Beheerdershandleiding NPD5761-00 NL
Beheerdershandleiding Inhoudsopgave Inhoudsopgave Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) inschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Een e-mailserver configureren. . . . . . . . . . . . . . . . 31 Instellingen voor de e-mailserver. . . . . . . . . . . . 32 De verbinding met de e-mailserver controleren. . . . 33 Referenties verbindingstest e-mailserver. . . . . . .
Beheerdershandleiding Inhoudsopgave Epson Connect-service gebruiken. . . . . . . . . . . . . . 76 Wi-Fi uitschakelen via Web Config. . . . . . . . . . 102 Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanuit Web Config. . . . . . . . . . . . . . 103 Wi-Fi uitschakelen op het bedieningspaneel. . . .103 Verbinding Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanaf het bedieningspaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 De netwerkinstellingen herstellen op het bedieningspaneel. . . . . . .
Beheerdershandleiding Inhoudsopgave Bijlage Inleiding tot de netwerksoftware. . . . . . . . . . . . . . 120 Epson Device Admin. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 EpsonNet Config. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 EpsonNet Print (alleen Windows). . . . . . . . . . . 121 EpsonNet SetupManager. . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Een IP-adres toewijzen met EpsonNet Config. . . . 121 Een IP-adres toewijzen met batch-instellingen. . 121 Aan elk apparaat een IP-adres toewijzen. . . . . .
Beheerdershandleiding Copyright Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Seiko Epson Corporation. Er wordt geen patentaansprakelijkheid aanvaard met betrekking tot het gebruik van de informatie in deze handleiding.
Beheerdershandleiding Handelsmerken Handelsmerken ❏ EPSON is een gedeponeerd handelsmerk en EPSON EXCEED YOUR VISION of EXCEED YOUR VISION is een handelsmerk van Seiko Epson Corporation. ® ❏ Epson Scan 2 software is based in part on the work of the Independent JPEG Group. ❏ Google Cloud Print, Chrome, Chrome OS, and Android are trademarks of Google Inc. ❏ Microsoft , Windows , Windows Server , and Windows Vista are registered trademarks of Microsoft Corporation.
Beheerdershandleiding Deze handleiding Deze handleiding Tekens en symbolen op: ! Let Aanwijzingen die u zorgvuldig moet opvolgen om letsel te voorkomen. c Belangrijk: Aanwijzingen die u moet opvolgen om schade aan uw apparatuur te voorkomen. Opmerking: Aanwijzingen die handige tips bevatten en beperkingen aangeven voor het gebruik van de printer. Gerelateerde informatie & Wanneer u op dit pictogram klikt, gaat u naar verwante informatie.
Beheerdershandleiding Deze handleiding ❏ Microsoft Windows XP Professional x64 Edition besturingssysteem ® ® ® ® ❏ Microsoft Windows Server 2012 R2 besturingssysteem ® ® ❏ Microsoft Windows Server 2012 besturingssysteem ® ® ❏ Microsoft Windows Server 2008 R2 besturingssysteem ® ® ❏ Microsoft Windows Server 2008 besturingssysteem ® ® ❏ Microsoft Windows Server 2003 R2 besturingssysteem ® ® ❏ Microsoft Windows Server 2003 besturingssysteem ® ® ❏ Microsoft Windows Server 2016 besturingssysteem Mac OS In de
Beheerdershandleiding Inleiding Inleiding Componenthandleiding Deze handleiding is voor de apparaatbeheerder die verantwoordelijk is voor het verbinden van de printer of scanner met het netwerk, en bevat informatie over het configureren van instellingen om de functies te gebruiken. Zie de Gebruikershandleiding voor informatie over het gebruik van functies. Voorbereiding Bevat informatie over de taken van de beheerder, hoe apparaten moeten worden ingesteld en de beheerderssoftware.
Beheerdershandleiding Inleiding Netwerkbeheerder Degene die verantwoordelijk is voor netwerkcommunicatie. Degene die de router, proxyserver, DNS-server en emailserver instelt om communicatie via internet of het netwerk te beheren. Gebruiker Degene die apparaten, zoals printers of scanners, gebruikt.
Beheerdershandleiding Inleiding * Spatieteken. Unicode (UTF-8) Een internationale standaardcode, geschikt voor de wereldtalen. Wanneer in deze handleiding "UTF-8" wordt beschreven, wordt hiermee het coderen van tekens in UTF-8-indeling aangeduid.
Beheerdershandleiding Voorbereiding Voorbereiding Dit hoofdstuk bevat informatie over de rol van de beheerder en voorbereiding vóór het configureren van instellingen. Stroom van printerinstellingen en -beheer De beheerder configureert de instellingen voor de netwerkverbinding, de eerste instelling en het onderhoud voor de printer of de scanner zodat deze beschikbaar zijn voor de gebruikers. 1. Voorbereiden ❏ De informatie voor de verbindingsinstellingen verzamelen ❏ Keuze van de verbindingsmethode 2.
Beheerdershandleiding Voorbereiding & “Beveiligingsinstellingen van het product” op pagina 77 & “Instellingen voor bediening en beheer” op pagina 97 Voorbeeld van een netwerkomgeving (A): Kantoor 1 ❏ (A) – 1: LAN 1 ❏ (A) – 2: LAN 2 (B): Kantoor 2 ❏ (B) – 1: LAN 1 ❏ (B) – 2: LAN 2 (C): WAN (D): Internet Introductie van instellingen voor printerverbinding De volgende twee methoden zijn beschikbaar voor de netwerkverbinding van de printer.
Beheerdershandleiding Voorbereiding Gerelateerde informatie & “Server/clientverbindingsinstellingen” op pagina 14 & “Peer to Peer-verbindingsinstellingen” op pagina 14 Server/clientverbindingsinstellingen Verbindingsmethode: Maak verbinding tussen het netwerk en de printer via een hub of toegangspunt. U kunt de printer ook rechtstreeks verbinden met de server met een USB-kabel.
Beheerdershandleiding Voorbereiding Verbinding met een netwerk voorbereiden Informatie over de verbindingsinstelling verzamelen Voor elke netwerkverbinding moet u een IP-adres, gatewayadres, enz. hebben. Controleer vooraf het volgende. Divisies Items Opmerking Apparaatverbindingsm ethode ❏ Ethernet Gebruik een STP-kabel (Shielded Twisted Pair) van categorie 5e of hoger voor Ethernet-verbindingen.
Beheerdershandleiding Voorbereiding Type IP-adrestoewijzing Er zijn twee typen voor het toewijzen van een IP-adres aan de printer. Statisch IP-adres: Wijs het vooraf bepaalde, unieke IP-adres toe aan de printer. Het IP-adres wordt zelfs niet gewijzigd wanneer de printer of router wordt uitgeschakeld. U kunt het apparaat dus beheren via het IP-adres. Dit type is geschikt voor een netwerk waarin veel printers worden beheerd, zoals een groot kantoor of een school.
