Gebruikershandleiding Extech CG204 Laagdiktemeter
Inleiding Gefeliciteerd met uw aankoop van de Extech CG204 Laagdiktemeter. De CG204 is een draagbare meter ontworpen voor diktemetingen van niet-invasieve lagen. De meter gebruikt twee meetmethodes: magnetische inductie (voor ijzerhoudende substraten) en wervelstroom (voor niet-ijzerhoudende substraten). De meter is eenvoudig te configureren met gebruik van het intuïtief drukknop programmamenu. Vijf (5) filmreferentiemonsters en twee (2) metalen substraten zijn meegeleverd.
Snelle startinstructies De meter inschakelen Druk op de stroomknop om de meter aan te zetten. Het display wordt ingeschakeld. Vervang de batterijen als het display niet wordt ingeschakeld. Metingen Gebruik de meegeleverde filmreferenties en de nulreferentie metalen substraten om de meter te leren gebruiken alvorens deze op een professionele manier aan te wenden.
Programmamenu De meter kan met behulp van eenvoudige drukken op de knoppen in het programmamenu geconfigureerd en gekalibreerd worden. Druk op de MENU knop om het menu te openen en bekijk de menu ‘boom’ hieronder. Het menu gebruikt UP/DOWN, SELECT, BACK, & ESC knoppen voor navigatie en selectie. De standaard fabrieksinstellingen worden vetgedrukt en met een asterisk aangeduid. Elke parameter wordt in detail in een van de volgende hoofdstukken besproken.
STATISTICAL VIEWS (STATISTICHE WEERGAVEN) menu 1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen. 2. Druk op SELECT om STATISTICAL VIEW te kiezen 3. Gebruik de UP and DOWN knoppen om de AVERAGE, MINIMUM, MAXIMUM, NUMBER OF DATA en SDEV (standaardafwijking) waarden voor de opgeslagen metingen te doorlopen. 4. ‘NO DATA’ wordt weergegeven als er geen te analyseren metingen op de meter beschikbaar zijn.
c. Gebruikte sonde Selecteer AUTO, Fe of No Fe onder PROBE USED in het OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. In de AUTO modus, de meter activeert automatisch de sondemeetmethode (ijzerhoudend of niet-ijzerhoudend) naargelang het metalen substraat dat wordt gemeten. Als de sonde op een magnetisch substraat wordt geplaatst, zal de sonde in de magnetische inductiemodus werken. Als de sonde op een niet-ijzerhoudend metaal wordt geplaatst, zal deze in de wervelstroommodus werken.
DELETE (VERWIJDEREN) menu Het DELETE menu laat het verwijderen van de huidige gegevens, alle gegevens en de groepsgegevens toe. De volgende parameters zijn in het DELETE menu beschikbaar: Huidige gegevens verwijderen: Verwijdert de huidige meting en bewerkt de statistieken bij (AVG, MIN, MAX, enz.). Alle gegevens verwijderen: Verwijdert alle metingen en statistische gegevens.
Kalibratie Kalibratietypes De meter is reeds in de fabriek gekalibreerd alvorens deze naar de klant werd verzonden; de klant dient echter een nulkalibratie en een multi-puntkalibratie uit te voeren alvorens een kritieke meting te nemen. De kalibratie-opties worden hieronder weergegeven. Lees de omschrijving van elk type en selecteer deze die het best met een gegeven toepassing overeenkomt. 1. Nulpuntkalibratie: Voor elke meetsessie uitvoeren. 2.
Nulkalibratie 1. Plaats de meter op een niet bekleed gedeelte van het te meten materiaal of op het meegeleverd referentiesubstraat. Gebruik de ijzerhoudende of niet-ijzerhoudende referentie zoals vereist door de meetapplicatie. a. Plaats de sonde op het niet bekleed substraat en bekijk de LCD-metingen. b. Als de metingen stabiel blijken te zijn, haal de meter van het substraat. c. Druk en houd de Zero knop gedurende 2 seconden vast (pieptoon). De nulkalibratie is nu voltooid. 2.
Kalibratie voor gestaalstraalde oppervlakken. De fysieke aard van gestaalstraalde oppervlakken resulteert in hogere dan normale metingen van de laagdikte. De gemiddelde dikte over de pieken kan als volgt worden bepaald: 1. De meter moet conform de kalibratierichtlijnen worden gekalibreerd. Gebruik een glad kalibratiemonster met dezelfde krommingsradius en hetzelfde substraat als het te testen apparaat. 2.
Opmerkingen over statistische analyse De meter berekent statistieken voor maximum 80 metingen (Voor Groep 1 tot Groep 4, maximum 400 metingen kunnen worden opgeslagen). Let op, er kunnen geen metingen worden opgeslagen wanneer de meter zich in de DIRECT modus bevindt. Statistieken op deze metingen kunnen echter nog steeds worden berekend. Als de meter wordt uitgeschakeld of de werkingsmodus wordt (in het programmamenu) gewijzigd worden de statistieken van de DIRECT modus gewist.
PC-interface De meegeleverde USB-poort, USV-aansluitkabel en PC-software laten de gebruiker toe om de meter op de PC aan te sluiten en metingen en statistieken op afstand te bekijken en op te slaan. Zie de softwaregids op de meegeleverde CD-ROM voor meer details. Foutberichten De volgende foutberichten verschijnen op de LCD van de meter als een probleem zich voordoet.
Technische beschrijving Sensorsonde Ijzerhoudend Niet-ijzerhoudend Meetprincipe Magnetische inductie Meetbereik 0~1250μm 0~1250μm 0~49,21mils 0~49,21mils Nauwkeurigheid1 0~850μm: ±(3% + 1μm) 0~850μm: ±(3% + 1.