatus) Geeft de huidige instellingen voor Ethernet-snelheid en duplexer weer. Printer Status (Printerstatus) De achtergrondkleur van het tekstvenster toont het statusniveau van de printer. Groen betekent dat de printer niet actief of aan het afdrukken is. Geel betekent dat het papier of de toner bijna op is.
Printservermodus/NDS/Bindery 3 Item Beschrijving Print Server Name (Printservernaam) Hier voert u de afdrukservernaam van maximaal 47 tekens in. Polling Interval (Pollinginterval) Hier geeft u het pollinginterval op in seconden. NetWare Password (NetWare-paswoord) Hier voert u het wachtwoord van maximaal 20 tekens in waarmee u zich aanmeldt bij de afdrukserver. NDS Tree Name (NDS Tree-naam) Hier voert u de NDS-structuurnaam van maximaal 31 tekens in als de NDS-afdrukservermodus is geselecteerd.
TCP/IP IP-adresinstellingen Item Beschrijving Method for Acquiring the IP Address (Methode voor het verkrijgen van IP-adres) Hier selecteert u een methode voor het verkrijgen van een IP-adres. Als Auto is geselecteerd, is DHCP beschikbaar. Als u de DHCP-server wilt gebruiken, moet u deze installeren en correct configureren. Raadpleeg de Help van het besturingssysteem voor meer informatie. Wilt u het IP-adres handmatig instellen, dan selecteert u Manual.
DNS-serveradresinstellingen Item Beschrijving 3 Acquire DNS Server Address Automatically (DNS-serveradres automatisch verkrijgen) Selecteer Enable (Beschikbaar) of Disable (Niet beschikbaar) om een DNS-serveradres van de DHCP-server te verkrijgen. 3 DNS Server Address (DNS-serveradres) Voer het DNS-serveradres in.
Register Network Interface Address to DNS Server (Registreer Network Interface Address direct naar de DNS-server) Selecteer Enable (Beschikbaar) om de hostnaam en de domeinnaam automatisch naar de DNS-server te sturen die de dynamische DNS-update ondersteunt, om dynamische DNS-updates op te vragen. Wanneer de optie Register Network Interface Address to DNS Server (Adres netwerkinterface registreren bij DNS-server) is uitgeschakeld, is deze instelling niet beschikbaar.
AppleTalk 3 Item Beschrijving Use AppleTalk (Gebruik AppleTalk) Hiermee schakelt u AppleTalk in of uit. Printer Name (Printernaam) Geef de naam op van maximaal 32 tekens voor de printer die is aangesloten op de netwerkinterface. Zone Name (Zonenaam) Voer een naam van maximaal 32 tekens in voor de netwerkzone. Als de zone automatisch moet worden geselecteerd, selecteert u Auto bij Network Number Set (Netwerknummer instellen) en voert u hier een sterretje (*) in.
Workgroup Name (Naam werkgroep) Hier voert u de werkgroepnaam of domeinnaam van maximaal 15 tekens in. Share Name (Gedeelde naam) Voer de gedeelde naam van maximaal 12 tekens in voor de printer. U kunt LPT1, LPT2 of LPT3 of COM niet gebruiken. IPP U moet de volgende instellingen opgeven voordat u de printer instelt op afdrukken via Internet in Windows Me/XP/Server 2003/2000 of EpsonNet Internet Print in Windows 98/95/NT 4.0 gebruikt. Zie "EpsonNet Internet Print" op pagina 210 voor meer informatie.
SNMP 3 Community 3 Item Beschrijving Community De gebruikersgroepnaam. Read Only (Alleen lezen) Het woord Public (Publiek) wordt altijd getoond. Read/Write (Lezen/schrijven) Voer een gebruikersgroepnaam van maximaal 32 tekens in voor lezen en schrijven. 3 3 IP-trap 3 Item Beschrijving Trap Hiermee schakelt u de trap in of uit. Address (Adres) Hier voert u het IP-adres in van de server waarnaar de trap is verzonden.
Community Hier voert u een gebruikersgroepnaam van maximaal 32 tekens in. Socket Number (Socketnummer) Geef het socketnummer van de ontvangende host op, in hexadecimaal formaat (0-FFFF). Time (Tijd) Item Beschrijving Time (Tijd) Toont de tijd. Klik op Get Time (Tijd ophalen) om het scherm te verversen. Wanneer de tijdserver beschikbaar is wordt de tijd daar opgehaald. Handmatige instellingen Wanneer de netwerkinterface over een RTC (Real Time Clock) beschikt, kunt u de tijd handmatig instellen.
Synchronize Interval (Synchroniseer interval) Geef de intervaltijd op in minuten voor automatische tijdsynchronisatie. Time Difference (Tijdsverschil) Geef het tijdsverschil op tussen de huidige locatie en Greenwich Mean Time (GMT). Time Server Status (Tijdserverstatus) De status van de verbinding met de tijdserver wordt getoond. De knop Apply (Toepassen) Hiermee worden de instellingen van kracht.