Beheerdershandleiding Voorbereiding Een hulpprogramma gebruiken: Gebruik een hulpprogramma vanaf de computer van de beheerder. U kunt een printer detecteren en vervolgens instellen, of een SYLK-bestand maken om batch-instellingen voor printers te maken. U kunt veel printers instellen. Voordat u ze kunt instellen, moeten ze echter fysiek zijn verbinden via de Ethernet-kabel. Dit wordt aanbevolen als u een Ethernet voor de instelling kunt maken.
Beheerdershandleiding Verbinding Verbinding In dit hoofdstuk wordt de omgeving of de procedure behandeld voor het verbinden van de printer met het netwerk. Verbinding maken met het netwerk Verbinding maken met het netwerk vanaf het bedieningspaneel Verbindt de printer met het netwerk via het bedieningspaneel van de printer. Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het bedieningspaneel van de printer.
Beheerdershandleiding Verbinding 4. Selecteer TCP/IP. 5. Selecteer Handmatig voor IP-adres ophalen. Wanneer u het IP-adres automatisch instelt met de DHCP-functie van de router, selecteert u Auto. In dat geval worden IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway in stap 6 tot 7 ook automatisch ingesteld. Ga daarom verder naar stap 8. 6. Voer het IP-adres in.
Beheerdershandleiding Verbinding Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm. 7. Stel het Subnetmasker en de Standaardgateway in. Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm. c Belangrijk: Als de combinatie van IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway onjuist is, dan is Start installatie inactief en kunt u niet doorgaan met instellen. Controleer of de invoer geen fouten bevat. 8. Voer het IP-adres voor de primaire DNS-server in. Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
Beheerdershandleiding Verbinding 3. Selecteer Proxy-server. 4. Selecteer Gebr. voor Instellingen proxyserver. 5. Voer het adres in voor de proxyserver in IPv4- of FQDN-indeling. Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
Beheerdershandleiding Verbinding 6. Voer het poortnummer voor de proxyserver in. Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm. 7. Tik op Start installatie. 8. Sluit het bevestigingsscherm. Verbinden met LAN Verbind de printer met het netwerk via Ethernet of Wi-Fi.
Beheerdershandleiding Verbinding De Wi-Fi-instellingen handmatig configureren op het bedieningspaneel U kunt de gegevens die voor de verbinding met een toegangspunt nodig zijn handmatig opgeven op het bedieningspaneel van de printer. Voor het handmatig instellen hebt u de SSID en het wachtwoord van het toegangspunt nodig.
Beheerdershandleiding Verbinding 7. Als u klaar bent, tikt u op Start installatie. 8. Tik op OK om af te sluiten. Opmerking: Als u geen verbinding kunt maken, laadt u normaal papier op A4-formaat en tikt u op Controlerapport afdrukken om een netwerkverbindingsrapport af te drukken. 9. Sluit het scherm met instellingen voor de netwerkverbinding.
Beheerdershandleiding Verbinding Aansluiten op een telefoonlijn Compatibele telefoonlijnen U kunt de printer gebruiken via standaard analoge telefoonlijnen (PSTN = Public Switched Telephone Network) en PBX (Private Branch Exchange) telefoonsystemen. U kunt de printer mogelijk niet gebruiken via de volgende telefoonlijnen of systemen.
Beheerdershandleiding Verbinding Aansluiten op een standaard telefoonlijn (PSTN) of PBX Sluit een telefoonkabel aan tussen de muurcontactdoos of PBX-poort naar de LINE poort aan de achterzijde van de printer. Aansluiten op DSL of ISDN Sluit een telefoonkabel aan tussen de DSL-modem of ISDN terminaladapter naar de LINE-poort aan de achterzijde van de printer. Raadpleeg de documentatie van de modem of adapter voor meer informatie.
Beheerdershandleiding Verbinding Uw telefoontoestel aansluiten op de printer Als u de printer en uw telefoontoestel op een enkele telefoonlijn gebruikt, sluit dan de telefoon aan op uw printer. Opmerking: ❏ Als uw telefoontoestel een faxfunctie heeft, schakel deze dan uit.Raadpleeg de handleidingen van het telefoontoestel voor meer informatie.
Beheerdershandleiding Verbinding Opmerking: Als u een enkele telefoonlijn deelt, zorg er dan voor dat u uw telefoontoestel aansluit op de EXT.-poort van de printer.Als u de lijn splitst om de telefoon en de printer afzonderlijk aan te sluiten, werken de telefoon en de printer niet goed. 3. Selecteer Fax op het startscherm. 4. Neem de hoorn van de haak. De verbinding wordt gemaakt wanneer x(Verzenden) is ingeschakeld zoals in het volgende scherm.
Beheerdershandleiding Verbinding 3. Tik op Algemene instellingen > Faxinstellingen > Wizard faxinstelling. 4. Tik op het scherm Bevestiging op OK. De wizard start. 5. Voer op het invoerscherm voor de koptekst van de fax uw afzendernaam in, bijvoorbeeld de naam van uw bedrijf, en tik vervolgens op OK. Opmerking: Uw afzendernaam en uw faxnummers verschijnen als koptekst op uitgaande faxen. 6. Voer op het invoerscherm voor het telefoonnummer uw faxnummer in en tik vervolgens op OK. 7.
Beheerdershandleiding Verbinding Opmerking: ❏ Als er fouten gemeld worden, volg dan de instructies op het rapport om ze te corrigeren. ❏ Indien het scherm Lijntype kiezen weergegeven wordt, selecteer dan het lijntype. - Als u de printer aansluit op een PBX-telefoonsysteem of terminaladapter selecteert u PBX. - Wanneer u de printer aansluit op een standaard telefoonlijn (PSTN), selecteert u Uitschakelen op het scherm Bevestiging dat wordt weergegeven.
Beheerdershandleiding Verbinding Opmerking: Als u op Wissen klikt, kunt u de geregistreerde apparaatinformatie verwijderen uit een apparaat dat is verbonden met Wi-Fi Direct (eenvoudig AP). Gerelateerde informatie & “Web Config openen” op pagina 37 Een e-mailserver configureren Configureer deze wanneer u de scanfunctie wilt gebruiken in combinatie met e-mail. Controleer het volgende voordat u de configuratie uitvoert. ❏ De printer is verbonden met een netwerk.
Beheerdershandleiding Verbinding Instellingen voor de e-mailserver Items Verificatiemethode Instellingen en uitleg Geef hier de verificatiemethode op die de printer moet gebruiken voor toegang tot de emailserver. Uit Verificatie is uitgeschakeld wanneer met de e-mailserver wordt gecommuniceerd. SMTP-verificatie Hiervoor is vereist dat een e-mailserver SMTP-verificatie ondersteunt. POP voor SMTP Wanneer u deze methode selecteert, moet u de POP3-server configureren.
Beheerdershandleiding Verbinding Items Veilige verbinding Instellingen en uitleg Geef de beveiligde verbindingsmethode op voor de e-mailserver. Geen Als u POP voor SMTP selecteert in Verificatiemethode, wordt de verbindingsmethode ingesteld op Geen. SSL/TLS Dit is beschikbaar wanneer Verificatiemethode is ingesteld op Uit of SMTP-verificatie. STARTTLS Dit is beschikbaar wanneer Verificatiemethode is ingesteld op Uit of SMTP-verificatie.
