Copyright en handelsmerken Copyright Geen enkel deel van deze publicatie mag worden gereproduceerd, worden opgeslagen in een gegevensopzoeksysteem of worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, via fotokopie of opname, of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Seiko Epson Corporation. De informatie in dit document is uitsluitend bedoeld voor gebruik met deze Epson-printer.
Handelsmerken EPSON® en EPSON ESC/P® zijn gedeponeerde handelsmerken van Seiko Epson Corporation. Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. IBM® is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation. Algemene opmerking: Andere productnamen die in deze documentatie worden gebruikt, worden uitsluitend ter identificatie gebruikt en zijn mogelijk handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Veiligheidsinstructies. Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen w Waarschuwingen moeten zorgvuldig worden opgevolgd om lichamelijk letsel te voorkomen. c Voorzorgsmaatregelen: moeten worden nageleefd om schade aan de apparatuur te voorkomen. Opmerkingen bevatten belangrijke informatie en nuttige tips over het gebruik van uw printer. Waarschuwingssymbool voor hete onderdelen K Dit symbool staat op de printerkop en op andere onderdelen om aan te geven dat deze heet kunnen worden.
Tijdens het installeren van de printer ❏ Plaats de printer niet op een onstabiel oppervlak of in de buurt van een radiator of warmtebron. ❏ Plaats de printer op een vlak, stabiel oppervlak. De printer werkt niet goed als deze schuin of in een hoek is geplaatst. ❏ Plaats dit product niet op een zacht, onstabiel oppervlak, zoals een bed of bank of in een kleine, afgesloten ruimte, aangezien de ventilatie hierdoor wordt belemmerd.
❏ Gebruik alleen de voedingskabel die bij dit product wordt geleverd. Gebruik van een andere kabel kan brand of een elektrische schok veroorzaken. ❏ De voedingskabel van dit product is alleen bedoeld voor gebruik met dit product. Gebruik met andere apparatuur kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Tijdens het onderhoud van de printer ❏ Verwijder de printerkabel uit het stopcontact voordat u de printer reinigt en reinig de printer uitsluitend met een vochtige doek.
❏ Als u van plan bent de printer in Duitsland te gebruiken, let dan op het volgende: Voor een adequate beveiliging tegen kortsluiting en oververhitting van deze printer moet het gebouw zijn voorzien van een stroomonderbreker van 16 ampère. Bei Anschluss des Druckers an die Stromversorgung muss sichergestellt werden, dass die Gebaudeinstallation mit einer 16 A-Sicherung abgesichert ist. Met betrekking tot papiergebruik ❏ De afdrukkwaliteit van etiketten hangt af van de temperatuur en de luchtvochtigheid.
❏ Zet de printer niet uit terwijl de zelftest wordt afgedrukt. Druk altijd op de knop Pause als u het afdrukken wilt stoppen en zet daarna de printer uit. ❏ Sluit de voedingskabel niet aan op een stopcontact met het verkeerde voltage voor uw printer. ❏ Vervang de printerkop nooit zelf aangezien u daarbij de printer kunt beschadigen. Andere onderdelen van de printer moeten eveneens worden gecontroleerd als de printerkop wordt vervangen.
Belangrijk: De draden in de voedingskabel van dit apparaat hebben verschillende kleuren met de volgende code: Groen en geel — Aarde Blauw — Neutraal Bruin — Onder spanning Als u een stekker moet aansluiten: Aangezien de kleuren van de voedingskabel van dit apparaat mogelijk niet overeenkomen met de gekleurde aanduidingen die de aansluitpunten van de stekker aangeven, dient u als volgt te werk te gaan: De groene en gele draad moeten worden verbonden met het aansluitpunt in de stekker met de letter E of het
Voor gebruikers in het Verenigd Koninkrijk, Singapore en Hongkong Vervang zekeringen alleen door zekeringen met het juiste formaat en vermogen. Veiligheidsvereisten Stekker: Gebruik een 3-pins stekker die is geregistreerd bij de juiste veiligheidsinstantie. Flexibele kabel: Gebruik een dubbel geïsoleerde flexibele kabel die is gecertificeerd* volgens de relevante IEC- of BS-normen. Connector op het apparaat: Gebruik een connector die is gecertificeerd* volgens de relevante IEC- of BS-normen.
Inhoud Copyright en handelsmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Copyright . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Handelsmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheidsinstructies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen . . Waarschuwingssymbool voor hete onderdelen . . . . . . . . . . . .
Printersoftware De printersoftware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .40 Het printerstuurprogramma gebruiken met Windows Me en 98 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41 Het printerstuurprogramma openen vanuit Windows-toepassingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42 Het printerstuurprogramma openen via het menu Start . . . .44 De instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen. .
Probleemoplossing De foutindicatoren gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Problemen en oplossingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Stroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 Afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Papierverwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Opties . . . . . . .
Standaarden en goedkeuringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158 Veiligheidsgoedkeuringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158 CE-markering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158 De printer reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .159 De printer vervoeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Leren werken met uw printer Functies Uw EPSON® LQ-300+II 24-pins dot-matrixprinter biedt afdrukken van hoge kwaliteit en superieure prestaties in een compacte eenheid. Tot de functies van de printer behoren: ❏ Verschillende papierbanen die precies aansluiten op uw wensen. ❏ De mogelijkheid om een groot aantal verschillende papiersoorten te verwerken, waaronder kettingpapier, meervoudige formulieren (met één origineel en maximaal drie kopieën), etiketten, losse vellen en enveloppen.
Papierverwerking Afdrukken op kettingpapier De printer kan kettingpapier verwerken met een breedte van 101,6 mm (4,0 inch) t/m 254 mm (10,0 inch). Afhankelijk van de positie van de tractor, kunt u deze gebruiken als pull-tractor of als push-tractor.
Afdrukken met de push-tractor Als u de push-tractor gebruikt, is het raadzaam de functie voor automatisch afscheuren in de modus Default Setting (Standaardinstelling) in te schakelen. Zie “De standaardinstellingen van de printer”. Volg de onderstaande stappen om kettingpapier te laden met gebruik van de push-tractor: 1. Zorg ervoor de printer uitstaat. Verwijder het printerdeksel en de papiergeleider en plaats de papierontgrendelingshendel in de positie voor kettingpapier. 2.
3. Verschuif de linkergeleide-eenheid en gebruik hierbij de schaal op de printer als richtlijn. De printer drukt rechts van de positie met de markering 0 af. Druk de vergrendelingshendel van de geleide-eenheid terug om de eenheid te vergrendelen. Verschuif vervolgens de rechtergeleide-eenheid om deze in te stellen op de breedte van het papier, maar vergrendel de eenheid niet. Verplaats de papiersteun totdat deze zich halverwege de geleide-eenheden bevindt. 4.
c Let op: Gebruik de knop voor de papierinvoer aan de rechterkant van de printer alleen om vastgelopen papier te verwijderen en alleen als de printer is uitgezet. Op die manier voorkomt u dat de printer beschadigd raakt of de positie voor de bovenkant van het formulier wordt verwijderd. 5. U kunt de papiergeleider gebruiken om het binnenkomende papier te scheiden van het afgedrukte papier.
7. Zorg ervoor dat het printerdeksel gesloten is. Druk op de knop LF/FF om het papier in de invoerpositie te plaatsen. Het afdrukken wordt gestart zodra de printer gegevens heeft ontvangen. 8. Nadat het afdrukken is voltooid, voert u de stappen in het volgende gedeelte uit om het afgedrukte document af te scheuren. Als de eerste afgedrukte regel op de pagina te hoog of te laag wordt weergegeven, kunt u de positie hiervan wijzigen met de functie Micro Adjust (Nauwkeurig aanpassen).
2. Open de afdekking van de papiergeleider en scheur het afgedrukte document af langs de daarvoor bestemde rand van de papierspanningseenheid. Opmerking: Als de perforatie van het papier niet goed is uitgelijnd met de afscheurrand, kunt u de afscheurpositie aanpassen met de functie Micro Adjust (Nauwkeurig aanpassen). Zie “De afscheurpositie aanpassen”. c Let op: Gebruik de knop voor papierinvoer nooit om de positie voor de bovenkant van het formulier te wijzigen.
c Let op: Scheur het afgedrukte document altijd af voordat u op de knop Load/Eject (Laden/Uitwerpen) drukt. Als meerdere pagina's tegelijk in omgekeerde volgorde worden ingevoerd, kan het papier vastlopen. Weer overschakelen op losse vellen Als u wilt overschakelen op losse vellen, drukt u op de knop Load/Eject (Laden/Uitwerpen). De printer voert het papier nu achterwaarts in de stand-bypositie. Voer daarna de stappen in “Losse vellen laden” uit.
1. Zet de printer uit en verwijder het printerdeksel en de papiergeleider. Verwijder daarna de papierspanningseenheid door de vergrendelingsnokken van de eenheid voorzichtig samen te drukken en de papierspanningseenheid weg te trekken van de printer. Trek ten slotte de papierontgrendelingshendel naar voren in de positie voor kettingpapier. 2. Druk de vergrendelingsnokken van de tractor voorzichtig aan beide zijden samen en draai de tractor omhoog en uit de printer.
3. Verplaats de tractor naar voren naar de bevestigingssleuf bovenop de printer en kantel de tractor in de juiste positie (zie onderstaande afbeelding). Wanneer u de tractor op de nokjes drukt, klikt de tractor voelbaar vast. 4. Ontgrendel de geleide-eenheden door de vergrendeling hiervan naar voren te trekken.