Reset U kunt de netwerkinterface opnieuw instellen of terugkeren naar de standaardwaarden. Item Beschrijving De knop Reset Functies als de stroom uitschakelen en weer inschakelen. Klik op deze knop om de wijzigingen te activeren. De knop Return to default (Terug naar standaard) Hiermee worden de standaardinstellingen van de netwerkinterface teruggezet. Password (Paswoord) Met het wachtwoord dat u hier instelt, worden de instellingen beveiligd.
EpsonNet Print 3 EpsonNet Print 3 EpsonNet Print is een hulpprogramma dat peer-to-peer-printing mogelijk maakt voor Epson-printers in het TCP/IP-netwerk. Wanneer u EpsonNet Print gebruikt, kunt u zowel naar printers in hetzelfde segment als naar printers achter een router zoeken. U kunt standaard of geavanceerd afdrukken via LPR of afdrukken op hoge snelheid. 3 3 Systeemvereisten De volgende tabel bevat de systeemvereisten van EpsonNet Print.
EpsonNet Print installeren Volg de onderstaande instructies om EpsonNet Print te installeren. Let erop dat u de software installeert op een computer die op het netwerk is aangesloten. Opmerking: Als EpsonNet Direct Print (een oudere versie van EpsonNet Print) al is geïnstalleerd op de computer, moet u dit programma verwijderen voor u EpsonNet Print installeert (het installatieprogramma helpt u bij het verwijderen van EpsonNet Direct Print 2). 1.
Gebruikers van Windows XP/Server 2003/2000/NT 4.0 3 Volg de onderstaande instructies om een poort toe te voegen met de wizard Add Printer (Printer toevoegen). ❏ Als u een poort wilt toevoegen voor een printer op basis van het IP-adres van de printer dat automatisch wordt toegewezen door de DHCP-server of router, zie dan Poort toevoegen voor een printer met een dynamisch toegewezen IP-adres.
Windows 2000: Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Printers. Dubbelklik op Add Printer (Printer toevoegen) in de map Printers om de wizard Add Printer (Printer toevoegen) te starten. Windows NT 4.0: Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Printers. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen). 2. Klik op Next (Volgende). 3.
Windows 2000:Klik op Local printer (Lokale printer), schakel het selectievakje Automatically detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren) uit en klik op Next (Volgende). Selecteer het keuzerondje Create a new port (Een nieuwe poort maken) en selecteer EpsonNet Print Port (EpsonNet-printerpoort) in de lijst. Klik op Next (Volgende). Windows NT 4.0:Selecteer het keuzerondje My Computer (Mijn computer) en klik op Next (Volgende).
❏ Als u printers wilt zoeken in andere segmenten, klikt u op de knop N/W Settings (Netwerkinstellingen). Schakel het selectievakje Specific Network Segment (Speciaal netwerksegment) in en geef het netwerkadres en subnetmasker van het netwerksegment op. Klik vervolgens op Add (Voeg toe).
5. Controleer de gegevens van de printerpoort die u wilt configureren en klik op Finish (Voltooien). 3 3 3 3 3 3 Item Beschrijving Port Type (Poorttype) Deze keuzelijst bevat de volgende items. U kunt zelf het gewenste poorttype selecteren. IP Address (Auto) (IP-adres (automatisch)): Hiermee wordt de poort automatisch geconfigureerd. U kunt dit poorttype selecteren als het IP-adres van de printer automatisch wordt verkregen en de computer en printer zich in hetzelfde segment bevinden.
Poortinformatie De volgende items worden weergegeven: - poortnaam (als het poorttype wordt gewijzigd, veranderen de poortnaam en de hostnaam of het IP-adres ook) - printermodel - hostnaam of IP-adres - protocol Finish (Voltooien) Registreer de poortgegevens in het systeem en sluit de wizard voor het toevoegen van een EpsonNet-printerpoort. Back (Terug) Hiermee keert u terug naar de lijst met printers. Cancel (Annuleren) Hiermee sluit u de wizard voor het toevoegen van een EpsonNet-printerpoort.
3. Windows XP/Server 2003:Klik op Local printer attached to this computer (Lokale printer die met deze computer is verbonden), schakel het selectievakje Automatically detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren) uit en klik op Next (Volgende). Selecteer het keuzerondje Create a new port (Een nieuwe poort maken) en selecteer EpsonNet Print Port (EpsonNet-printerpoort) in de lijst. Klik op Next (Volgende).
4. Selecteer Manual Setting (Handmatige instelling) en klik op Next (Volgende). 5. Voer de naam van de printer in. De naam van de poort wordt automatisch ingevuld in het betreffende vak. Klik op Next (Volgende).
6. Controleer de gegevens van de printerpoort die u wilt configureren en klik op Finish (Voltooien). 3 3 3 3 3 3 Item Beschrijving Poortinformatie De volgende items worden weergegeven: 3 - poortnaam - hostnaam of IP-adres - protocol Finish (Voltooien) 3 Registreer de poortgegevens in het systeem en sluit de wizard voor het toevoegen van een EpsonNet-printerpoort. Back (Terug) Hiermee keert u terug naar de lijst met printers.