Beheerdershandleiding Verbinding Berichten POP3-servercommunicatiefout. Controleer het volgende. Netwerkinstellingen Oorzaak Dit bericht verschijnt in de volgende gevallen ❏ De printer is niet verbonden met een netwerk ❏ De POP3-server is uitgeschakeld ❏ De netwerkverbindingen zijn verbroken tijdens de communicatie ❏ Er zijn onvolledige gegevens ontvangen Er is een fout opgetreden bij het verbinden met de SMTP-server. Controleer het volgende.
Beheerdershandleiding Verbinding Berichten Oorzaak SMTP-serververificatie is mislukt. Wijzig de verificatiemethode naar POP voor SMTP. Dit bericht verschijnt wanneer een verificatiemethode niet overeenkomt tussen een server en een client. De server biedt geen ondersteuning voor SMTPverificatie. Het e-mailadres van de afzender is onjuist. Wijzig naar het e-mailadres voor uw e-mailservice. Dit bericht wordt weergegeven wanneer het opgegeven e-mailadres van de afzender onjuist is.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Functie-instellingen Dit hoofdstuk bevat informatie over de eerste instellingen die nodig zijn om elke functie van het apparaat te kunnen gebruiken. Software voor het configureren van instellingen Dit onderwerp bevat informatie over de procedure voor het configureren van instellingen vanaf de computer van de beheerder met Web Config.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Web Config openen Voer het IP-adres van de printer in een webbrowser in. JavaScript moet ingeschakeld zijn. Wanneer u Web Config opent via HTTPS, wordt in de browser een waarschuwingsbericht weergegeven, omdat een zelfondertekend certificaat wordt gebruikt, dat in de printer is opgeslagen.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Het printerstuurprogramma instellen met server/clientverbinding Stel de printer zo in dat afdrukken mogelijk is vanaf een computer die eerst was ingesteld als afdrukserver en deel vervolgens de printer. Installeer het printerstuurprogramma voor zowel de server als de client op de afdrukserver.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen ❏ Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003 Selecteer Lokale printer die met deze computer is verbonden en klik op Volgende. 4. Selecteer Een nieuwe poort maken, selecteer Standaard TCP/IP-poort als Poorttype en klik op Volgende. Voor Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003: klik op Volgende in het scherm Wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen. 5.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Voor Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003: klik op Gereed in het scherm Standaard TCP/IP-printerpoort. Opmerking: Als u de printernaam opgeeft in het netwerk waar naamomzetting beschikbaar is, wordt het IP-adres zelfs gevolgd als het IP-adres van de printer door DHCP is gewijzigd. U kunt de naam van de printer controleren vanaf het netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer of op een netwerkstatusvel. 6.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen De poortconfiguratie controleren — Windows Controleer of de juiste poort is ingesteld voor de afdrukwachtrij. 1. Open het scherm Apparaten en printers. ❏ Windows 10/Windows Server 2016 Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en houd vast. Selecteer vervolgens Configuratiescherm > Apparaten en printers. ❏ Windows 8.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Extra stuurprogramma's installeren (alleen Windows) Als de Windows-versie van een server en de clients verschillend zijn, wordt aanbevolen extra stuurprogramma's op de afdrukserver te installeren. 1. Selecteer op de afdrukserver Configuratiescherm > Apparaten en printers weergegeven. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u met de clients wilt delen en klik vervolgens op Eigenschappen van printer > tabblad Delen. 3.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Het printerstuurprogramma instellen Voor kleine organisaties wordt aanbevolen het printerstuurprogramma op elke clientcomputer te installeren. Gebruik het installatieprogramma op de website van Epson of op de softwareschijf. Opmerking: Wanneer de printer wordt gebruikt voor veel clientcomputers, kan de installatietijd aanzienlijk worden verkort met EpsonNet SetupManager en de levering van het stuurprogramma als pakket. 1. Voer het installatieprogramma uit.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Scanfuncties gebruiken U kunt de scanfuncties gebruiken vanaf de computer of vanaf het bedieningspaneel van de printer. Scannen vanaf een computer Installeer de software en controleer of de netwerkscanservice is ingeschakeld om via het netwerk te scannen vanaf de computer.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Scannen via het bedieningspaneel De functies scannen naar map en scannen naar e-mail via het bedieningspaneel van de printer, evenals de overdracht van scanresultaten naar e-mail, mappen enz. worden uitgevoerd door de taak vanaf de computer uit te voeren.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Ontvangstmodus instellen Stel afhankelijk van uw situatie Ontvangstmodus in. 1. Open Web Config en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Basis. 2. Selecteer hoe u wilt ontvangen in Ontvangstmodus. ❏ Auto: aanbevolen voor gebruikers die zeer vaak faxen. De printer ontvangt een faxbericht automatisch nadat de beltoon het opgegeven aantal maal is overgegaan.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Faxberichten ontvangen d.m.v. een aangesloten telefoontoestel (Extern ontvangen) Met de functie Extern ontvangen kunt u faxberichten ontvangen door enkel de telefoon te gebruiken. De functie Extern ontvangen is beschikbaar voor telefoontoestellen die tonen kunnen zenden. 1. Open Web Config en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Basis. 2. Selecteer Aan voor Extern ontvangen. 3.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Om deze functie te gebruiken, moet de e-mailserver zijn geconfigureerd. 1. Open Web Config en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer. 2. Selecteer items waarover u per e-mail een melding wilt ontvangen wanneer de faxbewerking is voltooid voor E-mailmeldingen. 3. Klik op Kies uit Contactpersonen voor Ontvanger. 4. Selecteer het meldingsadres. 5. Klik op Selecteren om de bestemming in te stellen. 6. Klik op OK.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen 6. Wanneer u de instellingen beschermt met een wachtwoord, selecteert u Wijzig Wachtwoord en stelt u het wachtwoord voor het postvak in. 7. Klik op OK. Gerelateerde informatie & “Web Config openen” op pagina 37 PC-FAX-ontvangst instellen Als u PC-FAX-ontvangst wilt gebruiken, installeert u het printerstuurprogramma en FAX Utility op de computer.