5. Plaats het papier in de onderste papiersleuf of in de achterste papiersleuf (zie hieronder) en trek het omhoog. Positioneer het papier en gebruik hierbij de schaal op de printer als richtlijn. De printer drukt rechts van de positie met de markering 0 af. 6. Verschuif de linkergeleide-eenheid zodat de geleiders ervan overeenkomen met de positie van de gaten in het papier en vergrendel de eenheid.
7. Zorg ervoor dat het papier een scherpe, rechte invoerrand heeft. Open de afdekkingen van de geleide-eenheden. Plaats de eerste gaten in het papier over de pinnen van de geleide-eenheden en sluit de afdekkingen van de eenheden. Verschuif de rechtergeleide-eenheid om eventuele speling in het papier te verwijderen en vergrendel vervolgens de eenheid. Opmerking: Verwijder eventuele speling door voorzichtig vanaf de achter- of onderzijde aan het papier te trekken. 8.
Als u de positie wilt wijzigen waarop het afdrukken op een pagina begint, drukt u op LF/FF om de pagina naar de volgende positie voor de bovenkant van het formulier te verplaatsen en vervolgens raadpleegt u “De positie voor de bovenkant van het formulier aanpassen” in het volgende gedeelte om de laadpositie te wijzigen. Werp het papier uit door het papier dat de printer wordt ingevoerd af te scheuren en druk vervolgens op de knop LF/FF om het papier verder in te voeren.
1. Zorg ervoor de printer is aangezet. 2. Laad indien nodig papier aan de hand van de instructies in dit hoofdstuk. 3. Verwijder het printerdeksel. 4. Houd de knop Pause (Onderbreken) gedurende drie seconden ingedrukt. Het lampje Pause (Onderbreken) begint te knipperen en de printer gaat over op de modus Micro Adjust (Nauwkeurig aanpassen). 5.
Opmerking: ❏ De printer heeft een minimum- en een maximumpositie voor de bovenkant van het formulier. Als u probeert een positie in te stellen die boven of onder deze grenzen ligt, klinkt een pieptoon en wordt de verplaatsing van het papier stopgezet. ❏ Als het papier de standaardpositie voor de bovenkant van het formulier bereikt, klinkt eveneens een pieptoon en wordt de verplaatsing van het papier korte tijd stopgezet.
6. Nadat u de positie voor de bovenkant van het formulier hebt ingesteld, drukt u op de knop Pause (Onderbreken) om de modus Micro Adjust (Nauwkeurig aanpassen) te verlaten. Het papier doorvoeren naar de afscheurrand Als u de push-tractor gebruikt en u bent klaar met afdrukken, kunt u het kettingpapier met de afscheurfunctie doorvoeren naar de afscheurrand van de printer. U kunt het afgedrukte document dan gemakkelijk afscheuren.
Het papier automatisch doorvoeren naar de afscheurpositie Als u uw afgedrukte documenten automatisch wilt doorvoeren naar de afscheurpositie, dient u de modus voor automatisch afscheuren in te schakelen en de juiste paginalengte voor kettingpapier te selecteren in de modus Default Setting (Standaardinstelling). Zie “De standaardinstellingen wijzigen” voor instructies.
3. Houd de knop Pause (Onderbreken) gedurende drie seconden ingedrukt. Het lampje Pause (Onderbreken) begint te knipperen en de printer schakelt over op de modus Micro Adjust (Nauwkeurig aanpassen). 4. Druk op de knop LF/FF D om het papier achterwaarts in te voeren of druk op de knop Load/Eject (Laden/Uitwerpen)U om het papier voorwaarts in te voeren, totdat de papierperforatie is uitgelijnd met de afscheurrand. * * afscheurrand Opmerking: De printer heeft een minimum- en een maximumafscheurpositie.
Afdrukken op losse vellen U kunt losse vellen papier een voor een in de printer plaatsen met de papiergeleider van de printer. Het losse vel papier kan een breedte hebben van 100 t/m 257 mm (3,9 t/m 10,1 inch). Voordat u afdrukt op losse vellen van meervoudige formulieren, enveloppen of ander speciaal papier, dient u de papierdiktehendel in te stellen op de juiste positie. Zie “Afdrukken op speciaal papier” voor meer informatie.
Losse vellen laden Voer de volgende stappen uit om losse vellen te laden: 1. Zorg ervoor de printer uitstaat. Controleer ook of de papierontgrendelingshendel naar achteren is gedrukt in de positie voor losse vellen en of de papiergeleider zich in de verticale positie bevindt (zie onderstaande afbeelding). 2. Verschuif de linkergeleider totdat deze wordt vergrendeld bij de geleidemarkering. Stel vervolgens de geleider voor de rechterrand in op de breedte van het papier dat u gebruikt.
3. Schuif een vel papier in de printer tussen de randgeleiders. Druk het papier goed aan tot u het niet verder kunt invoeren. Bij normaal gebruik zet u de printer aan zonder op andere knoppen te drukken. Het afdrukken wordt gestart zodra de printer gegevens heeft ontvangen. c 34 Let op: Gebruik de knop voor de papierinvoer aan de rechterkant van de printer alleen om vastgelopen papier te verwijderen en alleen als de printer is uitgezet.
Afdrukken op speciaal papier De printer kan ook afdrukken op een groot aantal verschillende papiersoorten, waaronder meervoudige formulieren, etiketten en enveloppen. Als u meervoudige formulieren afdrukt, kunt u op maximaal 13 mm (0,5 inch) van de randen van het papier afdrukken. Zie “Printerspecificaties” voor informatie over het afdrukbare gebied van enveloppen.
De papierdiktehendel aanpassen Voordat u op speciaal papier kunt afdrukken, dient u de instelling van de papierdiktehendel aan te passen. Voer de onderstaande stappen uit om de instelling van de papierdikte aan te passen: 1. Zet de printer uit en open het printerdeksel. De papierdiktehendel bevindt zich aan de linkerkant van de printer. De cijfers naast de hendel geven de dikte-instelling aan. 2. Selecteer de juiste papierdikte aan de hand van de onderstaande tabel.
Meervoudige formulieren U kunt meervoudige formulieren van maximaal vier delen (één origineel plus drie kopieën) en zonder doorslag gebruiken op kettingpapier of losse vellen. Voordat u afdrukt op de formulieren, dient u de papierdiktehendel in te stellen aan de hand van de hierboven beschreven instructies. Neem de volgende tips in overweging voor goede resultaten: ❏ Gebruik alleen meervoudige formulieren die zijn gelijmd met punten of gehecht aan de zijkant.
Etiketten Als u wilt afdrukken op etiketten, dient u de tractor te gebruiken als pull-tractor en papier te plaatsen via de onderste papiersleuf. Voordat u op etiketten kunt afdrukken, dient u de papierdiktehendel in te stellen aan de hand van de instructies in “De papierdiktehendel aanpassen”. Houd rekening met het volgende: ❏ Kies etiketten die zijn bevestigd op kettingpapier met een achterblad met gaten die geschikt zijn voor de geleide-eenheid voor gebruik met een tractor.
Enveloppen U kunt enveloppen een voor een invoeren met de papiergeleider. Houd rekening met het volgende: ❏ Voordat u een envelop laadt, dient u de papierdiktehendel in te stellen op de juiste positie. Zie “De papierdiktehendel aanpassen”. ❏ Voer de stappen in “Losse vellen laden”. uit om een envelop te laden. Plaats de brede rand van de envelop het eerst in de printer, met de bedrukbare zijde omlaag.
Printersoftware De printersoftware De Epson-software bevat de software voor het printerstuurprogramma en EPSON Status Monitor 3. Het printerstuurprogramma is de software waarmee u via uw computer de printer kunt besturen. U dient het printerstuurprogramma te installeren om alle door de printer geboden mogelijkheden met uw Windows-toepassingen te kunnen gebruiken.
Het printerstuurprogramma gebruiken met Windows Me en 98 U kunt het printerstuurprogramma openen vanuit de Windows-toepassingen of via het menu Start. ❏ Wanneer u het printerstuurprogramma opent vanuit een Windows-toepassing, gelden de instellingen die u opgeeft alleen voor de toepassing die u gebruikt. Zie “Het printerstuurprogramma openen vanuit Windows-toepassingen” voor meer informatie.
Het printerstuurprogramma openen vanuit Windows-toepassingen Voer de onderstaande stappen uit als u het printerstuurprogramma wilt openen vanuit een Windows-toepassing. 1. Selecteer Print Setup (Printerinstelling) of Print (Afdrukken) in het menu File (Bestand) van de toepassing. Controleer in het venster Print (Afdrukken) of Print Setup (Printerinstelling) of uw printer is geselecteerd in de vervolgkeuzelijst Name (Naam).
2. Klik op Printer, Setup, Properties (Eigenschappen) of Options (Opties). (De knop waarop u klikt, hangt af van de toepassing die u gebruikt en u dient mogelijk op een combinatie van deze knoppen te klikken.) Het venster Properties (Eigenschappen) wordt weergegeven, met daarin de menu's Paper (Papier), Graphics (Afbeeldingen) en Device Options (Apparaatopties). Dit zijn de menu's met de instellingen voor het printerstuurprogramma. 3.
Het printerstuurprogramma openen via het menu Start Voer de onderstaande stappen uit als u het printerstuurprogramma wilt openen via het menu Start. 1. Klik op de knop Start en wijs Settings (Instellingen) aan. 2. Klik op Printers. 3. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op Properties (Eigenschappen). Het venster Properties (Eigenschappen) wordt weergegeven, met daarin de menu's Paper (Papier), Graphics (Afbeeldingen), Device Options (Apparaatopties) en Utility (Hulpprogramma).
De instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen Het printerstuurprogramma heeft zeven menu's: Paper (Papier), Graphics (Afbeeldingen), Device Options (Apparaatopties), General (Algemeen), Details, Utility (Hulpprogramma) en Sharing (Delen). Zie “Overzicht instellingen printerstuurprogramma” voor een overzicht van de beschikbare instellingen. U kunt ook de online Help weergeven.
Het printerstuurprogramma gebruiken met Windows XP, 2000 en Windows NT 4.0 U kunt het printerstuurprogramma openen vanuit de Windows-toepassingen of via het menu Start. ❏ Wanneer u het printerstuurprogramma opent vanuit een Windows-toepassing, gelden de instellingen die u opgeeft alleen voor de toepassing die u gebruikt. Zie “Het printerstuurprogramma openen vanuit Windows-toepassingen” voor meer informatie.
Het printerstuurprogramma openen vanuit Windows-toepassingen Voer de onderstaande stappen uit als u het printerstuurprogramma wilt openen vanuit een Windows-toepassing: Opmerking: De onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op het besturingssysteem Windows 2000. De onderdelen die op het scherm worden weergegeven, kunnen afwijken van de onderdelen op uw computer; maar de instructies zijn hetzelfde. 1. Selecteer Print Setup (Printerinstelling) of Print (Afdrukken) in het menu File (Bestand) van de toepassing.
2. Klik op Printer, Setup, Properties (Eigenschappen) of Options (Opties). (De knop waarop u klikt, hangt af van de toepassing die u gebruikt en u dient mogelijk op een combinatie van deze knoppen te klikken.) Het venster Document Properties (Eigenschappen van document) wordt weergegeven, met daarin de menu's Layout (Indeling) en Paper/Quality (Papier/Kwaliteit). Dit zijn de menu's met de instellingen voor het printerstuurprogramma.
3. U kunt een menu weergeven door te klikken op het bijbehorende tabblad bovenaan het venster. Zie “De instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen” als u de instellingen wilt wijzigen. Het printerstuurprogramma openen via het menu Start Voer de onderstaande stappen uit als u het printerstuurprogramma wilt openen via het menu Start. Opmerking: De schermafbeeldingen in de onderstaande procedure zijn gebaseerd op het besturingssysteem Windows 2000.
3. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor afdrukken) (in Windows XP of 2000) of Document Defaults (Standaardinstellingen voor document) (in Windows NT 4.0). Op het scherm wordt het venster Document Properties (Eigenschappen document) weergegeven, met daarin de menu's Layout (Indeling) en Paper/Quality (Papier/Kwaliteit). Dit zijn de menu's met de instellingen voor het printerstuurprogramma.
Als u klikt op Properties (Eigenschappen) in het menu dat wordt weergegeven nadat u met de rechtermuisknop op het printerpictogram hebt geklikt, wordt het venster Properties (Eigenschappen) weergegeven, met daarin menu's die worden gebruikt voor de instellingen voor het printerstuurprogramma. 4. U kunt een menu weergeven door te klikken op het bijbehorende tabblad bovenaan het venster. Zie “Overzicht instellingen printerstuurprogramma” voor informatie over het wijzigen van de instellingen.
De instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen Het printerstuurprogramma heeft twee menu's waarmee u de instellingen voor het printerstuurprogramma kunt wijzigen, te weten Layout (Indeling) en Paper/Quality (Papier/Kwaliteit). U kunt instellingen ook wijzigen in het menu Utility (Hulpprogramma) in de printersoftware. Zie “Overzicht instellingen printerstuurprogramma” voor een overzicht van de beschikbare instellingen. U kunt ook de online Help weergeven.
Overzicht instellingen printerstuurprogramma In de onderstaande tabellen staan de instellingen voor het Windows-printerstuurprogramma. Niet alle instellingen zijn beschikbaar in alle versies van Windows. Printerinstellingen Instellingen Uitleg Paper Size (Papierformaat) Selecteer het formaat van het papier dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste papierformaat niet kunt zien, schuift u met de schuifbalk door de lijst.
Instellingen Uitleg Print Quality (Afdrukkwaliteit) Selecteer een optie voor de afdrukkwaliteit in de lijst Print quality (Afdrukkwaliteit). Als u Hi-speed (Snel) inschakelt, gaat de printer over op de bidirectionele afdrukmodus en verloop het afdrukken sneller. Als u Hi-speed (Snel) uitschakelt, keert de printer terug in de unidirectionele afdrukmodus. De afdruksnelheid wordt lager, maar de afdrukkwaliteit neemt toe.
Instellingen Uitleg Print Text as Graphics (Tekst grafisch afdrukken)* Schakel deze optie uit als de printer de apparaatlettertypen gebruikt en schakel de optie in als de printer de apparaatlettertypen niet gebruikt. Metafile Spooling (Metabestandsspooling)* Bepaal of u EMF-spooling al dan niet wilt gebruiken. Paper Order (Papiervolgorde)* Bepaal of de printer vooraan of achteraan begint met afdrukken.
Windows XP, 2000 en Windows NT 4.0: 1. Wanneer u Windows 2000 of Windows NT 4.0 gebruikt, klikt u op Start en wijst u Settings (Instellingen) aan en vervolgens klikt u op Printers. Wanneer u Windows XP Professional gebruikt, klikt u op Start en op Printers and Faxes (Printers en faxapparaten). Wanneer u Windows XP Home Edition gebruikt, klikt u op Start, en Control Panel (Configuratiescherm) en vervolgens klikt u op Printers and Faxes (Printers en faxapparaten). 2.
EPSON Status Monitor 3 gebruiken EPSON Status Monitor 3 is beschikbaar voor Windows XP, Me, 2000 en Windows NT 4.0. Met het programma kunt u de status van uw printer controleren en krijgt u waarschuwingen wanneer printerfouten optreden. Het programma biedt bovendien instructies voor het oplossen van problemen, indien nodig. EPSON Status Monitor 3 is beschikbaar als: ❏ De printer rechtstreeks is aangesloten op de hostcomputer via de parallelle poort [LPT1] of de USB-poort.
EPSON Status Monitor 3 instellen Voer de volgende stappen uit om EPSON Status Monitor 3 in te stellen: 1. Open het menu Utility (Hulpprogramma) zoals beschreven in “Het printerstuurprogramma gebruiken met Windows Me en 98” of “Het printerstuurprogramma gebruiken met Windows XP, 2000 en Windows NT 4.0”. 2. Klik op de knop Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren). Het dialoogvenster Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren) wordt weergegeven.
3. De volgende instellingen zijn beschikbaar: Select Notification (Melding selecteren) Deze optie geeft de status van het selectievakje voor het foutitem weer (ingeschakeld of uitgeschakeld). Schakel het selectievakje in als u de geselecteerde foutmelding wilt weergeven. Select Shortcut Icon (Snelkoppelingspictogram selecteren) Het geselecteerde pictogram wordt weergegeven op de taakbalk. Het voorbeeld van de instelling wordt weergegeven in het rechtervenster.
EPSON Status Monitor 3 openen Voer een van de volgende handeling uit om te openen: ❏ Dubbelklik op het snelkoppelingspictogram in de vorm van een printer op de taakbalk. Als u een snelkoppelingspictogram wilt toevoegen aan de taakbalk, gaat u naar het menu Utility (Hulpprogramma) en volgt u de instructies. ❏ Open het menu Utility (Hulpprogramma) en klik op het pictogram EPSON Status Monitor 3.
EPSON Status Monitor 3 installeren Installeer EPSON Status Monitor 3 aan de hand van de onderstaande stappen. 1. Zorg ervoor dat de printer is uitgeschakeld en Windows op uw computer wordt uitgevoerd. 2. Plaats de cd-rom met de printersoftware in het cd-romstation. Opmerking: ❏ Selecteer uw land in het venster voor de taalselectie.
De printer instellen in een netwerk De printer delen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printer kunt delen in een standaard Windows-netwerk. De computers in een netwerk kunnen een printer delen die rechtstreeks is aangesloten op een van de computers. De computer die rechtstreeks op de printer is aangesloten, fungeert als printerserver en de andere computers zijn de clients die toestemming nodig hebben om de printer te kunnen delen met de printerserver.
❏ Als u een onder Windows gedeelde printer gebruikt in een Windows Me- of 98-omgeving, dubbelklikt u op de server op het pictogram Network (Netwerk) in het configuratiescherm en controleert u of het onderdeel “File and printer sharing for Microsoft Networks” (Bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken) is geïnstalleerd. Controleer vervolgens of het protocol “IPX/SPX compatible” (IPX/SPX-compatibel) of het “TCP/IP Protocol” (TCP/IP-protocol) is geïnstalleerd op de server en de clients.
Opmerking: ❏ Plaats de cd-rom van Windows Me of 98 in de computer wanneer u daarom gevraagd wordt. Klik op OK en volg de instructies op het scherm. ❏ Start de computer opnieuw op wanneer u daarom wordt gevraagd en ga verder met het instellen. 6. Dubbelklik op het pictogram Printers in het configuratiescherm. 7. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op Sharing (Delen) in het menu dat wordt weergegeven. 8. Selecteer Shared As, typ de naam in het vak Share name (Share-naam) en klik op OK.
U dient de client-computers in te stellen, zodat deze de printer in een netwerk kunnen delen. Informatie hierover vindt u op de volgende pagina. ❏ “Onder Windows Me of 98” ❏ “Onder Windows XP of 2000” ❏ “Onder Windows NT 4.0” Onder Windows XP, 2000 of Windows NT 4.0 Als het besturingssysteem Windows XP, 2000 of Windows NT 4.0 wordt uitgevoerd op de printerserver, volgt u de onderstaande stappen om de printerserver in te stellen. Opmerking: U dient Windows XP, 2000 of Windows NT 4.
