Operation Manual

Printeronderdelen en bedieningspaneel 7
Nederlands
Knoppen op het bedieningspaneel
*Zie “Overzicht van de instellingen op het bedieningspaneel” op pagina 39 voor meer informatie over de items
van de verschillende menu's.
Opmerking:
Op de knop y Stop/Clear en de aan-uitknop P On na, worden de knoppen op het bedieningspaneel alleen gebruikt wanneer rechtstreeks
vanaf een geheugenkaart wordt afgedrukt.
5. OK4. Afdrukinstellingen3. In-/uitzoomen
1. On
10. Setup
6. Start
9. Terug 8. Bladerknoppen
met vier pijlen
7. Stop/Clear
2. Mode
11. Moduslampjes
Knoppen en lampjes Functie
1
P On Hiermee zet u de printer aan en uit.
2 Mode* Hiermee selecteert u de geheugenkaartmodus of de modus voor speciale afdruktaken.
(Een lampje geeft aan welke modus actief is.)
3 Inzoomen/
Uitzoomen
Hiermee maakt u de foto's groter en kleiner of wijzigt u de weergave van de foto's op het display.
4 Afdrukinstellingen* Hiermee geeft u de afdrukinstellingen weer.
5 OK Hiermee opent u het instelmenu en selecteert u op het display het item dat u wilt instellen.
6
x Start Hiermee begint u met afdrukken op basis van de instellingen die op het display zijn vastgelegd met de
knoppen van het bedieningspaneel.
7
y Stop/Clear Hiermee annuleert u een afdruktaak of wist u instellingen op het display. Wanneer u deze knop drie
seconden of langer ingedrukt houdt, worden alle printerinstellingen gereset.
8 Bladerknoppen met
vier pijlen
Hiermee verplaatst u de cursor over het display. Ook kunt u hiermee de waarden die u wilt invoeren,
verhogen en verlagen.
9 Terug Hiermee keert u op het display terug naar het hoofdscherm.
10
q Setup* Hiermee geeft u de basisinstellingen en onderhoudsopties weer.
11 Moduslampjes Hiermee wordt aangegeven welke modus actief is.