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen 9. Wanneer u gegevens op de computer wilt opslaan en deze tegelijkertijd wilt afdrukken, tikt u op Opslaan op computer > Ja en afdrukken. Opmerking: Als u de gegevens niet meer op de computer wilt opslaan, selecteert u Nee bij Opslaan op computer op het bedieningspaneel van de printer. Selecteer in Web Config het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer, schakel de optie Opslaan op computer uit en klik vervolgens op OK.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Gerelateerde informatie & “Web Config openen” op pagina 37 Verzendinstellingen Basis Item Beschrijving Functie PC naar FAX U kunt opgeven of u wilt verzenden met fax van computer. Autom. draaien Als een document is ingesteld op staand op papier van A4-formaat in de ADF of op het scannerglas, wordt dit doorgaans als een document van A3-formaat verzonden. Als u de instelling inschakelt, wordt het document geroteerd en verzonden in A4-formaat.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Wijzig Wachtwoord Selecteer of u het wachtwoord van het vak wilt wijzigen. Vakwachtwoord Stel het wachtwoord voor het vak in. Voer maximaal 20 tekens in ASCII (0x20–0x7E) in. Als u dit niet wilt opgeven, laat u dit veld leeg. Wachtwoord bevestigen Voer het wachtwoord om te bevestigen. Autom. verw. na Polling verzenden Selecteer of u het overgedragen document na polling wilt wissen. Verz.reslt.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Ontvanger Stel de bestemming voor e-mailmeldingen in. Ontvangstinstellingen Basis Item Beschrijving Ontvangstmodus Selecteer de ontvangstmodus. Het instellingsitem verschilt, afhankelijk van uw regio of het land. DRD Als u zich aanmeldt op de DRD-service van uw telefoonmaatschappij, kunt u het belpatroon voor faxontvangst selecteren.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Afdrukken Ontvangen documenten afdrukken. Opslaan in postvak IN U kunt maximaal 100 ontvangen documenten opslaan in het Postvak IN van de printer. Wanneer u dit instelt, worden ontvangen documenten niet automatisch afgedrukt. U kunt de ontvangen documenten controleren op het bedieningspaneel van de printer en alleen de benodigde documenten afdrukken.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Automatisch beperken Wanneer het formaat van een ontvangen document groter is dan het formaat van het papier dat in de printer is geladen, wordt het papierformaat verkleind voordat het document wordt afgedrukt. Afhankelijk van het document kan het formaat mogelijk niet worden verkleind. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, worden meerdere pagina's afgedrukt zonder verkleining, en is een tweede pagina mogelijk blanco. Autom.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving E-mailmeldingen Stel in of u een melding per e-mail wilt verzenden wanneer het proces voor een ontvangen document is voltooid. Ontvangen Melden wanneer u een fax ontvangt. Afdrukken Melden wanneer u klaar bent met het afdrukken van een ontvangen fax. Opsl.op geheugenapp. Melden wanneer u klaar bent met het opslaan van een ontvangen fax naar een extern opslagapparaat.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Nummer Stel als voorwaarde het telefoonnummer van de afzender in. Selecteer de voorwaarde waaraan moet worden voldaan en stel vervolgens het telefoonnummer in. Voer maximaal 20 tekens in. Voor het telefoonnummer kunt u 0–9, +, *, # en spatie gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven. Subadres (SUB) Voer het subadres in als voorwaarde. Wanneer Is gelijk aan selecteert, voert u het subadres in waaraan moet worden voldaan.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Ontvangen Melden wanneer u ontvangen documenten opslaat in het Postvak IN of de vertrouwelijke map. Afdrukken Melden wanneer u klaar bent met het afdrukken van een ontvangen fax. Opsl.op geheugenapp. Melden wanneer u klaar bent met het opslaan van een ontvangen fax naar een extern opslagapparaat. Doorsturen Melden wanneer u klaar bent met het overdragen van een ontvangen fax.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Wachtwoord bevestigen Voer het wachtwoord om te bevestigen. Gebruik faxgegevens vol Stel in welke bewerking moet worden uitgevoerd wanneer het geheugen vol is. Vak Persoonlijk (bewerkingsscherm) Selecteer het menu om naar het bewerkingsscherm of het Postvak IN te gaan. Wanneer voor het Postvak IN een wachtwoord is ingesteld, en het beheerderswachtwoord niet is geconfigureerd, schakelt u naar het scherm voor wachtwoordinvoer.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Waarheen doorsturen Selecteer de bestemming als de uitvoerbestemming van het rapport is ingesteld op Doorsturen. Klik op Kies uit Contactpersonen als u een bestemming wilt selecteren uit de contacten. (Wanneer de bestemming rapportuitvoer [Doorsturen] is) Regelinstellingen Item Beschrijving Lijntype Selecteer het telefoonlijntype waarop u de printer hebt aangesloten.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Item Beschrijving Autom. backupgeg.wissen Om u voor te bereiden op een stroomonderbreking als gevolg van een onverwachte stroomstoring of verkeerde handeling maakt de printer een tijdelijke reservekopie van verzonden en ontvangen documenten in zijn geheugen. Schakel deze optie in voor het automatisch wissen van de back-ups bij het succesvol versturen of ontvangen van een document en wanneer de back-ups overbodig worden.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen ❏ E-mail: Bestemming van een e-mailbericht ❏ Netwerkmap (SMB)/FTP: Bestemming van scangegevens en faxdoorstuurgegevens Contacten configureren — vergelijking Er zijn drie tools voor het configureren van de contacten van de printer: Web Config, EpsonNet Config en het bedieningspaneel van de printer. De verschillen tussen de drie manieren van werken worden weergegeven in de onderstaande tabel. Met EpsonNet Config opent u Web Config.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Gerelateerde informatie & “Web Config openen” op pagina 37 & “Instellingen voor bestemmingen” op pagina 63 & “Een back-up maken van de contacten” op pagina 71 Instellingen voor bestemmingen Items Instellingen en uitleg Algemene instellingen Naam Voer een gebruikersnaam uit de contacten in van maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8). Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven. Indexwoord Voer zoekwoorden in van maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8).