2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op Sharing (Delen) in het menu dat wordt weergegeven. Als in Windows XP het volgende menu wordt weergegeven, klikt u op Network Setup Wizard (Wizard Netwerk instellen) of If you understand the security risks but want to share printers without running the wizard, click here (Klik hier als u het beveiligingsrisico kent maar bestanden zonder de wizard te gebruiken wilt delen). Volg in beide gevallen de instructies op het scherm. 3.
Bij een Windows XP-printerserver selecteert u Share this printer (Deze printer delen). Vervolgens typt u de naam in het vak Share Name (Share-naam) en klikt u op OK. Opmerking: Gebruik geen spaties of verbindingsstreepjes in de share-naam, omdat daardoor een fout kan optreden. U dient de client-computers in te stellen, zodat deze de printer in een netwerk kunnen delen. Informatie hierover vindt u op de volgende pagina: ❏ “Onder Windows Me of 98” ❏ “Onder Windows XP of 2000” ❏ “Onder Windows NT 4.
❏ In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de gedeelde printer kunt openen in een standaardnetwerksysteem via de server (Microsoft-werkgroep). Als u de gedeelde printer niet kunt openen vanwege het netwerksysteem, neemt u contact op met de netwerkbeheerder. ❏ In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het printerstuurprogramma kunt installeren via de gedeelde printer vanuit de map Printers.
5. Klik op de computer of server die op de gedeelde printer is aangesloten, en op de naam van de gedeelde printer. Klik vervolgens op OK. Opmerking: De naam van de gedeelde printer wordt mogelijk gewijzigd door de computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer. U kunt contact opnemen met de netwerkbeheerder om de naam van de gedeelde printer te controleren. 6. Klik op Next (Volgende).
7. Controleer de naam van de gedeelde printer en stel in of u de printer al dan niet als standaardprinter wilt gebruiken. Klik op OK en volg de instructies op het scherm. Opmerking: U kunt de naam van de gedeelde printer wijzigen, zodat deze alleen op de client-computer wordt weergegeven. Onder Windows XP of 2000 Voer de volgende stappen uit om Windows XP- of 2000-clients in te stellen.
Als u Windows XP gebruikt, klikt u op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen) in het menu Printer Tasks (Printertaken). 3. Selecteer Network printer (Netwerkprinter) (Windows 2000) of A network printer, or a printer attached to another computer (Netwerkprinter, of een printer die met een andere computer is verbonden) (Windows XP) en klik op Next. (Volgende). 4.
Opmerking: U kunt ook de naam van de gedeelde printer of het netwerkpad typen in het vak Name (Naam), zoals “\\(de naam van de computer die lokaal is aangesloten op de gedeelde printer)\(de naam van de gedeelde printer).” Als u Windows XP gebruikt, selecteert u Browse for a printer (Een printer zoeken) en klikt u op Next (Volgende). 5. Klik op het pictogram van de computer of server die op de gedeelde printer is aangesloten, en op de naam van de gedeelde printer. Klik vervolgens op Next (Volgende).
Opmerking: ❏ De naam van de gedeelde printer wordt mogelijk gewijzigd door de computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer. U kunt contact op met de netwerkbeheerder om de naam van de gedeelde printer te controleren. ❏ Als het printerstuurprogramma vooraf is geïnstalleerd op de client, dient u het nieuwe of het huidige printerstuurprogramma te selecteren. Wanneer u wordt gevraagd het printerstuurprogramma te selecteren, selecteert u het printerstuurprogramma in het bericht.
Onder Windows NT 4.0 Voer de volgende stappen uit om Windows 4.0-clients in te stellen. U kunt het printerstuurprogramma van de gedeelde printer installeren als u een Hoofdgebruiker bent of hogere toegangsrechten hebt, zelfs als u geen beheerder bent. 1. Klik op Start, wijs Settings (Instellingen) aan en klik op Printers. 2. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen). 3. Selecteer Network printer server (Netwerkprinterserver) en klik op Next (Volgende). 4.
Opmerking: ❏ U kunt ook “\\(de naam van de computer die lokaal is aangesloten op de gedeelde printer )\(de naam van de gedeelde printer)” typen in het netwerkpad of de wachtrijnaam. ❏ De naam van de gedeelde printer wordt mogelijk gewijzigd door de computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer. U kunt contact op met de netwerkbeheerder om de naam van de gedeelde printer te controleren.
Het printerstuurprogramma installeren vanaf de cd-rom In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het printerstuurprogramma kunt installeren op de clients wanneer op de computers voor de server en de clients verschillende besturingssystemen zijn geïnstalleerd. De schermafbeeldingen op de volgende pagina kunnen afwijken naar gelang van de versie van het Windows-besturingssysteem. Opmerking: ❏ Wanneer u het printerstuurprogramma installeert op Windows XP-, 2000- of Windows NT 4.
Als de stuurprogramma's worden geïnstalleerd onder Windows XP of 2000, wordt mogelijk het bericht “Digital Signature is not found.” (Kan digitale handtekening niet vinden) weergegeven. Klik op Yes (Ja) (Windows 2000) of Continue Anyway (Toch doorgaan) (Windows XP) en ga door met de installatie. De mapnaam is afhankelijk van het besturingssysteem dat wordt gebruikt. Besturingssysteem client Mapnaam Windows 98 \\WIN98 Windows Me \\WINME Windows XP, 2000 \\WIN2000 Windows NT 4.
Afdrukken annuleren Als de afdrukken niet aan uw verwachtingen voldoen en onjuiste of vreemde tekens of afbeeldingen bevatten, dient u het afdrukken wellicht te annuleren. Als het printerpictogram wordt weergegeven op de taakbalk, volgt u de onderstaande instructies om het afdrukken te annuleren. 1. Dubbelklik op het printerpictogram op de taakbalk en klik op Purge Print Documents (Afdrukdocumenten verwijderen) in het menu Printer. 2.
De printersoftware verwijderen Als u het printerstuurprogramma opnieuw wilt installeren of als u een upgrade voor de printersoftware wilt uitvoeren, dient u het geïnstalleerde printerstuurprogramma te verwijderen. Het printerstuurprogramma en EPSON Status Monitor 3 verwijderen 1. Sluit alle toepassingen af. 2. Klik op Start, wijs Settings (Instellingen) aan en klik op Control Panel (Configuratiescherm). 3. Dubbelklik op het pictogram Add/Remove Programs (Software).
4. Selecteer EPSON Printer Software (EPSON-printersoftware) en klik op Add/Remove (Toevoegen/Verwijderen). 1 2 Opmerking: Wanneer u de computer met Windows XP of Windows 2000 gebruikt, klikt u op Change (Wijzigen) of Remove Programs (Programma's verwijderen); vervolgens selecteert u de EPSON Printer Software (EPSON-printersoftware) en u klikt op Change/Remove (Wijzigen/Verwijderen).
5. Klik op het tabblad Printer Model (Printermodel), selecteer het pictogram van de printer die u wilt verwijderen en klik op OK. 6. Als u gecontroleerde printers wilt verwijderen, klikt u op Yes (Ja) in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Opmerking: U kunt alleen het hulpprogramma Gecontroleerde printers van EPSON Status Monitor 3 verwijderen. Nadat u het hulpprogramma hebt verwijderd, kunt u de instelling van gecontroleerde printers niet meer wijzigen vanuit EPSON Status Monitor 3. 7.
Voer de onderstaande stappen uit om het stuurprogramma van het USB-apparaat te verwijderen. Opmerking: ❏ Verwijder het printerstuurprogramma voordat u het stuurprogramma van het USB-apparaat verwijdert. ❏ Nadat u het stuurprogramma van het USB-apparaat hebt verwijderd, hebt u geen toegang meer tot de andere Epson-printers die zijn aangesloten via een USB-interfacekabel. 1. Volg stap 1 - 3 van “De printersoftware verwijderen”. 2.
Opmerking: ❏ EPSON USB Printer Devices (EPSON USB-afdrukapparaten) wordt alleen weergegeven als de printer is aangesloten op computers met Windows Me of 98 via een USB-interfacekabel. ❏ Als het stuurprogramma van het USB-apparaat niet correct is geïnstalleerd, wordt EPSON USB Printer Devices (EPSON USB-afdrukapparaten) mogelijk niet weergegeven. Volg deze stappen om het bestand “Epusbun.exe” op de cd-rom uit te voeren. 1. Plaats de cd-rom in het cd-romstation van uw computer. 2. Ga naar het cd-romstation.
Bedieningspaneel Het bedieningspaneel gebruiken U kunt eenvoudige afdrukbewerkingen, zoals regeldoorvoer, formulierdoorvoer, papier laden en uitwerpen, en lettertypen selecteren, uitvoeren met de knoppen op het bedieningspaneel. De lampjes op het bedieningspaneel geven de printerstatus aan. Knoppen en lampjes op het bedieningspaneel 1 6 7 2 3 4 5 1. Tear Off (Font)-lampjes (Afscheuren (Lettertype))* Knipperen als kettingpapier in de afscheurpositie staat.
3. LF/FF-knop** ❏ Voert papier regel voor regel door indien de knop wordt ingedrukt en losgelaten. ❏ Werpt één vel uit of voert kettingpapier door naar de bovenkant van het eerstvolgende formulier indien de knop ingedrukt wordt gehouden. 4. Load/Eject-knop (Laden/Uitwerpen)** ❏ Laadt één vel papier. ❏ Werpt één vel papier uit als een vel papier is geladen. ❏ Laadt kettingpapier vanuit de stand-bypositie. ❏ Voert kettingpapier terug naar de stand-bypositie. 5.