Printerdriver installeren Installeer de printerdriver die bij de printer is geleverd. 1. Plaats de cd-rom met software die bij de printer is geleverd. 2. Sluit het venster van het installatieprogramma als dat wordt weergegeven. 3. Klik op de knop Have Disk (Diskette). Het dialoogvenster Install from disk (Installeren vanaf diskette) verschijnt. 4. Klik op Browse (Bladeren). 5. Selecteer het cd-romstation bij Stations en dubbelklik op de betreffende map voor het besturingssysteem. Klik op OK. 6.
Gebruikers van Windows Me/98/95 Volg de onderstaande instructies om een poort toe te voegen met de wizard Add Printer (Printer toevoegen). ❏ Als u een poort wilt toevoegen voor een printer op basis van het IP-adres van de printer dat automatisch wordt toegewezen door de DHCP-server of router, zie dan Poort toevoegen voor een printer met een dynamisch toegewezen IP-adres.
3. Klik op het tabblad Details en op de knop Add Port (Poort toevoegen). Selecteer het keuzerondje Other (Overige) en selecteer EpsonNet Print Port (EpsonNet-printerpoort). Klik op OK. 4. Selecteer de doelprinter en klik op Next (Volgende). Opmerking: ❏ Als de gewenste printer niet in de lijst staat, klikt u op de knop Search Again (Opnieuw zoeken) om de printers te zoeken met nieuwe parameters.
❏ Als u printers wilt zoeken in andere segmenten, klikt u op de knop N/W Settings (Netwerkinstellingen). Schakel het selectievakje Specific Network Segment (Speciaal netwerksegment) in en geef het netwerkadres en subnetmasker van het netwerksegment op. Klik vervolgens op Add (Voeg toe).
5. Controleer de gegevens van de printerpoort die u wilt configureren en klik op Finish (Voltooien). Item Beschrijving Port Type (Poorttype) Deze keuzelijst bevat de volgende items. U kunt zelf het gewenste poorttype selecteren. IP Address (Auto) (IP-adres (automatisch)): Hiermee wordt de poort automatisch geconfigureerd. U kunt dit poorttype selecteren als het IP-adres van de printer automatisch wordt verkregen en de computer en printer zich in hetzelfde segment bevinden.
Poortinformatie De volgende items worden weergegeven: - poortnaam (als het poorttype wordt gewijzigd, veranderen de poortnaam en de hostnaam of het IP-adres ook) - printermodel - hostnaam of IP-adres - protocol 3 3 Finish (Voltooien) Registreer de poortgegevens in het systeem en sluit de wizard voor het toevoegen van een EpsonNet-printerpoort. 3 Back (Terug) Hiermee keert u terug naar de lijst met printers.
4. Selecteer Manual Setting (Handmatige instelling) en klik op Next (Volgende). 5. Voer de naam van de printer in. De naam van de poort wordt automatisch ingevuld in het betreffende vak. Klik op Next (Volgende).
6. Controleer de gegevens van de printerpoort die u wilt configureren en klik op Finish (Voltooien). 3 3 3 3 3 3 Item Beschrijving Poortinformatie De volgende items worden weergegeven: 3 - poortnaam - hostnaam of IP-adres - protocol 3 Finish (Voltooien) Registreer de poortgegevens in het systeem en sluit de wizard voor het toevoegen van een EpsonNet-printerpoort. 3 Back (Terug) Hiermee keert u terug naar de lijst met printers.
1. Windows Me/98/95/2000/NT 4.0: Klik op Start, ga naar Settings (Instellingen) en selecteer Printers. Windows XP/Server 2003: Klik op Start en Printers and Faxes (Printers en faxapparaten). 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de gewenste printer en klik op Properties (Eigenschappen). 3. Windows Me/98/95: Klik op het tabblad Details en op de knop Port Settings (Poortinstellingen). Windows XP/Server 2003/2000/NT 4.
Geavanceerd afdrukken via LPR: Selecteer het keuzerondje LPR Printing (Afdrukken via LPR) en geef vervolgens de naam van de wachtrij op (maximaal 32 tekens). Bij geavanceerd afdrukken via LPR worden niet alle afdrukgegevens in de wachtrij geplaatst voordat de EPSON Printerpoort voor afdrukken met hoge snelheid de afdruktaak naar de netwerkprinter verzendt. Geavanceerd afdrukken via LPR verloopt sneller dan standaard afdrukken via LPR.
EpsonNet Internet Print EpsonNet Internet Print EpsonNet Internet Print is een hulpprogramma dat afdrukken via Internet met IPP (Internet Printing Protocol) ondersteunt. De netwerkinterface biedt ondersteuning voor IPP, waardoor afdrukken via Internet mogelijk is met dit programma. U kunt afdrukken of printerinstellingen opgeven op systemen met Windows 98/95/NT 4.0 waarop toegang tot Internet mogelijk is. Met dit hulpprogramma kunt u ook via een proxyserver afdrukken. Lees het bestand Readme.