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Items Instellingen en uitleg Faxnummer Voer hier tussen 1 en 64 tekens in. Gebruik 0–9 - * # en spatie. Faxsnelheid Selecteer een communicatiesnelheid voor de bestemming. Subadres (SUB/SEP) Voer het subadres van het vak in. Voer maximaal 20 tekens in. U kunt 0–9, *, # en spaties gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven. Wachtwoord (SID/PWD) Voer het wachtwoord voor het subadres in. Voer maximaal 20 tekens in.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen 2. Selecteer het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op Bewerken. 3. Selecteer een groep bij Type. 4. Klik op Selecteren voor Contact(en) voor Groep. De beschikbare bestemmingen worden weergegeven. 5. Selecteer de bestemming die u in de groep wilt registreren en klik vervolgens op Selecteren. 6. Voer een Naam en Indexwoord in. 7. Selecteer of u de geregistreerde groep wilt toewijzen aan de veelgebruikte groep.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Samenwerking tussen de LDAP-server en gebruikers Wanneer u samenwerkt met de LDAP-server, kunt u de bestemming voor e-mail of fax opzoeken en opgeven vanuit de contacten op de LDAP-server. Gerelateerde informatie & “De LDAP-server configureren” op pagina 66 De LDAP-server configureren 1. Open Web Config en selecteer het tabblad Netwerk > LDAP-server > Basis. 2. Voer voor elk item een waarde in. 3. Selecteer OK.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Instellingen voor de LDAP-server Items Instellingen en uitleg LDAP-server gebruiken Selecteer Gebruiken of Niet gebruiken. LDAP-serveradres Voer het adres van de LDAP-server in. Voer tussen 1 en 255 tekens in. Gebruik de IPv4-, IPv6- of FQDN-indeling. Voor FQDN kunt u alfanumerieke tekens in ASCII (0x20–0x7E) en "-" gebruiken, behalve aan het begin en eind van het adres. Poortnummer LDAP-server Voer een poortnummer tussen 1 en 65535 in voor de LDAP-server.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Items Instellingen en uitleg Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam van maximaal 128 tekens in Unicode (UTF-8) in voor de LDAP-server. U kunt geen stuurcodes gebruiken, zoals 0x00–0x1F en 0x7F. Deze instelling wordt niet gebruikt wanneer Anonieme verificatie is geselecteerd als Verificatiemethode. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven. Wachtwoord Voer het wachtwoord van maximaal 128 tekens in Unicode (UTF-8) in voor de LDAP-serververificatie.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Zoekinstellingen voor de LDAP-server Items Instellingen en uitleg Zoekdatabase (Gedistingeerde naam) Als u een arbitrair domein wilt zoeken, geef dan hier de domeinnaam van de LDAP-server op. U kunt tussen 0 en 128 tekens invoeren in Unicode (UTF-8). Als u niet wilt zoeken op het kenmerk arbitrair, laat u deze optie leeg.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Items Kenmerk faxnummer Instellingen en uitleg Geef hier de kenmerknaam op die moet worden weergegeven bij het zoeken naar faxnummers. Voer een combinatie van 1 tot 255 tekens in. Gebruik A-Z, a-z, 0-9 en -. Het eerste teken is verplicht een a-z of A-Z. Voorbeeld: faxnummer Kenmerk e-mailadres Geef hier de kenmerknaam op die moet worden weergegeven bij het zoeken naar e-mailadressen. Voer een combinatie van 1 tot 255 tekens in. Gebruik A-Z, a-z, 0-9 en -.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Berichten Uitleg Verificatie mislukt. Dit bericht wordt weergegeven om de volgende redenen: Controleer de instellingen. ❏ Gebruikersnaam en/of Wachtwoord is onjuist. ❏ Als Kerberos-verificatie wordt geselecteerd als Verificatiemethode, zijn de datum/tijdinstellingen mogelijk niet geconfigureerd. Geen toegang tot printer zolang verwerking niet voltooid. Dit bericht wordt weergegeven wanneer de printer bezet is.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Gerelateerde informatie & “Web Config openen” op pagina 37 Systeeminstellingen configureren Het bedieningspaneel instellen Instellen van het bedieningspaneel van de printer. U kunt dit als volgt instellen. 1. Open Web Config en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Bedieningspaneel. 2. Configureer desgewenst de volgende instellingen. ❏ Taal Selecteer de taal die op het bedieningspaneel wordt weergegeven.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen Het geluid instellen Configureer de geluiden voor het bedienen van het bedieningspaneel, printen, faxen, enz. 1. Open Web Config en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Geluid. 2. Configureer desgewenst de volgende instellingen. ❏ Normale modus Stel het geluid in wanneer de printer is ingesteld op Normale modus. ❏ Stille modus Stel het geluid in wanneer de printer is ingesteld op Stille modus.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen De standaardwaarde instellen voor scannen en kopiëren (standaardinstellingen gebruiker) U kunt de standaardwaarde voor de functies instellen. U kunt de volgende functies instellen. ❏ Scannen naar netwerkmap /FTP ❏ Scannen naar e-mail ❏ Scan naar geheugenkaart ❏ Scannen naar cloud ❏ Kopiëren ❏ Fax 1. Open Web Config en selecteer de functies waarvoor u de standaardwaarde wilt instellen voor het tabblad Scannen/Kopiëren > Standaardinst. gebr..
Beheerdershandleiding Functie-instellingen 3. Selecteer Type voor de voorinstelling die u wilt instellen. Opmerking: Na het vastleggen kan Type niet worden gewijzigd. Als Type na het vastleggen wilt wijzigen, wist u de voorinstelling en legt u deze opnieuw vast. 4. Klik op Volgende. 5. Stel elk item in. Voer een Naam in. Gebruik minimaal 1 en maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8). 6. Klik op OK.
Beheerdershandleiding Functie-instellingen ❏ Melding papierformaat Stel in of op het bedieningspaneel een fout moet worden weergegeven wanneer het papierformaat van de opgegeven papierbron afwijkt van het papierformaat van de afdrukgegevens. ❏ Melding papiertype Stel in of op het bedieningspaneel een fout moet worden weergegeven wanneer het papiertype van de opgegeven papierbron afwijkt van het papiertype van de afdrukgegevens. ❏ Auto probleemopl.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Beveiligingsinstellingen van het product Dit hoofdstuk bevat informatie over de beveiligingsinstellingen van het apparaat. Inleiding tot functies voor productbeveiliging In dit deel maakt u kennis met de beveiligingsfuncties van Epson-apparaten.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Functienaam Type functie Wat kunt u instellen Wat voorkomt u Instellingen voor externe interface Hiermee beheert u interfaces, zoals de USB-poort en NFCpoort, voor verbinding met het apparaat. Schakel de USB-poort voor het verbinden van externe apparaten, zoals USB-opslag, NFC- en USB-verbinding met de computer, in of uit.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Het beheerderswachtwoord configureren Wanneer u het beheerderswachtwoord instelt, kunnen gebruikers die geen beheerder zijn de instellingen voor het systeembeheer niet wijzigen. U kunt het beheerderswachtwoord instellen en wijzigen met Web Config, het bedieningspaneel van de printer, of met de volgende software: (Epson Device Admin of EpsonNet Config).