* Lettertypeselectie: In de Micro Adjust-modus (Nauwkeurig aanpassen) kunt u het lettertype selecteren dat u wilt gebruiken door te drukken op de knop Tear Off (Font) (Afscheuren (Lettertype)). De Tear Off (Font)-lampjes (Afscheuren (Lettertype)) branden, knipperen of gaan uit om het geselecteerde lettertype aan te geven.
❏ Met de knop Tear Off (Font) (Afscheuren (Lettertype)) kunt u de lettertypen OCR-B, Orator, Orator-S, Script C, Roman T en Sans Serif H niet rechtstreeks selecteren. Als u een van deze lettertypen wilt selecteren, moet u eerst de modus Default Setting (Standaardinstelling) gebruiken om aan te geven dat u een 'overig' lettertype wilt selecteren en vervolgens Other (Overige) selecteren met de knop Tear Off (Font) (Afscheuren (Lettertype)).
De standaardinstellingen van de printer De standaardinstellingen bepalen een groot aantal printerfuncties. Hoewel u deze functies vaak kunt instellen via de software of het printerstuurprogramma, moet u een standaardinstelling soms wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, waarbij u de modus Default Setting (Standaardinstelling) gebruikt. In de volgende tabel worden de standaardinstellingen en de opties beschreven die u kunt selecteren in de modus Default Setting.
Instellingen Opties I/F-mode (I/F-modus) Auto, Parallel, Serial (Serieel) USB Auto I/F wait time (Automatische I/F-wachttijd) 10 seconden, 30 seconden Baud rate (Baudrate) 19200, 9600, 4800, 2400, 1200, 600, 300 BPS Parity (Pariteit) None (Geen), Odd (Oneven), Even, Ignore (Negeren) Data length (Gegevenslengte) 8 bit, 7 bit Parallel I/F bidirectional mode (Parallelle bidirectionele I/F-modus) On (Aan), Off (Uit) Packet mode (Pakketmodus) Auto, Off (Uit) Character table (Tekentabel)* Standaa
Instellingen Opties Auto CR (IBM 2390 Plus)** On (Aan), Off (Uit) A.G.M. (IBM 2390 Plus)** On (Aan), Off (Uit) Manual feed wait time (Wachttijd voor handmatige invoer) 1 seconde, 1,5 seconde 2 seconden, 3 seconden Buzzer (Pieptoon) On (Aan), Off (Uit) Roll paper (Papierrol) On (Aan), Off (Uit) * De beschikbare opties hangen af van het land van aankoop. ** Deze instellingen zijn alleen van kracht als IBM 2390 Plus-emulatie is geselecteerd.
Auto tear off (Automatisch afscheuren) Als automatisch afscheuren is ingeschakeld en u kettingpapier met de push-tractor gebruikt, voert de printer de papierperforatie automatisch door naar de afscheurpositie, zodat u afgedrukte pagina's gemakkelijk kunt afscheuren.
Software Als u ESC/P2 selecteert, werkt de printer in de EPSON ESC/P 2-modus. Als u IBM 2390 Plus selecteert, emuleert de printer een IBM-printer. 0 slash (0 met schuine streep) Het nulteken bevat een schuine streep (0) als deze functie is ingeschakeld. De nul heeft geen schuine streep (0) als deze functie is uitgeschakeld. Dankzij de schuine streep kunt u gemakkelijker onderscheid maken tussen de hoofdletter O en een nul.
Baud rate (Baudrate) Gebruik deze optie om de gegevensoverdrachtssnelheid (baudrate) voor de seriële interface in te stellen. De baudrate wordt gemeten in bits per seconde (bps). Raadpleeg de computerhandleiding en softwaredocumentatie voor de juiste instelling. Parity (Pariteit) Als deze optie is ingesteld op None (Geen), is pariteitscontrole uitgeschakeld. Als het pariteitsbit wordt gebruikt, biedt dit een eenvoudige vorm van foutdetectie.
International character set for Italic table (Internationale tekenset voor Italic-tabel) U kunt kiezen uit diverse internationale tekensets voor de Italic-tekentabel. Elke tekenset bevat acht tekens die afhangen van het land of de taal, zodat u de Italic-tabel kunt aanpassen aan uw afdrukwensen. Pitch (Tekenafstand) U hebt de keuze uit zes instellingen voor de tekenafstand. Font (Lettertype) U hebt de keuze uit zes lettertypen in de modus Default Setting (Standaardinstelling).
Manual feed wait time (Wachttijd voor handmatige invoer) Deze optie stelt de wachttijd in tussen het moment dat het papier in de papiergeleider wordt ingevoerd en het moment dat het wordt doorgevoerd. Als het papier wordt doorgevoerd voordat u de positie naar wens hebt aangepast, kunt u de wachttijd verlengen. Buzzer (Pieptoon) De printer geeft een pieptoon weer als er een fout optreedt. (Zie “De foutindicatoren gebruiken” voor meer informatie over printerfouten.
1. Zorg dat het papier is geladen en dat de printer uitstaat. c Let op: Nadat u de printer hebt uitgezet, dient u altijd minstens vijf seconden te wachten voordat u de printer weer aanzet. Als u dit niet doet, kan de printer beschadigd raken. 2. Zet de printer aan terwijl u de knop Tear Off (Font) (Afscheuren (Lettertype)) ingedrukt houdt. De modus Default Setting (Standaardinstelling) wordt ingeschakeld en de instructies voor taalselectie (één pagina) worden afgedrukt. 3.
Probleemoplossing De foutindicatoren gebruiken U kunt een groot aantal algemene printerproblemen herkennen aan de lampjes op het bedieningspaneel. Als de printer niet meer werkt en één of meerdere lampjes op het bedieningspaneel branden of knipperen, of er klinkt een pieptoon, gebruik dan de onderstaande tabel om het probleem vast te stellen en op te lossen. Als u het probleem niet kunt verhelpen met de informatie in deze tabel, gaat u verder met het volgende gedeelte.
Lampje op paneel status Patroon pieptoon Probleem n Paper Out (Geen papier) n Pause (Onderbreken) ••• De geselecteerde papierbron is leeg. Oplossing Laad papier in de printer. Druk indien nodig op de knop Pause (Onderbreken) om het pauzelampje uit te zetten. ••• Het papier is niet correct geladen. Verwijder het papier en laad het opnieuw. Zie “Afdrukken op kettingpapier” voor instructies voor het laden van papier. Druk indien nodig op de knop Pause (Onderbreken) om het pauzelampje uit te zetten.
Lampje op paneel status Patroon pieptoon Probleem f Pause (Onderbreken) – De printerkop is oververhit. f Alle lampjes op het bedieningspaneel ••••• Oplossing Wacht een paar minuten. Zodra de printerkop is afgekoeld, wordt het afdrukken automatisch hervat. Er is een onbekende fout opgetreden. Zet de printer uit en laat deze een paar minuten uit staan. Zet de printer vervolgens weer aan. Als het probleem hiermee niet verholpen is, neemt u contact op met de dealer.
Problemen en oplossingen Het merendeel van de problemen die optreden bij het gebruik van de printer, kan gemakkelijk worden opgelost. U kunt de werking van de printer controleren aan de hand van een zelftest. Zie “Een zelftest afdrukken”. Als de zelftest correct wordt uitgevoerd, wordt het probleem waarschijnlijk veroorzaakt door de computer, de software van de toepassing of de interfacekabel. Als de zelftest niet correct wordt uitgevoerd, neemt u contact op met de dealer of een geautoriseerde monteur.
Stroom Printer ontvangt geen stroom De lampjes op het bedieningspaneel gaan niet branden. Oorzaak Te verrichten handeling De voedingskabel is mogelijk niet aangesloten. Ga na of de voedingskabel goed is aangesloten op het stopcontact. Het stopcontact is mogelijk defect. Gebruik een ander stopcontact als het stopcontact wordt in- of uitgeschakeld via een externe schakelaar of een automatische timer.
De lampjes branden even en gaan dan weer uit. De lampjes blijven uit, zelfs als de stroom weer wordt ingeschakeld. Oorzaak Te verrichten handeling De nominale spanning van de printer en het stopcontact komen mogelijk niet met elkaar overeen. Controleer of de nominale spanning van de printer overeenkomt met die van het stopcontact. Als deze niet overeenkomen, haalt u de stekker uit het stopcontact en neemt u direct contact op met de dealer. Sluit de voedingskabel niet weer aan op een stopcontact.
Afdrukken De printer drukt niet af Het lampje PAUSE (Onderbreken) is uit, maar er wordt niets afgedrukt. Oorzaak Te verrichten handeling De software is mogelijk niet goed geïnstalleerd. Ga na of de software goed op de printer is geïnstalleerd (zie Begin hier). Controleer de printerinstellingen van de software. De interfacekabel voldoet mogelijk niet aan de specificaties van de printer of de computer. Controleer beide uiteinden van de interfacekabel.
Er is een vreemd geluid hoorbaar vanuit de printer, er klinken vijf pieptonen en de printer stopt plotseling. Oorzaak Te verrichten handeling Het papier of het lint zijn mogelijk vastgelopen. Zet de printer uit en controleer of het papier of het lint is vastgelopen, of of er andere problemen zijn. De printer is mogelijk oververhit. Laat de printer afkoelen. Probeer vervolgens nogmaals af te drukken. Als de printer nog steeds niet correct afdrukt, neemt u contact op met de dealer.