Systeemvereisten 3 Besturingssystemen ❏ Windows 98, Windows 95 of Windows NT 4.0 Server en Workstation (Werkstation) 3 ❏ Een Intel x86 of een vergelijkbare processor 3 Ondersteunde producten ❏ Epson-netwerkinterfaces die IPP ondersteunen. EpsonNet Internet Print wordt geleverd bij netwerkinterfaces die IPP ondersteunen. EpsonNet Internet Print installeren 3 3 Volg de onderstaande instructies om EpsonNet Internet Print te installeren. 1.
6. Klik op het pictogram naast EpsonNet Internet Print. 7. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. 8. Als de installatie is voltooid, start u de computer opnieuw op. Printer instellen met EpsonNet Internet Print EpsonNet Internet Print ondersteunt afdrukken via Internet met IPP. Volg de onderstaande instructies om de printer in te stellen. Opmerking: Voordat u de onderstaande instructies volgt, moet u de correcte IPP-instellingen opgeven in EpsonNet Config.
4. Het volgende venster verschijnt. Het adres dat u hier instelt, wordt als poort gebruikt voor afdrukken via Internet. Geef de instellingen op de onderstaande wijze op. 3 3 3 3 3 3 Enter Printer URI (URI voor printer invoeren): Voer voor de doelprinter een URI van maximaal 49 tekens in. De URI die u hier instelt, moet overeenkomen met de IPP-URL die u hebt ingesteld in het venster voor IPP-instellingen in EpsonNet Config.
Enter Proxy Server Name (Naam van proxyserver invoeren): Voer de naam of het IP-adres van de proxyserver in. U kunt maximaal 256 tekens invoeren, maar slechts 127 tekens zijn geldig. Gebruik de volgende tekens niet: ; | \ [ ] { } < > # " ` Port Number (Poortnummer): Voer het poortnummer van de proxyserver in (tussen 0 en 65535).
❏ Wanneer u met een router voor inbelverbindingen verbinding met Internet maakt en het selectievakje Get status every 20 sec. (Status elke 20 seconden opvragen) inschakelt, kunnen extra kosten in rekening worden gebracht voor de extra lijnverbinding. ❏ Wanneer u het selectievakje Get Printer Attributes (Printerkenmerken ophalen) inschakelt en op OK klikt, kan er een foutbericht verschijnen. Controleer of de printer is aangesloten op het lichtnet en of de printer correct is aangesloten op het netwerk.
In het volgende dialoogvenster selecteert u Replace existing driver (Bestaand stuurprogramma vervangen) en klikt u op Next (Volgende) 9. Selecteer de poort die in het vorige gedeelte door EpsonNet Internet Print is toegevoegd. Klik op Next (Volgende). 10. Volg de instructies op het scherm om de printerdriver te installeren.
11. Wanneer een dialoogvenster verschijnt waarin wordt aangegeven dat u EPSON Status Monitor 2 of EPSON Status Monitor 3 moet installeren, klikt u op Cancel (Annuleren) en beëindigt u de installatie. Opmerking: ❏ Als u de poort verwijdert die u eerder hebt ingesteld op het tabblad Details in de printereigenschappen, kunt u de verwijderde poortnaam pas opnieuw gebruiken als nieuwe poortnaam (de printer-URI) als u de computer opnieuw opstart.
6. Klik op de knop Add Port (Poort toevoegen) en selecteer EPSON IPP Port (EPSON IPP-poort) in de lijst. Klik vervolgens op de knop New port (Nieuwe poort). 7. Het volgende venster verschijnt. Het adres dat u hier instelt, wordt als poort gebruikt voor afdrukken via Internet. Geef de instellingen op de onderstaande wijze op.
Enter Printer URI (URI voor printer invoeren): Voer voor de doelprinter een URI van maximaal 127 tekens in. De URI die u hier instelt, moet overeenkomen met de IPP-URL die u hebt ingesteld in het venster voor de IPP-configuratie in EpsonNet Config. Gebruik de volgende tekens niet: ; | \ [ ] { } < > # " ` Notatie: http://IP-adres van printer: 631/printernaam Voorbeeld: http://192.168.100.
Get status every 20 sec. (Status elke 20 seconden opvragen): Schakel dit selectievakje in als u regelmatig updates wilt ontvangen (elke 5 seconden tijdens afdrukken; in andere gevallen elke 20 seconden). Als u dit selectievakje inschakelt, verschijnt er een bericht wanneer tijdens het afdrukken een fout optreedt. U kunt de printerstatus ook controleren door te dubbelklikken op het printerpictogram. OK: Klik op deze knop om de instellingen op te slaan.
❏ Als de printer niet is aangesloten op het lichtnet of als er problemen zijn met het netwerk, wordt het selectievakje Get status every 20 sec (Status elke 20 seconden opvragen) automatisch uitgeschakeld. In dat geval schakelt u de printer in of sluit u de printer correct aan op het netwerk en schakelt u het selectievakje Get status every 20 sec (Status elke 20 seconden opvragen) weer in. 3 3 3 8. Klik op OK om de instellingen op te slaan. 9.