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product 1. Open Web Config en selecteer het tabblad Productbeveiliging > Beheerderswachtwoord wijzigen. 2. Voer een wachtwoord in bij Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord.. Voer indien nodig de gebruikersnaam in. Voer het huidige wachtwoord in als u dit wilt veranderen in een nieuw wachtwoord. 3. Selecteer OK.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld op een apparaat, wordt dit bovendien vergrendeld en kan het item voor de netwerkinstelling niet worden gewijzigd en worden gebruikersfuncties voor het apparaatbeheer beperkt. De volgende items kunnen worden beheerd door een beheerder.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Item Beschrijving Instelling toegang logboek* Instellen van de weergave van gedetailleerde informatie over de taakgeschiedenis, zoals taaklogboek, recente toegang tot faxoverdracht, verzendgeschiedenis van Scan naar e-mail. Om te verwijderen, selecteert u in de aangegeven volgorde Instel. > Algemene instellingen > Systeembeheer > Veiligheidsinstel. > Toegang taaklogboek.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product 2. Schakel het selectievakje Schakelt toegangsbeheer in in en klik op OK.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Instellingen voor gebruikersfuncties Items Instellingen en uitleg Gebruikersnaam Voer hier een weergavenaam uit de lijst in (tussen 1 en 14 tekens in ASCII (0x20-0x7E)). Wachtwoord Voer hier tussen 0 en 20 tekens in (ASCII (0x20-0x7E)). Laat het veld leeg als u een wachtwoord wilt terugzetten op de standaardinstelling. Schakel het selectievakje in om elke functie in of uit te schakelen. De ingeschakelde functies mogen worden gebruikt.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product 3. Klik op OK. Gerelateerde informatie & “Web Config openen” op pagina 37 Beheren met protocollen U kunt afdrukken via verschillende paden en protocollen. Als u een multifunctionele printer gebruikt, kunt u netwerkscan en PC-FAX gebruiken vanaf een niet opgegeven aantal netwerkcomputers. U kunt ondoelmatige beveiligingsrisico's verminderen door afdrukken vanaf specifieke paden te beperken of door de beschikbare functies te beheren.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Protocol Beschrijving IPP-instellingen U kunt opgeven of u afdrukken vanaf IPP al dan niet wilt toestaan. Wanneer dit is ingeschakeld, kunt u afdrukken via internet (inclusief AirPrint). Protocolinstellingsitems Items Instelwaarde en beschrijving Bonjour-instellingen Bonjour gebruiken Selecteer dit om apparaten te zoeken of gebruiken via Bonjour. Als dit is gewist, kunt u AirPrint niet gebruiken. Bonjour-naam Toont de Bonjour-naam.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Items Instelwaarde en beschrijving WSD-instellingen WSD inschakelen Selecteer dit om het toevoegen van apparaten die WSD gebruiken toe te voegen en om af te drukken en te scannen vanaf de WSD-poort. Time-out afdruk (sec) Voer de time-outwaarde voor de communicatie voor WSDafdruk in van 3 tot 3.600 seconden. Time-out scan (sec) Voer de time-outwaarde voor de communicatie voor WSDscan in van 3 tot 3.600 seconden.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Items Instelwaarde en beschrijving URL (Wi-Fi Direct) Hiermee worden IPP-URL's (http en https) weergegeven wanneer de printer is verbonden via Wi-Fi Direct. De URL is een gecombineerde waarde van het IP-adres van de printer, het poortnummer en de IPP-printernaam. Printernaam Toont de IPP-printernaam. Locatie Toont de IPP-locatie.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Volg de stappen om met Web Config een CSR te maken en een door een CA ondertekend certificaat te ontvangen. Wanneer u een CSR maakt met Web Config, krijgt het certificaat de indeling PEM/DER. 1. Open Web Config en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certificaat. 2. Klik op Genereren voor de CSR. Er wordt een pagina voor het maken van een CSR geopend. 3. Voer voor elk item een waarde in.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Instellingen voor een CSR Items Instellingen en uitleg Sleutellengte Selecteer een sleutellengte voor een CSR. Algemene naam U kunt tussen 1 en 128 tekens invoeren. Als dit een IP-adres is, moet het een statisch IP-adres zijn. Voorbeeld: URL voor het benaderen van Web Config: https://10.152.12.225 Algemene naam: 10.152.12.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Een door een CA ondertekend certificaat importeren c Belangrijk: ❏ Zorg ervoor dat de datum en tijd van de printer goed zijn ingesteld. ❏ Als u een certificaat ontvangt op basis van een CSR die u met Web Config hebt gemaakt, kunt u één keer een certificaat importeren. 1. Open Web Config en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certificaat. 2.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Instellingen voor het importeren van een door een CA ondertekend certificaat Items Instellingen en uitleg Servercertificaat of Clientcertificaat Selecteer hier de indeling van het certificaat. Persoonlijke sleutel Als u een certificaat met de indeling PEM/DER hebt op basis van een CSR die op een computer is gemaakt, geef dan hier het bestand op met de private sleutel voor het certificaat.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Een door een CA ondertekend certificaat verwijderen U kunt een geïmporteerd certificaat verwijderen wanneer het certificaat is vervallen of wanneer een versleutelde verbinding niet meer nodig is. c Belangrijk: Als u een certificaat hebt op basis van een CSR die u met Web Config hebt gemaakt, kunt u het verwijderde certificaat niet opnieuw importeren. In dit geval moet u een CSR maken voor een nieuw certificaat. 1.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product 4. Geef een geldigheidsperiode op voor het certificaat. 5. Klik op Volgende. Er wordt een bevestiging weergegeven. 6. Klik op OK. De printer wordt bijgewerkt. Opmerking: Klik op Bevestigen om de certificaatgegevens te controleren. Gerelateerde informatie & “Web Config openen” op pagina 37 Configureer CA-certificaat U kunt een CA-certificaat importeren, weergeven of verwijderen.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product Een CA-certificaat importeren 1. Open Web Config en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > CA-certificaat. 2. Klik op Importeren. 3. Geef het CA-certificaat op dat u wilt importeren. 4. Klik op OK. Wanneer het importeren is voltooid, keert u terug naar het scherm CA-certificaat en wordt het geïmporteerde CA-certificaat weergegeven. Een CA-certificaat verwijderen U kunt het geïmporteerde CA-certificaat verwijderen. 1.
Beheerdershandleiding Beveiligingsinstellingen van het product 2. Klik op Wissen naast het CA-certificaat dat u wilt verwijderen. 3. Bevestig dat u het certificaat in het weergegeven bericht wilt verwijderen.
Beheerdershandleiding Instellingen voor bediening en beheer Instellingen voor bediening en beheer Dit hoofdstuk bevat informatie over de items die verband houden met het dagelijkse bedrijf en beheer van het apparaat. Informatie van een apparaat bevestigen Met Web Config kunt u de volgende informatie van het bedienende apparaat controleren via Status. ❏ Productstatus Controleer taal, status, cloudservice, productnummer, MAC-adres, enz.
Beheerdershandleiding Instellingen voor bediening en beheer ❏ Apparaten bewaken U kunt regelmatig de status en gedetailleerde informatie over apparaten in het netwerk ophalen. U kunt ook apparaten bewaken die via een USB-kabel zijn verbonden met computers in het netwerk, en apparaten van andere bedrijven die in de apparatenlijst zijn vastgelegd. Als u apparaten wilt bewaken die zijn verbonden via een USB-kabel, moet u de Epson Device USB Agent installeren.
Beheerdershandleiding Instellingen voor bediening en beheer 5. Als op het display wordt weergegeven dat er een firmware-update beschikbaar is, volg dan de aanwijzingen op het scherm om de update te starten. c Belangrijk: ❏ Als de firmware-update niet goed wordt afgerond of mislukt, start de printer niet goed op en wordt "Recovery Mode" weergegeven op het display de volgende keer dat de printer wordt aangezet. In dit geval moet u de firmware opnieuw bijwerken maar dan met behulp van een computer.
Beheerdershandleiding Instellingen voor bediening en beheer Een back-up maken van de instellingen Als u de instellingsitems in Web Config exporteert, kunt u de items kopiëren naar de andere printers. De instellingen exporteren Exporteer elke instelling voor de printer. 1. Open Web Config en selecteer vervolgens het tabblad Apparaatbeheer > Instelwaarde exporteren en importeren > Exporteren. 2. Selecteer de instellingen die u wilt exporteren. Selecteer de instellingen die u wilt exporteren.