De afdruk is vaag of onregelmatig. Delen van de onderkant van afgedrukte tekens ontbreken. Oorzaak Te verrichten handeling De lintcassette is mogelijk niet Zie “De lintcassette vervangen”. goed geïnstalleerd. De afdruk is vaag. Oorzaak Te verrichten handeling Het lint is wellicht versleten. Vervang de lintcassette aan de hand van de instructies in “De lintcassette vervangen”. Punten ontbreken in afgedrukte tekens of afbeeldingen Een regel met punten ontbreekt in de afdruk.
De afgedrukte tekens zijn niet naar verwachting. De tekststijl of tekens die u met uw software hebt verzonden, zijn niet afgedrukt. Oorzaak Te verrichten handeling De software is mogelijk niet goed geconfigureerd. Ga na of de software goed is geconfigureerd voor de printer. Het lettertype dat is geselecteerd op het bedieningspaneel wordt niet afgedrukt. Oorzaak Te verrichten handeling De software overschrijft mogelijk de instelling op het bedieningspaneel.
De paginalengte komt niet overeen met de lengte van het papier. Oorzaak Te verrichten handeling De instellingen voor de paginalengte in de toepassingssoftware zijn mogelijk onjuist. Controleer de paginalengte die in de toepassingssoftware is ingesteld en pas deze indien nodig aan. De paginalengte-instelling voor de tractor op de printer komt mogelijk niet overeen met die voor het kettingpapier dat u gebruikt. Controleer de paginalengte voor kettingpapier in de standaardinstellingen van de printer.
Papierverwerking Losse vellen worden niet goed ingevoerd Er wordt geen papier ingevoerd. Oorzaak Te verrichten handeling Er is mogelijk kettingpapier achtergebleven in de printer. Verwijder het kettingpapier. Zet de hendel daarna in de positie voor losse vellen. Plaats een nieuw vel papier. Verplaats het papier (en de Het papier voor de randgeleiders) iets naar links papiergeleider is te ver naar links of naar rechts geplaatst, of naar rechts. waardoor de printer het papier niet kan detecteren.
Kettingpapier wordt niet goed ingevoerd Het papier wordt niet ingevoerd door de tractor. Oorzaak Te verrichten handeling De papierontgrendelingshendel Controleer of de staat mogelijk in de verkeerde papierontgrendelingshendel naar positie. voren is getrokken in de positie voor kettingpapier. Als dit niet het geval is, zet u de printer uit en vervolgens weer aan. Het papier is mogelijk losgeraakt van de tractor. Plaats het papier weer goed in de tractor. Het papier wordt scheef ingevoerd of loopt vast.
U gebruikt mogelijk papier van Zorg ervoor dat het formaat en de een verkeerd formaat of met een dikte van het papier voldoen aan verkeerde dikte. de specificaties. Zie “Papier” voor informatie over de specificaties voor kettingpapier. Wanneer u meervoudige formulieren met krimp aan de zijkant gebruikt, vallen de afdrukken mogelijk niet samen met het origineel. Stel de papiergeleider iets hoger in om de afdrukpositie nauwkeurig te houden. Het papier wordt niet goed uitgeworpen.
Opties Het papier niet goed ingevoerd als u de invoer voor losse vellen gebruikt. Er wordt geen papier ingevoerd. Oorzaak Te verrichten handeling De invoer voor losse vellen is Installeer de invoer opnieuw aan mogelijk niet goed op de printer de hand van de instructies onder geïnstalleerd. “Invoer voor losse vellen”. De papierontgrendelingshendel Controleer of de staat mogelijk in de verkeerde papierontgrendelingshendel naar positie. achteren is gedrukt in de positie voor losse vellen.
Er worden twee of meer vellen tegelijk ingevoerd. Oorzaak Te verrichten handeling U hebt mogelijk te veel vellen papier geplaatst in de invoer. Verwijder wat vellen papier. Zie “Papier” voor informatie over de soort en de hoeveelheid papier die kan worden geplaatst met de invoer voor lossen vellen. U hebt wellicht de stapel papier Verwijder het papier en waaier het uit. niet uitgewaaierd voordat u deze in de invoer hebt geplaatst. Het papier wordt scheef ingevoerd.
De inhoud van één pagina wordt op twee pagina's afgedrukt. Oorzaak Te verrichten handeling De instellingen van de toepassingssoftware zijn mogelijk onjuist. Controleer of de instelling voor de paginalengte en het aantal regels per pagina in de toepassingssoftware juist is. Er kan niet goed worden overgeschakeld van de invoer voor lossen vellen naar de push-tractor en vice versa De gewenste papiersoort wordt niet ingevoerd.
Wanneer de pull-tractor wordt gebruikt met de push-tractor, wordt kettingpapier niet goed ingevoerd. Het papier wordt scheef ingevoerd of loopt vast. Oorzaak Te verrichten handeling De geleiders voor de Wanneer u beide tractors gebruikt, dient pull-tractor en de push-tractor u te controleren dat de geleiders voor zijn niet goed uitgelijnd. beide correct zijn geplaatst. Het papier heeft mogelijk te veel speling.
De upgradekit voor kleur is geïnstalleerd, maar de printer werkt niet goed. De lampjes op het bedieningspaneel gaan niet branden. Oorzaak Te verrichten handeling De motor in de upgradekit voor kleur is mogelijk niet goed geïnstalleerd. Volg de instructies onder “Kleurupgradekit”. De gewenste kleur of bepaalde tekens worden niet afgedrukt. Oorzaak Te verrichten handeling De toepassingssoftware is mogelijk niet goed ingesteld voor afdrukken in kleur.
Problemen met de USB-aansluiting verhelpen Lees dit gedeelte als u problemen ondervindt bij het gebruik van de printer met een USB-aansluiting. Zorg ervoor dat u een model computer gebruikt waarop Windows XP, Me, 98 of 2000 vooraf is geïnstalleerd Uw computer dient een model te zijn waarop Windows XP, Me, 98 of 2000 vooraf is geïnstalleerd.
3. Klik op het tabblad Device Manager (Apparaatbeheer). Als de stuurprogramma's goed zijn geïnstalleerd, wordt EPSON USB Printer Devices (EPSON USB-afdrukapparaten) weergegeven in het menu Device Manager (Apparaatbeheer). Als EPSON USB Printer Devices (EPSON USB-afdrukapparaten) niet wordt weergegeven in het menu Device Manager (Apparaatbeheer), klikt u op het plusteken (+) naast Other devices (Overige apparaten) om de geïnstalleerde apparaten weer te geven.
Als USB Printer (USB-printer) wordt weergegeven onder Other devices (Overige apparaten), is het USB-printerstuurprogramma niet goed geïnstalleerd. Als EPSON LQ-300+II wordt weergegeven, is het printerstuurprogramma niet goed geïnstalleerd. Als USB Printer (USB-printer) of EPSON LQ-300+II niet wordt weergegeven onder Other devices (Overige apparaten), klikt u op Refresh (Vernieuwen) of koppelt u de USB-kabel los van de printer en sluit u de kabel weer aan op de printer. 4.
5. Als het onderstaande dialoogvenster wordt weergegeven, klikt u op OK. Klik vervolgens nogmaals op OK om het dialoogvenster System Properties (Systeemeigenschappen) te sluiten. 6. Zet de printer uit en start de computer opnieuw op. Installeer vervolgens de stuurprogramma's opnieuw aan de hand van de instructies in Begin hier.
Een zelftest afdrukken Door de zelftest van de printer uit te voeren, kunt u vaststellen of het probleem door de printer of de computer wordt veroorzaakt: ❏ Als de resultaten van de zelftest naar behoren zijn, werkt de printer correct en ligt de oorzaak van het probleem mogelijk in de instellingen van het printerstuurprogramma, de instellingen van de toepassing, de computer of de interfacekabel. (Zorg ervoor dat u een afgeschermde interfacekabel gebruikt.
2. Voer de zelftest uit door op de knop LF/FF of Load/Eject (Laden/Uitwerpen) te drukken en deze ingedrukt te houden. Met de knop LF/FF wordt de zelftest afgedrukt in concepttekens en met de knop Load/Eject (Laden/Uitwerpen) wordt de zelftest afgedrukt in LQ-tekens. 3. Als u losse vellen gebruikt, plaatst u papier in de printer. Na een paar seconden wordt het papier automatisch ingevoerd en wordt de zelftest afgedrukt. Er wordt een reeks tekens afgedrukt.
Contact opnemen met de klantenondersteuning Als uw Epson-product niet correct werkt en u het probleem niet kunt oplossen met behulp van de informatie voor probleemoplossing in de productdocumentatie, kunt u voor hulp contact opnemen met de klantenondersteuning. Raadpleeg het Europese garantiedocument voor informatie over hoe u contact opneemt met de klantenondersteuning van EPSON.
Website van de technische ondersteuning Ga naar http://www.epson.com en selecteer het ondersteuningsgedeelte van uw landelijke EPSON-website voor de nieuwste stuurprogramma's, FAQ's, handleidingen en andere downloadbestanden. De website voor technische ondersteuning van Epson biedt hulp bij problemen die u niet kunt oplossen met behulp van de informatie over probleemoplossing in de productdocumentatie.
Opties en verbruiksmateriaal Opties installeren en gebruiken Invoer voor losse vellen De optionele invoer voor losse vellen (C80637✽) kan 50 vellen standaardpapier (82 g/m²) bevatten. Voer de onderstaande stappen uit om de invoer voor losse vellen te installeren. 1. Zorg dat de printer uitstaat. Verwijder de papiergeleider en open de afdekking van de papiergeleider. 2. Als de tractor in de pull-tractorpositie is geïnstalleerd, verwijdert u deze en plaats u de tractor opnieuw in de push-tractorpositie. 3.