In EpsonNet Internet Print wordt de printerstatus tijdens afdrukken elke 5 seconden en anders elke 20 seconden gecontroleerd. Als u de printerstatus niet wilt controleren, schakelt u het selectievakje Get status every 20 sec (Status elke 20 seconden opvragen) in het dialoogvenster EpsonNet Internet Print uit. EpsonNet WebManager EpsonNet WebManager EpsonNet WebManager is een toepassing voor het beheren van netwerkapparaten.
Systeemvereisten 3 Opmerking: ❏ Voordat u EpsonNet Webmanager kunt gebruiken moeten de computer en andere apparaten correct zijn aangesloten op het netwerk. 3 ❏ Omdat EpsonNet WebManager wordt gebruikt via een webbrowser, moet u eerst het netwerkprotocol TCP/IP en een webbrowser installeren. Raadpleeg het bestand Readme.txt voor informatie over ondersteunde browsers.
Besturingssystemen voor EpsonNet WebManager-clientcomputers Voor de volgende besturingssystemen kunt u een webbrowser gebruiken voor toegang tot de EpsonNet WebManager-server. ❏ Windows Me/98/XP/Server 2003/2000/NT 4.0 ❏ Macintosh ❏ UNIX (raadpleeg het bestand Readme.
❏ Als u EpsonNet WebManager met Internet Explorer gebruikt in Mac OS, zijn de vensters Printer Layout (Printerindeling), Error Notification (Foutmelding) en Device Detailed (Apparaatdetails) mogelijk niet beschikbaar. 3 3 Omgeving voor EpsonNet WebManager EpsonNet WebManager moet zijn geïnstalleerd op de computer die u gebruikt als netwerkserver. Gebruik een van de volgende methoden als u wilt werken met EpsonNet WebManager.
EpsonNet WebManager en de webbrowser worden op verschillende computers uitgevoerd U moet EpsonNet WebManager installeren op de server en de webbrowser op de clientcomputers. Met de webbrowser hebben gebruikers met een clientcomputer toegang tot EpsonNet WebManager op de server. U kunt de browser gebruiken op Windows-, Macintosh- en UNIX-computers om een netwerk met meerdere platforms te beheren. a. EpsonNet WebManager-server b. Epson-printer met ingebouwde netwerkinterface c. Clientcomputer met Windows d.
EpsonNet WebManager installeren Volg de onderstaande instructies om EpsonNet WebManager te installeren. 1. Plaats de cd-rom met netwerkhulpprogramma’s in het cd-romstation. 3 3 3 2. Het venster voor installatie van de software wordt automatisch weergegeven. Als het installatievenster niet verschijnt, dubbelklikt u op EPSETUP.EXE op de cd-rom. 3. Zorg ervoor dat alle toepassingen zijn gesloten en klik op de knop Continue (Ga door). 4. Lees de licentieovereenkomst en klik op Agree (Akkoord).
EpsonNet WebManager starten Controleer of TCP/IP is geïnstalleerd en het IP-adres of de hostnaam is ingesteld op de computer. Geef de hostnaam op in het bestand voor hosts in de map Windows. Server EpsonNet WebManager starten: klik op Start, wijs naar Programs (Programma's) (Windows 2000 en NT 4.0) of All Programs (Alle programma's) (Windows XP en Server 2003) en selecteer vervolgens EpsonNet WebManager. Klik op EpsonNet WebManager.
Client Start de webbrowser en geef het IP-adres of de hostnaam van de server en het standaardpoortnummer op. 3 3 ❏ Notatie: http://IP-adres of hostnaam van server:8090/wm 3 ❏ Voorbeeld: http://192.168.100.201:8090/wm 3 Gebruikershandleiding openen 3 Neem de online gebruikershandleiding van EpsonNet WebManager door nadat u de toepassing hebt gestart. Deze handleiding bevat belangrijke informatie en instructies met betrekking tot EpsonNet WebManager.
EpsonNet SetupManager EpsonNet SetupManager Het hulpprogramma EpsonNet SetupManager is voor de netwerkbeheerders een eenvoudige tool voor de installatie en configuratie van printers en voor de clients een eenvoudige tool voor de installatie van netwerkprinters.
Systeemvereisten 3 De volgende tabel bevat de systeemvereisten voor EpsonNet SetupManager. Besturingssysteem Windows XP Professional en Home Edition 3 Windows Me Windows 98 Second Edition Windows 95 OSR2 (met Internet Explorer 5.0 of hoger) Windows Server 2003 Windows 2000 Advanced Server Windows NT Workstation 4.0 (met Service Pack 6 of hoger) TCP/IP Scherm 800 x 600 pixels, Hoge kleuren (16-bits) 3 3 Opmerking: ❏ Als u Windows 95 gebruikt, kunt u geen scriptbestanden maken.