Beheerdershandleiding Instellingen voor bediening en beheer 5. Klik op OK. De instellingen worden toegepast op de printer.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Problemen oplossen Tips voor het oplossen van problemen U kunt meer informatie vinden in de volgende handleidingen. ❏ Gebruikershandleiding Bevat instructies over het gebruik van de printer, het vervangen van de inkttoevoereenheid, onderhoud en probleemoplossing. ❏ Epson Connect-website https://www.epsonconnect.com/ Informatie over de functies van Epson Connect en het oplossen van problemen.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanuit Web Config Als u Web Config wilt gebruiken, moeten printers en apparaten een IP-adres hebben en verbinding hebben met hetzelfde netwerk. 1. Controleer het IP-adres van de printer. U kunt dit controleren in het netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer, in een verbindingsrapport of in de kolom [IP address] van het netwerkstatusvel. 2.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Verbinding Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanaf het bedieningspaneel Opmerking: Wanneer de Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) wordt uitgeschakeld, wordt de verbinding voor alle computers en smart devices die met de printer zijn verbonden in Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) verbroken.Als u de verbinding met een specifiek apparaat wilt verbreken, doe dit dan op het apparaat in kwestie en niet op de printer. 1.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen 1. Controleer het IP-adres dat de printer gebruikt voor de verbinding die u wilt controleren. U kunt dit controleren in het netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer, in een verbindingsrapport of in de kolom IP Address van het netwerkstatusvel. 2. Geef op de computer het scherm met de opdrachtprompt weer. ❏ Windows 10/Windows Server 2016 Klik met de rechtermuisknop op de knop Start of houd deze ingedrukt en selecteer Opdrachtprompt. ❏ Windows 8.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Als de printer en computer niet met elkaar communiceren, wordt het volgende bericht weergegeven. De verbinding controleren met de opdracht Ping — Mac OS Met een Ping-opdracht kunt u controleren of de computer is verbonden met de printer. Volg de onderstaande stappen om de verbinding te controleren met een Ping-opdracht. 1. Controleer het IP-adres dat de printer gebruikt voor de verbinding die u wilt controleren.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen 4. Controleer de communicatiestatus. Als de printer en computer met elkaar communiceren, wordt het volgende bericht weergegeven. Als de printer en computer niet met elkaar communiceren, wordt het volgende bericht weergegeven. Een netwerkverbindingsrapport afdrukken U kunt een netwerkverbindingsrapport afdrukken om de status tussen de printer en het toegangspunt te controleren. 1. Papier laden. 2. Selecteer Instel. op het startscherm. 3.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen 6. Sluit het scherm. Gerelateerde informatie & “Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport” op pagina 108 Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport Controleer de berichten en foutcodes op het netwerkverbindingsrapport en volg dan de oplossingen. a. Foutcode b.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen ❏ Controleer of de hub of het andere netwerkapparaat is ingeschakeld. E-2, E-3, E-7 Bericht: Geen namen van draadloze netwerken (SSID) gevonden. Controleer of de router of het toegangspunt aan- staat en of het draadloze netwerk (SSID) goed is ingesteld. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder. Geen namen van draadloze netwerken (SSID) gevonden. Controleer of de naam van het draadloze netwerk (SSID) goed is ingesteld op de computer die u wilt gebruiken.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Oplossingen: Zorg dat het beveiligingstype van het toegangspunt is ingesteld op een van de volgende opties.Als dat niet het geval is, wijzigt u het beveiligingstype op het toegangspunt en stelt u de netwerkinstellingen van de printer opnieuw in. ❏ WEP 64-bits (40-bits) ❏ WEP 128-bits (104-bits) ❏ WPA PSK (TKIP/AES)* ❏ WPA2 PSK (TKIP/AES)* ❏ WPA (TKIP/AES) ❏ WPA2 (TKIP/AES) * WPA PSK is ook bekend als WPA Personal.WPA2 PSK is ook bekend als WPA2 Personal.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen E-9 Bericht: Controleer de verbinding en netwerkinstellingen van de computer of andere apparatuur. Verbinding maken met EpsonNet Setup is beschikbaar. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder. Oplossingen: Controleer het volgende. ❏ Apparaten worden ingeschakeld. ❏ U kunt toegang krijgen tot internet en andere computer of netwerkapparaten op hetzelfde netwerk van de apparaten die u met de printer wilt verbinden.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Oplossingen: Controleer het volgende. ❏ Het standaard gateway-adres is correct wanneer u de TCP/IP-instelling van de printer instelt op Handmatig. ❏ Het apparaat dat is ingesteld als de standaard gateway, wordt ingeschakeld. Stel het juiste standaard gateway-adres in.U kunt het standaard gatewayadres van de printer controleren in het gedeelte Netwerkstatus van het netwerkverbindingsrapport.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen ❏ De TCP/IP-instelling voor netwerkapparaten is niet handmatig opgegeven.(Als de TCP/IP-instelling van de printer automatisch is ingesteld terwijl de TCP/IP-instelling voor andere netwerkapparaten handmatig wordt uitgevoerd, kan het netwerk van de printer verschillen van het netwerk voor andere apparaten.) Als dit nog steeds niet werkt nadat u het bovenstaande hebt gecontroleerd, probeert u het volgende. ❏ Schakel het toegangspunt uit.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Problemen met het gebruik van netwerksoftware Geen toegang tot Web Config Is het IP-adres van de printer correct geconfigureerd? Configureer het IP-adres met EpsonNet Config of het bedieningspaneel van de printer. U kunt de huidige instellingen nakijken aan de hand van een netwerkstatusblad of het bedieningspaneel van de printer.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen & “Het IP-adres toewijzen” op pagina 18 & “Een IP-adres toewijzen met EpsonNet Config” op pagina 121 Modelnaam en/of IP-adres niet weergegeven in EpsonNet Config Hebt u Block, Cancel of Shut down geselecteerd toen een Windows-beveiligingsscherm of een firewallscherm werd weergegeven? Als u Blokkeren, Annuleren of Afsluiten hebt geselecteerd, worden het IP-adres en de modelnaam niet weergegeven in EpsonNet Config of EpsonNet Setup.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Problemen met het gebruik van netwerkbeveiligingsfuncties Veilige IPP-poort kan niet worden gemaakt Is het juiste certificaat opgegeven als servercertificaat voor SSL/TLS-communicatie? Als het opgegeven certificaat niet correct is, kan het maken van een poort mislukken. Gebruik het juiste certificaat.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Zelfondertekend certificaat kan niet worden bijgewerkt Is de Algemene naam ingevoerd? Er moet een Algemene naam worden ingevoerd. Zijn er ongeschikte tekens gebruikt voor de Algemene naam? Japans bijvoorbeeld wordt niet ondersteund. Voer tussen 1 en 128 tekens in. Gebruik de IPv4-, IPv6- of FQDN-indeling of de hostnaam in ASCII (0x20-0x7E).