4. Houd de invoer voor losse vellen met beide handen vast en druk op de veerhendels. Plaats de inkepingen in de invoer voor losse vellen op de bevestigingspalletjes van de printer. Zodra u de veerhendels loslaat, wordt de invoer voor losse vellen op zijn plaats vergrendeld. * * veerhendel 5. Verschuif de linkerpapiergeleider zodanig dat deze is uitgelijnd met het driehoekje. Verschuif vervolgens de rechterpapiergeleider ongeveer naar de breedte van het gebruikte papier.
6. Trek de papierklemmen helemaal naar voren totdat de papiergeleiders worden ingetrokken en opengaan, zodat het papier kan worden geladen. 7. Pak een stapeltje papier en waaier het uit. Tik met de zijkant en de onderkant van het papier op een plat oppervlak, zodat de vellen gelijk liggen. c Let op: Gebruik geen enveloppen, meervoudige formulieren, carbonpapier of etiketten in de invoer voor losse vellen. 8. Leg maximaal 50 vellen papier langs de linkerpapiergeleider. 9.
12. Bevestig de papiergeleider aan de invoer voor losse vellen zoals hieronder wordt aangegeven. b a a. Bovenaanzicht b. Ontgrendelingslipje 13. Verschuif de linkerrandgeleider naar het midden totdat deze stopt bij de geleidemarkering. Verschuif vervolgens de rechterrandgeleider ongeveer naar de breedte van het gebruikte papier. Opmerking: ❏ Als u de papiergeleider uit de invoer voor losse vellen wilt verwijderen, drukt u op beide ontgrendelingslipjes en trekt u de papiergeleider eruit.
U kunt eenvoudig schakelen tussen het gebruik van kettingpapier en de invoer voor losse vellen. Zie “Weer overschakelen op losse vellen” voor meer informatie. Opmerking: Wanneer u meerdere pagina's kettingpapier afdrukt, vouwt u de eerste afgedrukte pagina naar voren op de perforatie nadat de perforatie onder het printerdeksel tevoorschijn komt. Zo kan de printer de afgedrukte pagina's beter doorvoeren en wordt voorkomen dat het papier vastloopt.
5. Open de afdekkingen van de geleiders. Plaats de gaatjes in het papier over de tractorpinnen van de geleiders en pas de geleiders zo nodig aan. (Zie “Afdrukken op kettingpapier”.) Sluit de afdekkingen van de geleiders. 6. Als het papier tussen de push- en pull-tractor niet strak staat, drukt u de papierinvoerknop aan de rechterzijde van de pull-tractor in en draait u eraan om het papier strak te trekken. 7. Zorg dat het papier niet scheef staat of gekreukeld is en vergrendel de geleiders. 8.
Papierrolhouder Dankzij de optionele papierrolhouder (#8310) kunt u uw printer gebruiken met een papierrol van 216 mm, zoals die voor telexen wordt gebruikt. Deze optie is niet in alle landen beschikbaar. Voer de onderstaande stappen uit om de papierrolhouder te installeren en te gebruiken. 1. Zet de printer uit en verwijder de papiergeleider. 2. Plaats de papierrolhouder onder de printer, zoals hieronder wordt aangegeven.
4. Snijd de invoerrand van de papierrol recht af. Schuif de schacht van de papierrolhouder door het midden van de papierrol. 5. Plaats de schacht en de papierrol op de papierrolhouder. Plaats de rol zodanig dat het papier wordt ingevoerd vanaf de onderzijde van de rol. Zet vervolgens de printer aan. 6. Leid de invoerrand van het papier over de papierbaangeleider voor losse vellen en plaats het papier in de printerbaan voor losse vellen totdat u weerstand voelt. 7. Plaats de papiergeleider.
Kleurupgradekit De optionele kleurupgradekit (C83211✽) bestaat uit een kleurenlintcassette en een motor. Voer de volgende stappen uit om de kit te installeren: 1. Zet de printer uit en verwijder het printerdeksel en de papierspanningseenheid. Schuif het klepje over de aansluitingen van de printer opzij en trek het eruit, zoals hieronder wordt aangegeven. 2. Plaats de motor in de rechterhoek van de printer, waarbij het aandrijfmechanisme naar het midden van de printer is gericht.
3. Plaats de stekker van de motor in de aansluiting op de printer. 4. Schuif de printerkop naar het midden van de printer en schuif het plastic gedeelte van het kleurenlint naar het midden van de cassette. 5. Draai de lintaandraaiknop in de richting van de pijl om het lint strak te trekken.
6. Plaats de lintcassette in de printer zoals wordt aangegeven en druk beide zijden van de cassette stevig aan, zodat de plastic haakjes in de openingen in de printer vallen. 7. Zet de printer aan terwijl u de knoppen Load/Eject en Pause ingedrukt houdt. De printer drukt instructies af over hoe u de afdrukpositie aanpast. 8. Volg de afgedrukte instructies om de afdrukpositie aan te passen.
9. Zet de printer uit nadat u de afdrukpositie hebt aangepast. Opmerking: Wanneer u afdrukt met het kleurenlint, neemt de afdruksnelheid af. Als u wilt overschakelen naar het zwarte lint, verwijdert u het kleurenlint zoals wordt aangegeven in de handleiding van de optionele kleurupgradekit en installeert u het zwarte lint zoals wordt beschreven in “De lintcassette vervangen”. U hoeft de motor niet te verwijderen.
De lintcassette vervangen Originele EPSON-lintcassette Wanneer de afdrukken vaag zijn, moet u de lintcassette vervangen. Originele EPSON-lintcassettes zijn ontworpen en geproduceerd voor een correcte werking met uw EPSON-printer. Ze zorgen voor een juiste werking en een lange gebruiksduur van de printerkop en andere printeronderdelen. Andere producten die niet zijn gemaakt door EPSON, kunnen uw printer schade toebrengen die niet door de garantie van EPSON wordt gedekt.
2. Zet het printerdeksel rechtop en trek het omhoog om het te verwijderen. 3. Controleer of de printerkop zich in het midden van de printer bevindt. (Als dit niet het geval is, zet u de printer aan en weer uit.) Haal vervolgens de nieuwe lintcassette uit de printer. 4. Haal de nieuwe lintcassette uit de verpakking.
5. Draai de lintaandraaiknop in de richting van de pijl om het lint strak te trekken, zodat dit gemakkelijker kan worden geïnstalleerd. 6. Plaats de lintcassette in de printer zoals wordt aangegeven en druk beide zijden van de cassette stevig aan, zodat de plastic haakjes in de openingen in de printer vallen.
7. Gebruik een puntig voorwerp, zoals een balpen, om het lint tussen de printerkop en de lintgeleider te leiden. 8. Draai de lintaandraaiknop in de richting van de pijl om het lint correct in te voeren; het lint mag niet gedraaid of gevouwen zijn. 9. Plaats de papierspanningseenheid terug. 10. Plaats het printerdeksel terug en sluit dit.
Productinformatie Printeronderdelen b a c h d g e f a. randgeleiders b. papiersteunen c. papiergeleider d. papierontgrendelingshendel e. draaiknop f. bedieningspaneel g. printerdeksel h.
b c a d e j i h g f a. seriële interface b. lintcassette c. papierdiktehendel d. papierspanningseenheid e. aan-/uitschakelaar f. voedingskabel g. USB-kabelhouder h. tractor i. USB-interface j.
Printerspecificaties Mechanisch Afdrukmethode: 24-pins impact-dot-matrixprinter Afdruksnelheid Snel concept 300 cps bij 10 cpi Concept 225 cps bij 10 cpi 270 cps bij 12 cpi 337 cps bij 15 cpi Concept versmald 192 cps bij 17 cpi 225 cps bij 20 cpi 142 LQ 75 cps bij 10 cpi 90 cps bij 12 cpi 112 cps bij 15 cpi LQ versmald 128 cps bij 17 cpi 150 cps bij 20 cpi Afdrukrichting: Bidirectioneel met logisch zoeken voor het afdrukken van tekst en afbeeldingen.
Invoermethode: Frictie-invoer (papierinvoer aan achterzijde) Invoer via push-tractor (papierinvoer aan achterzijde) Invoer via push- en pull-tractor (papierinvoer aan achterzijde) Invoer via pull-tractor (papierinvoer aan achter- of onderzijde) Invoer: Push-tractor - achterzijde Invoer losse vellen (optioneel) Pull-tractoreenheid (optioneel) Papierrolhouder (optioneel) Papierinvoersnelheid:Continu Kleurenafdrukken (optioneel) Levensduur: 92 mm/seconde (3,6 inch/seconde) Met interval 53 msec/regel b
Afmetingen en gewicht: Hoogte 159 mm (6,26 inch) Breedte 366 mm (14,4 inch) Diepte 275 mm (10,8 inch) (zonder de draaiknop, papierontgrendelingsh endel enz.
Elektronisch Interfaces: Eén standaard bidirectionele, 8-bits parallelle interface met ondersteuning voor IEEE-1284-Nibble-modus, één EIA-232D seriële interface en één USB-interface (versie 1.
Tekentabellen: Eén Italic en 12 grafische tekentabellen: Italic tekentabel, PC 437 (US, Standard Europe), PC 850 (Multilingual), PC 860 (Portuguese), PC 861 (Icelandic), PC 865 (Nordic), PC 863 (French-Canadian), BRASCII, Abicomp, ISO Latin 1, Roman 8, PC 858, ISO 8859-15 De volgende 27 grafische tekentabellen zijn ook in bepaalde landen beschikbaar: PC 437 Greek, PC 852 (Eastern Europe), PC 853 (Turkish), PC 855 (Cyrillic), PC 857 (Turkish), PC 866 (Russian), PC 864 (Arabic), PC 869 (Greek), MAZOWIA (Pola
Elektrisch 120 V-model Ingangsstroom 220 - 240 V-model 99 - 132 V Nominale frequentie 198 - 264 V 50 - 60 Hz Ingangsfrequentie 49,5 - 60,5 Hz Maximale stroomsterkte 0,6 A (maximaal 1,4 A afhankelijk van het tekentype) 0,3 A (maximaal 0,7 A afhankelijk van het tekentype) Stroomverbruik Circa 20 W (ISO/IEC 10561-letterpatroon) Opmerking: Het voltage van de printer staat aangegeven op het etiket op de achterkant van de printer.