❏ U kunt EpsonNet SetupManager niet gebruiken als er op de computer meerdere netwerkadapters zijn geïnstalleerd die zijn verbonden met verschillende netwerksegmenten. Afdrukservice Besturingssystemen Poortmonitorservices Windows Me EpsonNet Print of IPP Port Monitor (add-on) Windows 98 Second Edition EpsonNet Print Windows 95 Windows XP/2000 Standaard-TCP/IP-poort Windows NT 4.
2. Het venster voor installatie van de software wordt automatisch weergegeven. 3 Als het installatievenster niet verschijnt, dubbelklikt u op EPSETUP.EXE op de cd-rom. 3. Zorg ervoor dat alle toepassingen zijn gesloten en klik op de knop Continue (Ga door). 4. Lees de licentieovereenkomst en klik op Agree (Akkoord). Selecteer zo nodig het model van uw printer. 5. Selecteer Install Network Utility (Netwerkhulpprogramma installeren). 3 3 3 6. Klik op het pictogram naast EpsonNet SetupManager. 3 7.
Hoofdstuk 4 Probleemoplossing Algemene problemen Kan de netwerkinterface niet configureren of kan niet afdrukken vanuit het netwerk. Oorzaak Oplossing Mogelijk zijn de printer- of netwerkinstellingen niet juist. Ga eerst na of u een statusvel kunt afdrukken. Zie "Netwerkstatusvel afdrukken" op pagina 242 voor meer informatie. Als u een statusvel kunt afdrukken, controleert u de netwerkinstellingen.
EpsonNet Config kan niet worden gestart. 4 Oorzaak Oplossing Na de installatie van EpsonNet Config hebt u protocollen toegevoegd of verwijderd. Verwijder EpsonNet Config en installeer de toepassing opnieuw. Zie "Software verwijderen" op pagina 255 en "EpsonNet Config installeren" op pagina 145 voor meer informatie. Als EpsonNet Config wordt gestart, verschijnt het bericht dat de toepassing niet kan worden gebruikt omdat er geen netwerk is geïnstalleerd.
Tijdens het verzenden van instellingen naar de netwerkinterface verschijnt de melding dat de configuratiegegevens niet kunnen worden uitgewisseld. Oorzaak Oplossing Dit probleem doet zich mogelijk voor als u een router voor inbelverbindingen gebruikt. Voer de opdrachtprompt uit op de computer met EpsonNet Config en typ de volgende opdracht: Notatie: >ROUTE_ADD_IP-adres van netwerkinterface_IP-adres van computer. Hierbij geeft het onderstrepingsteken een spatie aan. Voorbeeld: >ROUTE ADD 192.168.192.
IP-adres kan niet worden ingesteld met de opdrachten arp en ping. 4 4 Oorzaak Oplossing De netwerkinterface is niet aangesloten op het netwerk. Verbind de netwerkinterface met het netwerk en controleer de netwerkomgeving. De printer bevindt zich achter de router. De printer en computer moeten in hetzelfde segment zijn geplaatst. 4 4 De modelnaam en het IP-adres worden niet weergegeven in het dialoogvenster EpsonNet Config.
IP-adres verkrijgen. U kunt een IP-adres aanvragen bij het NIC (Netwerk Informatie Centrum) in uw land. Problemen voor specifieke netwerkomgevingen Windows Me/98 Er verschijnt een dialoogvenster voor inbelverbindingen tijdens het afdrukken met EpsonNet Print via TCP/IP. Oorzaak Oplossing U hebt voor de verbinding met Internet een telefoonlijn geselecteerd of een modem voor Internet Explorer 4.0x. Als u dit dialoogvenster sluit, wordt het afdrukken voltooid.
Windows 2000/NT Er verschijnt een dialoogvenster voor inbelverbindingen tijdens het afdrukken met EpsonNet Print via TCP/IP. Oorzaak Oplossing U hebt voor de verbinding met Internet een telefoonlijn geselecteerd of een modem voor Internet Explorer 4.0x. Als u dit dialoogvenster sluit, wordt het afdrukken voltooid. Het venster verschijnt dan echter elke keer dat u afdrukt. Maak verbinding met Internet via een lokaal netwerk. U kunt ook handmatig een inbelverbinding activeren.
Macintosh Printers worden niet weergegeven in de Kiezer. Oorzaak Oplossing U hebt misschien een verkeerde optie gekozen voor 'Connect via' (Verbind via) in het regelpaneel van AppleTalk. Controleer of Ethernet is geselecteerd in het regelpaneel AppleTalk en zorg dat AppleTalk is geactiveerd in de Kiezer. Ga tevens na of de netwerkapparatuur, waaronder de kabel van de hub, in orde is. De printerinstellingen voor Rendezvous worden overschreven door de printerinstellingen van AppleTalk.