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Berichten CA-certificaat 1 is niet ingevoerd. Oorzaak/Wat doen Oorzaak: CA-certificaat 1 is niet ingevoerd. Alleen CA-certificaat 2 is ingevoerd. Wat doen: Importeer eerst CA-certificaat 1. Ongeldige waarde hieronder. Oorzaak: Het bestandspad en/of wachtwoord bevat(ten) tekens die niet mogen worden gebruikt. Wat doen: Gebruik de juiste tekens voor het item. Ongeldige datum en tijd. Oorzaak: De datum en tijd van de printer zijn niet ingesteld.
Beheerdershandleiding Problemen oplossen Berichten Het certificaat is verlopen. Controleer of het Certificaat geldig is of controleer de datum en tijd op uw printer. Oorzaak/Wat doen Oorzaak: Het certificaat is vervallen. Wat doen: ❏ Als het certificaat vervallen is, moet u een nieuw certificaat aanvragen en importeren. ❏ Als het certificaat niet vervallen is, zorg er dan voor dat de datum en tijd van de printer goed zijn ingesteld. Persoonlijke sleutel vereist.
Beheerdershandleiding Bijlage Bijlage Inleiding tot de netwerksoftware Hieronder vindt u informatie over de software waarmee u apparaten configureert en beheert. Epson Device Admin Epson Device Admin is een toepassing waarmee u apparaten op het netwerk kunt installeren en deze apparaten vervolgens kunt configureren en beheren. U kunt gedetailleerde informatie verkrijgen over apparaten, zoals de status en verbruiksartikelen, meldingen of waarschuwingen verzenden, en rapporten over apparaatgebruik maken.
Beheerdershandleiding Bijlage EpsonNet Config starten — Windows Selecteer Alle programma’s > EpsonNet > EpsonNet Config SE > EpsonNet Config. Opmerking: Als de firewall een waarschuwing weergeeft, moet u EpsonNet Config toegang geven. EpsonNet Config starten — Mac OS Selecteer Start > Toepassingen > Epson Software > EpsonNet > EpsonNet Config SE > EpsonNet Config. EpsonNet Print (alleen Windows) EpsonNet Print is een programma voor het afdrukken op het TCP/IP-netwerk.
Beheerdershandleiding Bijlage Wanneer u de printer verbindt met Wi-Fi, wijst u een IP-adres toe door de procedures te volgen en vervolgens de verbinding over te schakelen naar Wi-Fi. 1. Open een spreadsheet-toepassing (bijv. Microsoft Excel) of een tekstverwerkingsprogramma. 2. Voer in de eerste rij "Info_MACAddress", "Info_ModelName" en "TCPIP_IPAddress" in als de namen voor de instellingsitems. Voer de instellingsitems in voor de volgende vier teksttekenreeksen.
Beheerdershandleiding Bijlage 7. Selecteer de apparaten waarvoor u de batch-instellingen wilt uitvoeren terwijl de kolom Status is ingesteld op Niet toegewezen en de Processtatus is ingesteld op Toewijzen geslaagd. Wanneer u meerdere selecties maakt, houdt u Ctrl of Shift ingedrukt en klikt u of sleept u met de muis. 8. Klik op Verzenden. 9. Wanneer het scherm voor wachtwoordinvoer wordt weergegeven, voert u het wachtwoord in en klikt u vervolgens op OK. Draag de instellingen over.
Beheerdershandleiding Bijlage 11. Controleer de status van het apparaat dat u hebt ingesteld. of wordt weergegeven, controleert u de inhoud van het Voor apparaten waarvoor instellingenbestand, en of het apparaat normaal opnieuw is opgestart. Pictogram Status Processtatus Uitleg Instellingen voltooid Installatie geslaagd De instelling is normaal voltooid.
Beheerdershandleiding Bijlage 6. Voer de adressen in voor IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway. Opmerking: Voer een statisch adres in wanneer de printer verbindt met een beveiligd netwerk. 7. Klik op Verzenden. Het scherm waarop overdracht wordt bevestigd, wordt weergegeven. 8. Klik op OK. Het scherm met waarop wordt aangegeven dat de overdracht is voltooid, wordt weergegeven.
Beheerdershandleiding Bijlage & “Wi-Fi-instellingen configureren via de pincode-instelling (WPS)” op pagina 127 Wi-Fi-instellingen configureren via de drukknopinstelling (WPS) U kunt automatisch een Wi-Fi-netwerk instellen door op een knop op het toegangspunt te drukken.Als aan de volgende voorwaarden is voldaan, kunt u deze manier van instellen gebruiken. ❏ Het toegangspunt is compatibel met WPS (Wi-Fi Protected Setup).
Beheerdershandleiding Bijlage Wi-Fi-instellingen configureren via de pincode-instelling (WPS) U kunt automatisch verbinding maken met een toegangspunt door gebruik te maken van een pincode.U kunt deze methode gebruiken als uw toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt.Gebruik een computer om een pincode in te voeren in het toegangspunt. 1. Tik op het startscherm op 2. Selecteer Router. 3. Tik op Start de instelling. .
Beheerdershandleiding Bijlage Wisselen van Ethernet-verbinding naar Wi-Fi-verbinding Wisselen naar Wi-Fi Direct vanaf het bedieningspaneel Wissel van de Ethernet-verbinding naar de Wi-Fi-verbinding vanaf het bedieningspaneel van de printer. Het wijzigen van de verbindingsmethode is in principe hetzelfde als het instellen van de Wi-Fi-verbinding. Zie het onderwerp in deze handleiding over het instellen van de Wi-Fi-verbinding vanaf het bedieningspaneel van de printer.
Beheerdershandleiding Bijlage Van Wi-Fi-verbinding wisselen naar Ethernet-verbinding De netwerkstatus wijzigen naar ethernet op het bedieningspaneel Volg de onderstaande stappen om op het bedieningspaneel de netwerkverbinding te wijzigen van Wi-Fi naar ethernet. 1. Selecteer Instel. op het startscherm. 2. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Bekabelde LAN-installatie. 3. Tik op Start installatie. 4. Controleer het bericht en sluit vervolgens het scherm.
Beheerdershandleiding Bijlage Verzender (client) Gebruiken Doel (server) Protocol Poortnummer Printer Bestandsverzending (wanneer vanaf de printer scannen naar map wordt gebruikt) FTP-server FTP (TCP) 20 21 Bestandsserver SMB (TCP) 445 NetBIOS (UDP) 137 138 Verzending via e-mail (wanneer vanaf de printer scannen naar e-mail wordt gebruikt) SMTP-server NetBIOS (TCP) 139 SMTP (TCP) 25 SMTP SSL/TLS (TCP) 465 SMTP STARTTLS (TCP) 587 Pop voor SMTP-verbinding (wanneer vanaf de printer sc
Beheerdershandleiding Bijlage Verzender (client) Gebruiken Doel (server) Protocol Poortnummer Clientcomputer Detecteer de printer vanuit een toepassing als EpsonNet Config, printerstuurprogramma en scannerstuurprogramma. Printer ENPC (UDP) 3289 Verzamel de MIB-informatie en stel deze in vanuit een toepassing als EpsonNet Config, printerstuurprogramma en scannerstuurprogramma.