Papier Opmerking: ❏ Gebruik kringlooppapier, -enveloppen, -etiketten en losbladige meervoudige formulieren alleen bij een normale temperatuur en luchtvochtigheid, binnen de volgende grenzen: Temperatuur: 15 - 25 °C (59 - 77 °F) Luchtvochtigheid: 30 - 60% RH ❏ Laad geen gevouwen, beschadigd, gekreukeld of omgekruld papier.
Losbladige meervoudige formulieren: invoer papiergeleider Breedte 100 - 257 mm (3,9 - 10,1 inch) Lengte 100 - 364 mm (3,9 - 14,3 inch) Kopieën 1 origineel + maximaal 3 kopieën Dikte 0,12 - 0,32 mm (0,0047 - 0,013 inch) Gewicht 40 - 58 g/m² (12 - 15 lb) Inbinding Lijmrand aan bovenkant of één zijkant van formulier Enveloppen: invoer papiergeleider Formaat Nr. 6 165 × 92 mm (6,5 × 3,6 inch) Nr.
Etiketten: invoer onderzijde Etiketformaat minimaal 23,8 × 63,5 mm (15/16 × 2,5 inch) minimale radius 2,5 mm (0,1 inch) Breedte achterblad 101,6 - 254 mm (4,0 - 10,0 inch) Lengte achterblad 101,6 - 558.
Afdrukbaar gebied Losse vellen en enveloppen: A De minimale bovenmarge is 4,2 mm (0,17 inch). B De minimale linker- en rechtermarge is 3,0 mm (0,12 inch) per marge. Bij losse vellen is de maximale papierbreedte 257 mm (10,1 inch) en de maximaal afdrukbare breedte is 203,2 mm (8,0 inch). Bij losse vellen die breder zijn dan 209,2 mm (8,23 inch), neemt de grootte van de zijmarges evenredig met de breedte van het papier toe. C De minimale ondermarge is 4,2 mm (0,17 inch).
Kettingpapier A De minimale marge boven en onder de perforatie is 4,2 mm (0,17 inch) per marge. B De minimale linker- en rechtermarge is 13 mm (0,51 inch) per marge. De maximale papierbreedte is 254 mm (10,0 inch) en de maximaal afdrukbare breedte is 203,2 mm (8,0 inch). Bij kettingpapier dat breder is dan 229,2 mm (9,0 inch), neemt de grootte van de zijmarges evenredig met de breedte van het papier toe.
Papierrol: A De minimale bovenmarge is 4,2 mm (0,17 inch). B De minimale linkermarge is 3,0 mm (0,12 inch). De minimale rechtermarge is 3,0 mm (0,12 inch). De maximaal afdrukbare breedte is 203,2 mm (8,0 inch).
Papieruitlijning Afdrukken begint bij “0” op de schaal. Het niet-afdrukbare gebied ligt links van de “0.
Opdrachtenlijsten Uw printer biedt ondersteuning voor de onderstaande EPSON ESC/P 2-besturingscodes en IBM 2390 Plus-emulatiebesturingscodes. EPSON ESC/P 2-besturingscodes Door een EPSON ESC/P 2-printer te selecteren in uw software, kunt u geavanceerde lettertypen en afbeeldingen gebruiken.
Afstand: ESC Space, ESC c, ESC (U Tekenverwerking: ESC t, ESC (t, ESC R, ESC %, ESC &, ESC :, ESC 6, ESC 7, ESC (^ Bitmap: ESC * Streepjescode: ESC (B IBM 2390 Plus-emulatiebesturingscodes Deze printer emuleert de IBM Proprinter met gebruik van de onderstaande opdrachten. Raadpleeg de IBM 2390 Plus-referentiehandleiding voor meer informatie.
Beweging afdrukpositie: ESC d, ESC R, ESC D, HT, ESC B, VT, ESC J, ESC J (AGM*) Lettertypeselectie: DC2, ESC P, ESC:, ESC E, ESC F, ESC I, ESC [d, ESC [I Lettertypeverbetering: DC4, SO, ESC SO, ESC W, ESC [ @, SI, ESC SI, ESC G, ESC H, ESC T, ESC S, ESC -, ESC _, ESC [Afstand: BS, SP, ESC [\ Tekenverwerking: ESC 6, ESC 7, ESC [T, ESC ^, ESC \ Bitmap: ESC K, ESC L, ESC Y, ESC Z, ESC [g, ESC*(AGM*) Streepjescode: ESC [f, ESC [p Downloaden: Er is geen downloadopdracht beschikbaar.
Standaarden en goedkeuringen Veiligheidsgoedkeuringen 230 V-versie: Veiligheidsstandaarden EN60950 EMC EN55022 klasse B EN61000-3-2 EN61000-3-3 EN55024 AS/NZS CISPR22 klasse B CE-markering 230 V-versie: 158 Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC EN60950 EMC-richtlijn 89/336/EEC EN55022 klasse B EN61000-3-2 EN61000-3-3 EN55024
De printer reinigen U zorgt ervoor dat uw printer het beste blijft werken door deze enkele malen per jaar grondig te reinigen. Voer de volgende stappen uit om de printer te reinigen: 1. Verwijder het papier uit de printer. Zorg dat de printer uitstaat. 2. Verwijder de papiergeleider. Als een pull-tractor of een optionele invoer voor losse vellen is geïnstalleerd, verwijdert u deze. 3. Gebruik een zachte borstel om stof en vuil voorzichtig van de behuizing en papiergeleider te vegen. 4.
De printer vervoeren Als u de printer over enige afstand moet vervoeren, pakt u deze zorgvuldig in de originele doos met het originele verpakkingsmateriaal. Voer de volgende stappen uit om de printer in te pakken in de originele verpakking: w Waarschuwing: ❏ Wanneer u de printer vervoert, tilt u deze niet op aan de USB-kabelhouder omdat deze los kan raken en de printer kan vallen. Houd de linkeronderkant en de rechterkant van de printer goed vast om deze op te tillen.
6. Zorg dat de tractor die bij de printer wordt geleverd in de push-positie staat. 7. Pak de printer, de lintcassette, de USB-kabelhouder en de voedingskabel in de originele verpakking in en plaats ze in de originele doos van de printer.
Woordenlijst afdrukbaar gebied Het gedeelte van een pagina waarop de printer kan afdrukken. Vanwege de marges is dit kleiner dan de fysieke grootte van de pagina. afscheurpositie De positie waarnaar de printer het papier doorvoert als de modus voor automatisch afscheuren is ingeschakeld. Met de Micro Adjust-functie kunt u deze positie aanpassen, zodat de perforatie van het papier samenvalt met de afscheurrand van de printer. ASCII American Standard Code for Information Interchange.
cpi Zie “tekens per inch (cpi)”. dithering Een manier om punten op een pagina te plaatsen om zo een tint of toon te simuleren. dot-matrix Een afdrukmethode waarbij elke letter en elk symbool wordt gevormd door een patroon (matrix) van punten (dots). ESC/P Afkorting van EPSON Standard Code for Printers. Dit is het systeem van opdrachten dat uw computer gebruikt om de printer aan te sturen.
laadpositie De positie waarnaar het papier automatisch wordt geladen. letterkwaliteit (LQ) De afdrukmodus die door de printer wordt gebruikt als een ander lettertype dan Draft is geselecteerd. Afdrukken met lettertypen van letterkwaliteit levert een mooier en beter leesbaar resultaat op bij een lagere afdruksnelheid. Zie ook “concept” en “snel concept”. lettertype Een tekenstijl die wordt aangeduid met een naam, zoals Roman of Sans Serif.
Tear-off (afscheuren) Een knop op het bedieningspaneel die de perforatie van kettingpapier automatisch doorvoert naar de afscheurpositie en het papier vervolgens terugvoert naar de bovenkant van het formulier. tekens per inch (cpi) Een maateenheid voor de grootte van teksttekens. tekentabel Een verzameling letters, cijfers en symbolen die de tekenset vormen die in een bepaalde taal wordt gebruikt. unidirectioneel afdrukken Bij deze afdrukinstelling drukt de printerkop af in slechts één richting.
Index Getallen 0 slash (0 met schuine streep), 92 A A.G.M.
D Data length (Gegevenslengte), 93 De printer reinigen, 159 De printer vervoeren, 160 E Emulatie.
K Kettingpapier afdrukken, 15 specificaties, 149 Klantenondersteuning, 122 Knoppen., 84 L Lampjes.
Parallel I/F (interface) bidirectional mode (Parallelle bidirectionele I/F (interface)-modus), 93 Parity (Pariteit), 93 Pitch (Tekenafstand), 94 Positie bovenkant van formulier aanpassen Micro adjust (Nauwkeurig aanpassen), 26 Printer delen, 62 Printerstuurprogramma instellingen, 53 openen vanuit Windows Me of 98, 42 vanuit Windows XP, 2000 of Windows NT 4.
T Tear-off (Afscheuren) knop, 29 Technische ondersteuning, 122 Tekentabel lijst, 146 U Unidirectioneel (Uni-d) afdrukken.