EpsonNet Config kan niet goed worden gestart. 4 Oorzaak Oplossing Microsoft NetWare Directory Service is geïnstalleerd op de computer. Als u NDS gebruikt, moet u de Novell NetWare Client installeren. 4 4 Starten van EpsonNet Config neemt veel tijd in beslag. Oorzaak Oplossing Novell Client is geïnstalleerd. Dubbelklik op Network (Netwerk) in het Control Panel (Configuratiescherm). Dubbelklik vervolgens op de netwerkadapter waarvoor geen IPX/SPX-compatibel protocol wordt gebruikt.
Voor gebruikers van printers die afdrukken op basis van NetWare-wachtrijen niet ondersteunen Er wordt niets afgedrukt hoewel clientgebruikers gegevens naar de printer hebben verzonden. Oorzaak Oplossing Mogelijk zijn de clientgebruikers niet geregistreerd of werkt de netwerkinterface niet goed. Controleer of de clientgebruikers zijn geregistreerd als gebruikers van de NetWare-server. Ga tevens na of de netwerkinterface goed werkt.
❏ Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het bedieningspaneel van de printer. 4 Printer initialiseren Als u de printer wilt initialiseren, zet u de printer aan terwijl u op de knop Cancel Job (Taak annuleren) op het bedieningspaneel van de printer drukt. c 4 Let op: Houd er rekening mee dat met deze methode alle gewijzigde printer- en netwerkinstellingen worden verwijderd. U moet de printer daarom alleen initialiseren als u het wachtwoord voor EpsonNet Config bent vergeten.
❏ Als u alleen de lettertypen wilt verwijderen die geïnstalleerd zijn met de optionele Adobe PostScript 3-module (PS3), volgt u stap 1 tot en met 3 van de vorige procedure. Selecteer PS3 HDD Init (PS3 Init HDD) als de optionele module met Adobe PostScript 3 is geïnstalleerd. ❏ Wanneer u een vaste schijf uit een andere printer installeert, kunt u de schijf met deze functie opnieuw formatteren.
Hoofdstuk 5 5 Tips voor beheerders 5 IP-adres instellen via het bedieningspaneel van de printer 5 Als u de printer op het netwerk hebt aangesloten, moet u een IP-adres instellen voor de netwerkinterface. 5 Volg de onderstaande instructies om het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway in te stellen met het bedieningspaneel. 5 1. Zet de printer aan. 5 2. Druk één keer op Enter op het bedieningspaneel van de printer om de modus SelecType in te schakelen.
6. Druk op Omhoog of Omlaag totdat Get IPAddress=Auto verschijnt. Druk op Enter en op Omhoog of Omlaag om Get IPAddress=Panel weer te geven. Druk op Enter. U kunt op verschillende manieren een IP-adres verkrijgen. ❏ Kies Panel (Paneel) als u het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway wilt instellen met het bedieningspaneel van de printer. ❏ Kies Auto als het IP-adres moet worden verkregen via een DHCP-server.
9. Druk op de knop Start om de menu's van het bedieningspaneel af te sluiten. 5 10. Zet de printer uit en vervolgens weer aan. Wacht tot de initialisatie is voltooid. 5 Druk een netwerkstatusvel af om het nieuwe IP-adres te bevestigen. Opmerking: ❏ U moet eerst het IP-adres instellen voordat u EpsonNet Config met webbrowser kunt gebruiken. ❏ Raadpleeg de gebruikershandleiding voor meer informatie over het opgeven van instellingen via het bedieningspaneel van de printer.
Rendezvous On (Aan), Off (Uit) Snelheid Auto, 100 Full, 100 Half, 10 Full, 10 Half Buffer Size (Databuffer) Normal (Normaal), Maximum, (Maximaal) Minimum (Minimaal) Opmerking: ❏ Als u de instellingen in het menu Network (Netwerk) wilt activeren, moet u de printer uitschakelen, minstens vijf seconden wachten en de printer weer inschakelen. U kunt ook de bewerking Reset All (Reset alles) uitvoeren. Raadpleeg hiervoor de gebruikershandleiding.
NetWare** On (Aan), Off (Uit) AppleTalk** On (Aan), Off (Uit) MS-netwerk** On (Aan), Off (Uit) Rendezvous** On (Aan), Off (Uit) AUX init - Buffer Size (Databuffer) Normal (Normaal), Maximum, (Maximaal) Minimum (Minimaal) 5 5 5 * Alleen beschikbaar als er een optionele interfacekaart is geïnstalleerd waarvoor de instelling Netwerkconfig kan worden gewijzigd. Deze optie is niet beschikbaar voor parallelle-interfacekaarten van type B.
IP-adres instellen met de opdrachten arp en ping Wanneer u werkt met UNIX of OS/2, moet u de opdrachten arp and ping gebruiken om het IP-adres van de netwerkinterface in te stellen. Als u TCP/IP correct hebt geïnstalleerd in Windows Me/98/XP/2000/NT 4.0 kunt u de opdrachten ook gebruiken voor deze besturingssystemen. Opmerking: ❏ De functie Set using PING (Stel in met PING) moet zijn ingeschakeld in het menu TCP/IP van EpsonNet Config.
