Instructions

60
3Op het zuidelijk halfrond
Voor een maximale nauwkeurigheid is de buitensensor zo gekalibreerd dat hij normaal gesproken naar het noorden is
gericht. Installatie/montage op het zuidelijk halfrond van de aarde is echter ook mogelijk. Er moet dan een buitensen-
sor worden geïnstalleerd met de windvaan naar het zuiden gericht. Installeer de buitensensor met de vaan (G) naar
hetzuidengericht.Letopdeinstallatie-aanwijzingen.Volgdezelfdestappenalsbijdenoord-oriëntatie,maarverander
allesnaardezuidoriëntatie.Uvindtdezeinstructiesindeparagraaf"Op het noordelijk halfrond".
Omdeweergavevanhetweerstationtewijzigennaareenlocatieophetzuidelijkhalfrond,volgtudeonderstaande
stappen:
1. Houd in de normale modus de knop WIND (2) gedurende 8 seconden ingedrukt om de sensoruitlijningsmodus
te openen. De uitlijning wordt met behulp van de pijlen van de windrichting in het lcd-display (8) weergegeven.
2. De bovenste pijlen geven aan dat de instelling voor de noord-uitlijning is ingesteld. De buitensensor
moet naar het noorden worden gericht.
3. De onderste pijlen geven aan dat de instelling voor de Zuid-uitlijning is ingesteld. De buitensensor
moet naar het zuiden worden gericht.
4. Druk op de omlaag-knop (21) of op de omhoog-knop (20) om de instelling te wijzigen in het zuidelijk halfrond
of het noordelijk halfrond.
5. Druk op de knop WIND om uw keuze te bevestigen en het menu te verlaten.
Als u de instelling van de hemisfeer wijzigt, wordt de aanduiding van de maanstand op het lcd-display
automatisch gewijzigd. Lees hiervoor hoofdstuk 12 "Aanduidingen en betekenis", paragraaf i) "Maanfasen"
over de symbolen van de maanfasen.
10. Ingebruikname
Neemeerstdebuitensensoringebruikendaarnahetweerstation.
a) Batterijen plaatsen
1Batterijen in de buitensensor plaatsen
Plaats de batterijen in de buitensensor. Het weerstation en de buitensensor moeten zo dicht mogelijk bij
elkaar liggen. Breng de buitensensor en het weerstation indien nodig dicht bij elkaar. Houd het weerstation
altijd uit de buurt van water, dus neem het niet mee naar buiten in regenachtige of natte omstandigheden.
Als de led-indicator (J) niet brandt of continu brandt, controleer dan of de batterijen met de juiste polariteit
zijn geplaatst. Het plaatsen van de batterijen met de verkeerde polariteit kan de buitensensor permanent
beschadigen.