Als een server of router wordt gebruikt als gateway, voert u het adres van de server of router in. Is er geen gateway aanwezig, dan gebruikt u het IP-adres van de computer als gateway-adres. 2. Stel dat de computer die u wilt bereiken als IP-adres '192.168.100.101' heeft. Controleer of de interne afdrukserver bereikbaar is door het commando PING in te voeren op de opdrachtregel: ping 192.168.100.101 3. Als de computer bereikbaar is, verschijnt het volgende bericht.
Nieuw IP-adres instellen en controleren Als u het nieuwe IP-adres van de netwerkinterface wilt instellen dat u van de netwerkbeheerder hebt gekregen, gebruikt u de opdracht PING en de opdracht arp -s om een ARP-vermelding te maken. Opmerking: In het volgende voorbeeld is het MAC-adres van de netwerkinterface gelijk aan 00:00:48:93:00:00 (hexadecimaal) en is het IP-adres dat u toewijst 192.168.100.201 (decimaal). Wanneer u deze opdrachten gebruikt, vervangt u deze adressen door de correcte adressen. 1.
Printerdriver automatisch verspreiden 5 Met de driverfunctie voor automatisch verspreiden kunt u de printerdriver eenvoudig beschikbaar stellen aan clientgebruikers op het netwerk. De netwerkbeheerder moet de printerdriver opslaan op een computer, zodat clientgebruikers met toegang tot deze computer de driver automatisch kunnen installeren. Dit maakt de installatie eenvoudiger. De volgende methoden zijn beschikbaar.
Als DHCP wordt gebruikt voor het toewijzen van een IP-adres voor de printer en de functie Dynamic DNS (Dynamische DNS) niet wordt ondersteund, moet u telkens de printerpoortinstelling wijzigen wanneer u de printer inschakelt. Daarom kunt u het beste met een van de volgende methoden een geldig IP-adres voor de netwerkinterface opgeven. ❏ Het IP-adres voor de netwerkinterface handmatig opgeven. EpsonNet Config gebruiken. Zie de EpsonNet Config-gebruikershandleiding voor meer informatie.
Voor deze functie moet Universal Plug and Play (Universele Plug and Play) zijn geïnstalleerd voor Windows ME of latere besturingssystemen. Informatie over het installeren van Universal Plug and Play (Universele Plug and Play) vindt u in de Help van Windows ME. Opmerking: U kunt de functie voor Universal Plug and Play (universele Plug en Play) pas gebruiken als u deze hebt ingeschakeld in EpsonNet Config.
Windows XP/Server 2003 1. Klik op Start, ga naar Control Panel (Configuratiescherm) en klik op Add or Remove Programs (Software). 2. Klik op het pictogram Change or Remove Programs (Programma's wijzigen of verwijderen). 3. Selecteer het gewenste hulpprogramma en klik op de knop Change/Remove (Wijzigen/Verwijderen). 4. Volg de instructies op het scherm om de verwijdering te voltooien. Macintosh 1. Dubbelklik op het pictogram EpsonNet Config Installer (Installatieprogramma EpsonNet Config). 2.
Bijlage A A Veiligheidsvoorschriften A Waarschuwingen, Voorzorgsmaatregelen en Opmerkingen w Waarschuwingen moet u zorgvuldig in acht nemen om lichamelijk letsel te voorkomen. c Voorzorgsmaatregelen moet u naleven om schade aan het apparaat te voorkomen. A A A Opmerkingen bevatten belangrijke informatie over en handige tips voor het gebruik van uw printer.
Index Cijfers 10Base/100Base-lampje, 15 A Afdrukken via Internet, 212, 217 algemeen toegankelijke printers, 118, 125, 133 arp, 250, 252 Automatic Private IP Addressing (APIPA), 156 B beperkt toegankelijke printers, 118, 125, 133 besturingssysteem, 10 Bindery-emulatie, 99, 100 D Dynamic DNS, 157 E EpsonNet Config (Macintosh), 148 Config (webbrowser), 151 Config (Windows), 144 Internet Print, 210 Print (Afdrukken), 189 SetupManager, 230 WebManager, 222 F ftp, 143 I inbelnetwerk, 125 installatie EpsonNet
EpsonNet Internet Print, 211 EpsonNet NDPS Gateway, 116, 131 EpsonNet Print, 190 EpsonNet SetupManager, 232 EpsonNet WebManager, 227 instellen van IP-adres, 153, 245, 250 Internet Printing Protocol, 210 IntranetWare, 100, 101 IP-adres, 154, 238, 245, 250 L lampje voor gegevensverzending, 15 LED's, 15 lpr-filters, 136 M MAC address (MAC-adres), 177 Microsoft-netwerk, 183 Modus Print Server (Afdrukserver), 98, 100, 101, 125, 179 Modus Remote Printer (Externe printer), 98, 101, 106, 109, 125, 179 N NDPS, 11
UNIX, 135 Windows 2000, 78 Windows Me/98/95, 65 Windows NT 4.